60 Verslag van de handelingen van den gemeonteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Februari 1920. 9. Agenda no. 10). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot goedkeuring van een wijziging der be grooting van het Stads Ziekenhuis, dienst 1919. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 10. Agenda no. 11). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot herziening van de overeenkomst betref fende de levering van electriciteit door de provincie Friesland aan de gemeente, voor zoover de kolen-clausule betreft. Dit voorstel luidt als volgt Bij besluit van Uwe vergadering van 22 Juli 1919 no. 299R/169 werd goedgevonden, met afwijking van artikel 3 van de overeenkomst d.d. 21 November 1917 betreffende de levering van electriciteit door de provincie Friesland aan deze gemeente, wat de be woordingen der zoogenaamde kolenclausule aangaat, te bepalen, dat voor elke 10 cent, dat de gemiddelde kolenprijs van de door de provinciale centrale te Leeuwarden verstookte kolen hooger mocht zijn dan 10.80 per ton, franco voor den wal der centrale, bij eene gemiddelde stookwaarde van 7200 calorieën per K.G., een toeslag wordt geheven van 0.02 cent per K.W.U. dat, indien de bedrijfsduur van de grootste belasting per boekjaar 1000 uren overschrijdt, bovengenoem de toeslag verminderd wordt in dier voege, dat de toeslag bij een bedrijfsduur van 4000 en meer uren 0.0125 cent per K.W.U. zal bedragen, terwijl de toe slag voor de tusschen 1000 en 4000 uren gelegen waarden van den bedrijfsduur door interpolatie wordt bepaald dat deze bepaling geldt voorloopig van 1 Januari 1919 tot 1 Januari 1920 en geen toepassing vindt in gevallen, waarin voor het gemeentelijk electriciteit- bedrijf geen verhaal van verhoogde kosten mogelijk is. Het motief tot inwilliging van de afwijking der oorspronkelijke bepaling was, zooals in ons betrekkelijk voorstel van 12 Juni 1919 no. 1938/129 is aangegeven, gelegen in de omstandigheid, dat het provinciaal electriciteitsbedrijf bij de hooge kolenprijzen en de belemmeringen, welke de ontwikkeling van het bedrijf door de tijdsomstandigheden ondervond, met groote verliezen moest werken. De Directeur van het provinciaal electriciteitsbedrijf deelt ons bij schrijven van 4 December j.l. no. 19/XX/304 mede, dat de omstandigheden, waaronder het bedrijf geëxploiteerd wordt, ten opzichte van de uitgaven voor steenkolen en de ontwikkeling sedert het vorige jaar niet zijn veranderd en dat dus de redenen, welke de gemeente er toe bracht tot 1 Januari 1920 de boven aangegeven wijziging in de kolenclausule aan te brengen, nog bestaan. Daarom verzoekt hij de gewijzigde bepaling tot wederopzeg- gens toe te willen laten gelden. Daarbij geldt dus als vanzelf het voorbehoud, dat de bepaliDg geen toepassing vindt in gevallen, waarin voor het gemeen telijk eleetriciteitbedrijf geen verhaal van de ver hoogde kosten mogelijk is. Daar wij de boven aangegeven mededeeling van den Directeur als juist erkennen, hebben wij tegen inwilliging van het verzoek geen bezwaar en geven wij U, in overeenstemming met het advies van do Commissie voor de gemeentelijke lichtfabrieken van 8 dezer en onder overlegging van de ter zake betrekkelijke stukken, in overweging te besluiten te bepalen, dat de bij het besluit van 22 Juli 1919 no. 299R/l69, met afwijking van artikel 3 van de met de provincie gesloten overeenkomst van 21 November 1917, betreffende levering van electriciteit door de provincie Friesland aan deze gemeente, ge formuleerde bepaling der kolenclausule zal gelden van 1 Januari 1920 tot wederopzeggens toe, en geen toepassing zal vinden in gevallen, waarin voor het gemeentelijk electriciteitsbedrijf geen verhaal van verhoogde kosten mogelijk is. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 11. (Agenda no. 12). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot intrekking van de verordening betref fende de inkomsten en uitgaven van de centrale keuken, opgenomen in gemeenteblad no. 19 van 1918. Dit voorstel luidt als volgt Bij de gemeentebegrooting voor 1920 is de exploi tatie der centrale keuken niet meer opgevat als een afzonderlijk bedrijf, doch zijn de uitgaven beschouwd als uitgaven voor de gemeente. In verband daarmee werd de betrekkelijke postoverschrijding veranderd en geformuleerd als volgt„Uitgaven voor de cen trale keuken". In verband daarmede moet de verordening naar artikel 1146is der Gemeentewet, betreffende de inkom sten en uitgaven van de centrale keuken, worden ingetrokken. Wij hebben de eer U daartoe thans eon voorstel te doen en U alzoo in overweging te geven te besluiten in te trekken de verordening betreffende de inkom sten en uitgaven van de centrale keuken, opgenomen in het gemeenteblad no. 19 van 1918. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 12. Agenda no. 13). Voorstel van Burgemeester en Wethouders om, onder intrekking van de punten 2 en 3 van het raadsbesluit van 19 Augustus 1919, no. 317"/181 a. met de woningvereeniging Leeuwarden eene ruiling aan te gaan van grond nabij den Harlivgerstraatweg en de Elisabethstraat b. aan te koopen van het St. Jobsleen en de erven J. Q. van der Meg strooken grond achter de Elisabeth straat c. aan het Rijk te verhuren eenige landerijen aan den Harling er straatweg d. hun een crediet voor stratenaanleg daar ter plaatse te verleenen. Dit voorstel luidt als volgt De woningvereeniging Leeuwarden is eigenares van het kadastrale perceel sectie D no. 267, groot ongeveer 33195 M2., gelegen ten westen van de Elisabethstraat en ten noorden grenzende aan het terrein van het tijdelijk Rijksopvoedingsgesticht. Ze wenscht dezen grond te ruilen voor een voor bebou wing gunstiger gelegen terrein en heeft daarvoor het oog laten vallen op gemeentegrond ten zuiden van den Marssumerstraatweg gelegen, een deel van de perceelen sectie D nos. 340, 1022 en en 1023, te zarnon 29230 M2. Zooals U bekend is, is een gedeelte hiervan bestemd voor ambtswoningen bij het Rijks opvoedingsgesticht, doch hiervoor ware evengoed het thans bij de Woningvereeniging in eigendom zijnde terrein te gebruiken, aangezien dit perceel no. 267 grenst aan het perceel no. 259, waarop de eigenlijke gestichtsgebouwen staan. Wij hebben dan ook aan het raadsbesluit van 19 Augustus 1919 no. 317R/181waarbij aan het Rijk Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Februari 1920. 61 werden verhuurd de perceelen sectie D nos. 1024 en 259 geheel en gedeelten van de perceelen nos. 505, 340 en' 1023 (te zamen 80955 M2.), geen uitvoering gegeven, omdat het verzoek om ruil met de Woning vereeniging van boven omschreven gronden opschorting van die uitvoering wenschelijk maakte. De Minister van Justitie, aan wien gevraagd is of terugneming van een deel van het toegezegde gedeelte van perceel no. 340 en het gedeelte van no. 1023, waarvoor in de plaats ware te verhuren een deel van perceel sectie D no. 267, ook bezwaar zou ontmoeten, antwoordt bij brief van 4 December 1919 no. 863, 3e afdeeling B, zich met het nadere voorstel te kunnen vereenigen. Daarbij hebben wij ons op het standpunt geplaatst, dat de nieuwe overeenkomst geen hoogere uitgaven voor het Rijk zal meebrengen dan die naar het oude plan. De minister rekent er op dat zorg gedragen worde voor eene behoorlijke be strating, opdat de te bouwen noodwoningen kunnen worden bereikt. Met dit voor oogen wil het ons college voorkomen en dit is zoowel de meening van de commissie van openbare werken als van den Directeur der ge meentewerken dat tegen eene ruiling van grond met de Woningvereeniging geen bezwaar moet worden gemaakt. Voor den grond, thans aan de gemeente toebehoorende, wil de vereeniging 1.per M2. betalen, terwijl de prijs van den grond achter de Elisabethstraat 1.50 per M2. zou moeten bedragen. De kosten van stratenaanleg, voorzoover deze niet grenzen aan het over te dragen terrein, komen voor rekening van de gemeente en die van den stratenaanleg, voorzoover deze daaraan wel grenzen, zullen voor gezamenlijke rekening komen. Welke zijn nu do gevolgen van de wijziging in de verhuring, met het Rijk aan te gaan In die huur zullen evenals vroeger be grepen worden de perceelen sectie D nos. 1024 en 259 (geheel), samen groot 57170 M2. af voor straataanleg 3433 53737 M2. perceel 505, groot 9750 M2. af voor straataanleg en reed 1128 8622 van perceel 340 (vroeger 12900 M2.) thans 1953 van perceel no. 267, te verkrijgen van de woningvereeniging 16201 (Het perceel 1023 wordt geheel terug genomen.) Samen 80513 M2. Volgens het raadsbesluit van 19 Augustus j.l. zou het Rijk ontvangen hebben 80955 M2., waarvoor het 12,685.69 huur per jaar zou betalen. Naast het bedrag 12,685.62 zou het Rijk dragen 7 °/0 in de kosten van aanleg van een toegangsweg van den Marssumerstraatweg af, zijnde 4,110.40 en voor schadevergoeding wegens het uit de huur nemen van een gedeelte van perceel no. 1023 en van een deel van no. 1022, dat wel niet aan het Rijk verhuurd werd, maar waarover een rijweg gelegd zou worden, behoorende tot de boerderij bij Baensein, 580. in het geheel rond 16,800.en voor het eerste huurjaar f 17,380.— Voor de 80513 M2., welke het Rijk nu zal krijgen, zou de huur naar evenredigheid bedragen ƒ12,616.43. De kosten van straataanleg (zonder trottoir) van den Harlingerstraatweg naar en langs de te bouwen hulpwoningen becijfert de Directeur der gemeente werken op J 65,227.40 Berekend naar 7 °/0 moet dan 4,565.92 aan rente betaald worden. De totale huur zou voor het Rijk dan beloopen 17,182.35 (n.l. f 12,616.43 4,565.92). Evenwel mogen de uitgaven voor het Rijk niet hooger worden dan volgens den oorspronkelijken opzet, waarom wij voorstellen, met het oog op de kleine verschillen, de vroegere bedragen te handhaven. De schadevergoeding wegens huurontrekking, voor zoover deze hooger komt dan 580.en de rente van de kosten van straataanleg, voorzoover loopende boven 4,179.66, komen dus voor rekening van de gemeente. Naast de genoemde straat van den Harlingerstraat weg af naar het zuiden, waarvan de aanleg is ge raamd op 65,227.40, is het noodig eene straat te leggen van de te bouwen hulpwoningen naar den Westersingel. Van deze straat komt de aanleg bij eene breedte van 10.80 M. op 45,440. zoodat in het geheel voor straataanleg noodig is 110,667.40. In de kosten voor den aanleg van laatstgenoemde straat is begrepen de koopsom van een gedeelte van den grond, die daarvoor noodig is, n.l. 330 M2. van het perceel sectie D no. 1010, toebehoorende aan het St. Jobsleen, ad 660.en het perceel sectie B no. 3320, groot 380 M2., toebehoorende aan de erven A. G. van der Meg, ad 380. Neemt men deze van het boven aangegeven bedrag af, dan rest 109,627.40 of rond 109,700.voor zuiveren straataanleg. Voor gemelde sommen kan de gemeente, blijkens overgelegde verklaringen van de belanghebbenden, eigenares van die gronden worden. Onder overlegging van de ter zake betrekkelijke stukken hebben wij de eer aan Uwe Vergadering in overweging te geven, te besluiten A. in te trekken punten 2 en 3 van het raads besluit van 19 Augustus 1919 no. 317R/181 B. met de woningvereeniging „Leeuwarden" te ruilen de gedeelten van de perceelen, kadastraal be kend gemeente Leeuwarden sectie D nos. 340, 1022 en 1023, ter grootte van Hh 29230 M2., tegen het perceel sectie D no. 267 van die vereeniging, groot 33195 M2., als op de teekening I in bruin is aange- gegeven, wordende hierbij gerekend, dat het door de gemeente over te dragen terrein een waarde heeft van 1.per M2. en dat van de Woningvereeniging, hetwelk wordt overgenomen, 1.50 per M2., zoodat de ruil plaats heeft onder toegift door de gemeente van 20,662.50 en met bepaling, dat de kosten van den aanleg van straten, voorzoover deze niet grenzen aan het over te dragen terrein, komen voor rekening van de gemeente en die van den aanleg van straten, voorzoover deze daaraan wel grenzen, voor gezamenlijke rekening C. aan te koopen 1. van het St. Jobsleen alhier: 330 M2. van het perceel, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden sectie D no. 1010, zijnde de noordelijke strook van dat perceel, voorzoover grenzende aan het perceel sectie D no. 4242, ongeveer 45 M. lang en 7.30M. breed, voor 660. 2. van de erven A. G. van der Meij, alhier, het perceel kadastraal bekend gemeente Leeuwarden sectie B no. 3320, groot 380 M2., voor f 380. D. voor den tijd van drie jaren, met twee optie jaren, met ingang van een nader overeen te komen tijdstip in 1919, aan het Rijk der Nederlanden te verhuren in sectie D de kadastrale perceelen nos. 1024 en 259 geheel en 505, 340 en 267 gedeeltelijk en wel zoover op de teekening II met schuine arpeering aangegeven, ter gezamenlijke grootte van 80513 M2., voor eene huursom van ƒ17380.voor het eerste en van 16800.voor de volgende jaren, nemende daarbij de gemeente de verplichting op zich tot aanleg van een rijweg met rioleering op de per ceelen nos. 340, 259, 505, 1009, 1010, 1242, 3640 en

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1920 | | pagina 4