64 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Februari 1920. van de woningvereeniging. Wat het in de toekomst worden zal is de vraag nog, maar als hot terrein der gemeente op 't oogenblik publiek wordt verkocht brengt het terrein meer op dan het terrein dat de woningvereeniging er voor in de plaats geeft. Dat is ook de reden, waarom spreker zich niet met dit voorstel kan vereenigen. Hij zal stemmen voor het voorstel- Tiemersma, spreker wil ook wel ruilen, maar met gesloten beurzen. De Voorzitter kan de woningvereeniging omtrent hare verantwoording tegenover het Rijk gerust stellen, omdat zij in financieelen zin niets met het Rijk te maken heeft. De gemeente moet dat maar tegenover het Rijk klaar spelen, de woningvereeniging is alleen financieels verantwoording schuldig tegenover de gemeente. Omdat de gemeente nu toevallig dat geld heeft gekregen van het Rijk en de woningver eeniging dat nu toevallig weet zou zij verantwoording verschuldigd zijn aan het Rijk Geen kwestie van. De ruiling van grond behoeft zelfs niet verder te gaan dan 't stadhuis, omdat niet de rijksgoedkeuring noodig is voor die ruiling, 't Rijk zou zeggenJe bent verantwoording schuldig voor de gelden tegenover mij, maar moet zelf maar afwerken met de woning vereeniging. Spreker zou thans tot stemming over willen gaan. De beraadslagingen worden gesloten. Onderdeel A wordt met algemeene stemmen aan genomen. De Voorzitter wenscht thans in stemming te brengen onderdeel B van het voorstel van Burgemeester en Wethouders, om te besluiten tot ruiling van grond met bijbetaling van 20,562,50 door de gemeente. De heer Nijhoit vraagt of het amendement van den heer Tiemersma niet verder gaat en dus het eerst iu stemming dient te worden gebracht. De Voorzitter heeft daar lang over zitten denken. Bij nader inzien meent hij, dat eerst maar hot amen- dement-Tiemersma op het voorstel van het college om te ruilen in stemming moet worden gebracht, daar is niets tegen. Er zijn drie voorstellen betreffende de ruiling: een om het te doen geschieden met gesloten beurzen, een ander om de ruiling totstand te doen komen met bijbetaling van ongeveer 6000.door de gemeente en ten derde het voorstel van Burgemeester en Wethouders tot ruiling met bijbetaling van ruim 20.000.— Het amendement-Tiemersma op het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt thans in stemming gebracht en met 12 tegen 6 stemmen aangenomen. Yóór stemmende heeren Schaafsma, Terpstra, Yan der Werff, Tiemersma, Zandstra, Dijkstra, Tulp, Nijholt, Berghuis, De Boer, IJ. de Vries en Jansen. Tegen stemmende heeren Oosterhoff, O. F. de Vries, Yan Weideren baron Rongers, De Vos, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi en de heer Schoondermark. Het amendement van den heer Oosterhoff is hier mede vervallen. Met algemeene stemmen wordt achtereenvolgens besloten overeenkomstig de punten B, gewijzigd over eenkomstig het amendement-Tiemersma, C, D en E van het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 13. {Agenda no. 14). Voorstel van Burgemeester en Wethouders naar aanleiding van door Gedeputeerde Staten gemaakte, opmerkingen omtrent de hij raads besluiten van 23 September en 11 November 1919 vast gestelde salarisverordening voor het lager onderwijs bijlagen nos. 34 en 41 van 1919 en 5 van 1920). De beraadslagingen worden geopend. De heer Ij. da Vries zegt, dat hier iets in dit voorstel staat, waar hij natuurlijk niet in mee kan gaan. Spreker vindt dat niets geen wonder; een con servatief christelijk-historische is nu oenmaal nog niet zoo democratisch. Voor spreker zit er een groote waarheid in de zinsnede in de toelichting van Burgemeester en Wethouders „dat ook een ongehuwde onderwijzeres in de omstandigheid van zwangerschap kan geraken" het is niet to ontkennen, dat dit gebeuren kan. Maar nu de verdere consequenties waar men voor komt te staan, 't Is voor spreker thans hier niet de plaats om daarover te spreken, doch namens de ge- heele rechterzijde kan hij wel verklaren, dat deze niet met het voorstel kan meegaan. Als dat voorstel wordt aangenomen, zijn andere gevolgen, dat men al die papiertjes van goed zedelijk gedrag wel kan door halen; die zijn dan niet meer noodig. Er zal nog meer uit volgenwanneer zoo'n onderwijzeres in deze omstandigheden geraakt, zou men ze moeten hand haven, het eene volgt uit het andere. En dan zal spreker, als conservatief christelijk-historische, niet in deze lijn meegaan. Spreker verzoekt dan ook stemming. Hij staat in zijn meening niet alleen hij weet dat ook Gedeputeerde Staten op dit staudpunt staan en de schoolopziener eveneens. Bevordert men, wat het voorstel wil, dan gooit men een van de grondpilaron der maatschappij onderstboven. De heiligheid van het huwelijk is een van die dingen, die men in stand moet houden. Als van officieele lichamen deze stelling wordt ondermijnd, moet men ook in de toekomst de consequenties daarvan aanvaarden en dan komt Leiden in last. Spreker heeft or niets tegen dat de kinderen, die op deze manier worden geboren, worden ondersteund. Als de betrokkenen zich vergeten hebben, heeft spreker hot niet tegen de onschuldigen, de kinderen, maar de schuldigen moeten er de financieele gevolgen dan maar van dragen, zoowel de verwekker, als het meisje dat zich vergeten heeft. De heer De Bosr begrijpt de bezwaren van den heer IJ. de Vries absoluut niet. Do Raad heeft dit punt ook reeds behandeld in de vergadering van 11 November 1919. Spreker heeft er toen de aandacht op gevestigd dat aan het voorstel van Burgemeester en Wethouders, betreffende deze clausule, dezelfde consequenties vast zaten als aan sprekers voorstel. Do heer Do Vries heeft toen, dus in volle bewustzijn, voor het voorstel van het college gestemd. Daarom begrijpt spreker niet dat de heer Do Vries nu met bezwaren komt. Spreker zou daaruit moeten constateeren dat de heer De Vries zich de te nemen maatregelen laat voor schrijven door Gedeputeerde Staten en redeneertals Gedeputeerde Staten het niet geoorloofd achten is het ook voor mij niet geoorloofd. Was het dan de vorige vergadering wel geoorloofd Het voorstel van Burge meester en Wethouders is toen zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De heer !i. da Vries zegt, dat wanneer De Boer uit het geheugen citeert, spreker er op wil wijzen, dat zoovaak dit voorstel aan de orde is geweest, hij Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Februari 1920. 65 bij dit punt zijn opmerkingen heeft gemaakt. Hij heeft geen stemming gevraagd, maar toch wel degelijk zijn opmerkingen gemaakt. De heer De Boer citeert uit 't geheugen maar spreker beweert dan, dat hij mis is. Het moet toch bekend zijn, dat dit punt met sprekers politiek inzicht en zijn begrip over zedelijkheid en de heiligheid van het huwelijk niet is overeen te brengen. De menschen moeten zelf weten wat ze doen, maar zij moeten daar dan ook de financieele gevolgen maar van dragen en deze niet op het al gemeen kunnen noch willen afwentelen. De heer Gosterhoff gevoelt in beginsel heel veel voor het denkbeeld van den heer IJ. de Vries, doch zou alleen zijn stem daaraan kunnen geven, als dit denkbeeld aanmerkelijk werd uitgebreid. Doet men dat niet, dan komt men voor een ontzettende on billijkheid te staan, omdat het denkbeeld dan feitelijk, zonder het te willen, leidt tot aanvaarding van de dubbele moraal. Als men zou wenschen wat de heer De Vries wil, dat zou men eigenlijk moeten bepalen, dat de onderwijzer die ziek wordt door eigen schuld, niet van het ziekengeld mag profiteeren. En zooals het nu zou worden vastgesteld bij de ziekenverordening zou het vrouwelijk personeel wel maar het manlijk personeel niet buiten de gunstige bepalen vallen. Spreker acht het denkbeeld van den heer De Vries, uitgebreid zooals spreker zich denkt, in de practijk echter absoluut onmogelijk. Hij zal daarom zijn stem aan het voorstel van Burgemeester en Wethouders geven. De heer Jansen zegt dat de heer De Vries namens de geheele rechterzijde heeft gesproken, maar spreker wil den heer De Vries opmerken, dat aanstonds bij de stemming over de verschillende punten van dit voorstel zal blijken, dat spreker het niet zoozeer met den heer De Vries eens is. 't Gebeurt wel vaker dat deze het niet met spreker eens is, doch de oorzaak is hier, dat ook spreker van meening is, dat men niet de dubbele moraal moet toepassen. Dan moet men j geen onderscheid maken en dan zou spreker wel eens willen hooren hoe do heer De Vries zijn denkbeeld wonscht toe te passen. De heer De Boer hoort, dat de heer De Vries ontkent, dat hij zijn stem heeft verleend aan het voorstel van het college en dat er iets dergelijks ter sprake is gebracht door spreker als hij zoo pas naar voren heeft gebracht. Spreker zal dan echter uit het betrekkelijk officieel verslag citeeren wat door hem is gezegd „De heer De Vries heeft in zeer welwillende be woordingen over spreker zich geuit. Hij sprak van „hokpremie. en treurigen moed. Alsof spreker een „onzedelijk voorstel zou hebben gedaan. Spreker wijst „er op, dat Burgemeester en Wethouders in hun „voorstel eveneens onderscheid maken tusschen het „gehuwd zijn of ongehuwd zijn der onderwijzeres. „Ook de ongehuwde valt onder de bepalingen van „'t ziekteverlof, daar ontkomt de heer De Vries niet aan". Sprekers voorstel is toen in die vergadering met 12 tegen 10 stemmen verworpentot de tegenstemmers behoorde ook de heer De Vries. Daarna is het voorstel van Burgemeester en Wethouders in stemming ge bracht en dit is toen met algemeene stemmen aan genomen. De heer De Vries kan dus nu wel mot heel veel bezwaren komen, maar in de vergadering van 11 November van 't vorige jaar heeft hij zijn goed keuring aan 't zelfde voorstel verleend, daar ontkomt hij niet aan. Dan zou spreker nog verder willen gaan dan de heer Oosterhoff. Deze brengt de kwestie van de dubbele moraal ter sprake en spreker is dat met hem eens, doch zoekt het in een andere richting. Als een ongehuwde onderwijzeres zwanger geraakt, kan zich het geval voordoen, dat ook de vader in gemeentedienst is en wanneer nu het voorstel van den heer De Vries wordt aangenomen, dan zal alleen de moeder gestraft worden, maar de vader blijft ongestraft rondloopen. Terwijl het dan toch in sommige gevallen niet ver keerd zou zijn, ook deze de financieele gevolgen te laten dragen van zijn daad. Het is dus een feit dat het denkbeeld van den heer De Vries zeer dubbelhartig is de eerste wordt gestraft, de ander blijft ongestraft. De heer De Vos kan niet met het gesprokene door den heer De Vries meegaan, maar wil er den heer De Boer toch attent op maken, dat deze zich niet er op mag beroepen, dat het voorstel van Burgemeester en Wethouders toen met algemeene stemmen is aan genomen. Het gebeurt meermalen dat men tegen een zaak zijnde, daarin alleen blijft staan en dan geen stemming verzoekt, maar dan is dat eigenlijk meer een welwillendheid tegenover den Voorzitter, opdat die niet meer al die namen behoeft op te noemen. De heer De Vries heeft zich toen zeer zeker tegen het voorstel verzet, daarom mag de heer De Boer zich niet op de stemming beroepen. Dan zou men altijd verplicht zijn, ook als men alleen blijft staan, toch stemming te verzoeken, 't Is dus niet juist op gemerkt, dat 't voorstel met algemeene stemmen is aangenomende heer de Vries heeft er zich wel degelijk altijd tegen verzet. De heer Ds Boer vraagt het woord. De Voorzitter vraagt de beslissing van de Raad of den heer De Boer nogmaals het woord zal worden gegeven. De Raad staat dit toe. De heer De Boer constateert, dat de opmerking van den heer De Vos hier niet opgaat. En wel, omdat de heer De Vries in zijn toen gehouden rede geen enkel woord heeft gewijd aan het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Wat overigens de opmerking van den heer De Vos betreft, meent spreker, dat wanneer in den Raad vraagstukken van principieele beteekenis aan de orde worden gesteld, men als tegenstander aanteekening in de notulen dient te verzoeken, dat men geacht wil zijn tegen te stemmen of anders stemming vragen. Wanneer principieele dingen aan de orde komen en spreker zal als tegenstander alleen staan, dan zal hij toch stemming vragen. De mededeelingen van den heer De Vries in de bewuste vergadering waren toen echter enkel een uiting tegen sprekers voorstel, waarom de verdediging van den heer De Vos hier niet opgaat. De heer IJ. de Vries zegt dat de heer De Boer er van alles bij haalt. We hebben hier alleen de kwestie van de ongehuwde onderwijzeres die zwanger wordt; een man kan nu eenmaal niet zwanger worden, 't gaat dus niet over de ambtenaren. Doch spreker kan den heer De Boer wel verzekeren, dat wanneer een van de gemeente-ambtenaren verwekker zou zijn van zoo'n kind, spreker hem de vraag zou willen stollen trouwen of anders er uitZoo iemand kan wel amb tenaar blijven, maar dan moet hij een zedelijk leven leiden, doch wanneer hij kinderen verwekt moet hij daar zelf maar voor zorgen ook. De gemeenschap mag daar geen belasting voor betalen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1920 | | pagina 6