66 Verslag van. de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Februari 1920. Spreker en partijgenooten willen dit niet alleen, omdat zij het wenschelijk achten voor de maatschappij, maar ook op grond van den bijbel, die zegt, dat echtbreuk ongeoorloofd is. De heer De Boer,,'t Is geen echtbreuk". De heer Schaafsma (wethouder)„Vrij huwelijk De heer IJ. de Vries vervolgt dat een bepaling als hier wordt voorgesteld, het vrije huwelijk bevordert. Wanneer een ongehuwde onderwijzeres zwanger wordt en men geeft haar ziekteverlof, acht spreker dit ook een onvoorzichtige maatregel, omdat men dan geen andere maatregelen meer kan treften tegen de betrokkene. En wanneer men het eenmaal geeft met behoud van loon moet men het een tweede of derde maal ook doen. De beraadslagingen worden gesloten. De Voorzitter vraagt of men stemming wenscht over onderdeel A van het voorstel. De heer IJ. da Vrias „Ja." De Voorzitter „Wenscht de heer Do Vries werkelijk stemming over onderdeel A Hij zal zeker B bedoelen. Onder A vallen de belooningen voor diploma's voor handenarbeid en voor plaatsvervangend hoofd. Wenscht de heer De Vries daar stemming over De heer IJ. de Vries wenscht daarover geen stemming. Onderdeel A van het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met algemeene stemmen aan genomen. Onderdeel B van het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met 16 tegen 2 stemmen aangenomen. Voor stemmendo heeren Schaafsma, Oosterhoff, Terpstra, Tiemersma, Zandstra, Dijkstra, O. F. de Vries, Tulp, Nijholt, Van Weideren baron Rengers, De Vos, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Berg huis, De Boer, Schoondermark en Jansen. Tegen stemmende heeren Van der Werff en IJ. de Vries. 14. (Agenda no. 15). Rapport der Reclame-commissie omtrent bezwaarschriften tegen aanslagen in de plaatse lijke directe balasting naar het inkomen, dienst 1919. Ter behandeling van dit punt wordt in geheime zitting overgegaan. Na heropening der openbare vergadering wordt aan de orde gesteld 15. (Agenda no. 16). Voortzetting der behandeling van het voorstel van Burgemeester en Wethouders tot oprichting van een Buitengewone School voor Lager On- derwijs (achterlijke kinderen), met de daarop ingediende amendementen en het nader voorstel van Burgemeester en Wethouders, (bijlagen nos. 28, 36, 44 en 48 van 1919). De beraadslagingen worden geopend. De heer Schoondermark (wethouder) zou den Raad willen voorstellen, dat punt aan te houden, wijl een van de heeren, van wien een amendement is inge komen, afwezig is en het de gewoonte hier in den Raad is geworden om in die omstandigheden de zaak aan te houden. De heer IJ. de Vries „Als dat de reden is, dat de heer Dijstra afwezig is, dan kan de behandeling wel doorgaan. De zaak is al zoo dikwijls aangehouden, dat het wenschelijk is, dat ze nu eens wordt be handeld". Do heer Jansen wou vragen of de heer De Vries spreekt namens den heer Dijstra. Anders kan spreker daar niet in meegaan. De heer Tulp kan zich geheel met het voorstel van den wethouder vereenigen, maar dan dient het punt de volgende vergadering eens op no. 1 geplaatst te worden, opdat het toch eens behandeld wordt. De heer IJ. de Vries kan meedeelen, dat de hoer Dijstra hem heeft meegedeeld, dat mocht hij ver hinderd zijn om op deze vergadering tegenwoordig te zijn, bij kan verklaren dat het nieuwe voorstel van Burgemeester en Wethouders geheel in zijn lijn ligt, zoodat het gerust kan worden afgehandeld. Spreker meent, dat het de vraag ook nog is, of de heer Dijstra de volgende vergadering wel tegenwoordig zal zijn. Spreker heeft geen bezwaar dat het punt thans wordt afgehandeld. De heer Dijkstra meent, dat de zaak na de toe lichting van den heer De Vries wel afgehandeld kan worden. De Voorzitter wil het voorstel tot uitstel in stem ming brengen. De hoer Zandstra„Waar het punt al meer dan eens is aangehouden, zijn wij verplicht tegenover ons medelid, die ook een amendement heeft ingediend, om het niet te behandelen. Den vorigen koer is het niet behandeld omdat wij er niet waren, nu is de heer Dijstra afwezig. Ik ben er voor dat het voorstel- Schoondermark niet in stemming wordt gebracht, maar dat we het punt zoo uitstellen". De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van den heer Schoondermark en punt 15 dus aangehouden. IV. De Voorzitter doet mededeeling, dat van den hoer De Boer het verzoek is ingekomen om de volgende vragen te mogen stellen „Welke is de reden dat in de gemeente Leeuwarden „nog met de schoolvoeding en kleeding geen aanvang „is gemaakt „Zoo Burgemeester en Wethouders meenen, dat „schoolvoeding niet noodig is, dan den Raad de „gronden mede te deelen en de gegevens over te „leggen, waarop deze meening berust." Spreker stelt voor den heer De Boer het gevraagde verlof te verleenen. Dienovereenkomstig wordt besloten. De interpellatie wordt geopend. De heer Schoondermark (wethouder) zou Burge meester en Wethouders dus in overweging willen geven geven, deze vragen over 14 dagen te beant woorden. Dan kan het college eerst onderzoeken. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Februari 1920. 67 Spreker kan den heer De Boer nu reeds mededeelen, dat hij in een opzicht abuis is met schoolkleeding is wel degelijk een aanvang gemaakt. Spreker zal de commissie rapport er over vragen, dan kunnen Burgemeester en Wethouders de volgende vergadering beter inlichten. De heer De Boer geeft te kennen, dat dit antwoord van den wethouder hem niet erg bevredigt. Dat de schoolkleeding reeds is begonnen wil spreker graag toegeven, doch de formuleering van des wethouders antwoord is niet erg gelukkig. Omdat vast staat, dat er met schoolvoeding nog geen begin is gemaaakt, moet daar dus een reden voor zijn, die den wethouder wel bekend is. Spreker zou nu graag een antwoord op zijn vraag hebben en hij wil niet graag, dat men nu nog eens gaat onder zoeken, waarom er niet begonnen is. Het „waarom niet" kan de wethouder nu wel beantwoorden. De heer Schoondermark (wethouder) zegt dat de heer De Boer nu wel kan aandringen en sprekers antwoord hem bevredigen of niet, maar Burgemeester en Wethouders zijn niet verplicht op een vraag van een der raadsleden direct te antwoorden zij hebben vol komen het recht om daarop over 14 dagen te antwoorden. Spreker heeft alleen gezegd, dat de heer Do Boer mot een gedeelte eeningszins abuis heeft en daarover zal spreker rapport vragen, over wat gebeurd is, maar geen rapport over wat niet gebeurd is. Zooals spreker al heeft medegedeeld, is met schoolkleeding een aanvang gemaakter heeft reeds een groote uitdeeling plaats gehad, 400 kinderen zijn reeds van kleeding voorzien. Dat was den heer De Boer blijkbaar onbekend. Op het andere zal spreker over 14 dagen antwoorden. De heer De Boer „Dat antwoord is wat anders dan in den aanvang". De heer Schoondermark (wethouder). „Neen!" De heer De Boer „JaDat het college niet ver plicht is, om direct te antwoorden, dat bestrijdt spreker niet. Maar de wethouder heeft wèl een antwoord ge geven en dat antwoord acht spreker niet bevredigend. Zooals de wethouder het in tweede instantie heeft gezegd krijgt zijn antwoord wel een anderen zin, maar deze deeling gaat toch niet op. De interpellatie wordt gesloten. Y. De Voorzitter doet nog mededeeling dat de heer IJ. de Vries heeft verzocht een vraag te mogen stellen. Spreker stelt voor het gevraagde verlof te verleenen. Dienovereenkomstig wordt besloten. De interpellatie wordt geopend. De heer IJ. de Vries deelt mede, dat door een van de leden van den Raad een schrijven van het bestuur der Coöperatieve Woning-Yereeniging is ontvangen, waarin wordt medegedeeld, dat op 23 Augustus 1919 door dit bestuur bij Burgemeester en Wethouders de stukken zijn ingediend tot het bouwen van woningen en dat het 3 maanden later bericht kreeg, dat het toegezegde terrein door verleende erfpacht niet was te verkrijgen. Het bestuur heeft zich toen in ver binding gesteld met den directeur der gemeentewerken en 2 dagen later was alles omgewerkt; op 17 No vember kreeg 't het bericht en op 19 November was het omgewerkte plan opnieuw bij Burgemeester en Wethouders ingediend. Tot nu toe heeft men er echter nog niets vorder van gehoord het bestuur zou graag, ook met het oog op de subsidie, de zaak spoedig in orde willen hebben. De Voorzitter meent dat het college omtrent deze zaak in de volgende vergadering rapport kan uit brengen met de data er bij. Het advies van 23 Augustus is echter door de ver- eeniging ingetrokken en ze heeft later een nieuw verzoek ingediend. Bij de woningkwestie gaat het college echter in het openbaar te werk en men behoeft heusch niet bang te zijn dat de kwestie van coöperatieven woningbouw Burgemeester en Wet houders uit het geheugen gaat, omdat men er hier in Leeuwarden dagelijks wel voor zorgt, dat de zaak warm blijft. De heer Da Vos merkt op, dat deze zaak bij de begrooting ook door hem is ter sprake gebracht en dat wethouder O. de Vries toen een zeer bevredigend antwoord heeft gegeven. Spreker begrijpt de vraag van den heer IJ. de Vries dan ook niet. De Voorzitter„Misschien kan het antwoord, dat bij de begrooting werd gegeven, dan worden over gelegd". De interpellatie wordt gesloten. Niets meer te behandelen zijnde wordt de verga dering door den Voorzitter gesloten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1920 | | pagina 7