86 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Februari 1920.
hoord. Daarom vraagt hij nogmaalswaarom is niet
schoolvoeding verschaft aan kinderen van scholen,
waar ze het wel noodig hebben? Er worden nu drie
weegschalen aangeschaft voor het onderzoek, die zullen
wel noodig zijn, maar spreker veronderstelt dat de
arme kinderen der lagere scholen, die behoefte aan
voedsel hebben, van die drie weegschalen niet vet
zullen worden.
De heer Schoondermark (wethouder) vindt dat de
heer De Boer een eigenaardige manier van debatteeren
heeft. Hij heeft de brutaliteit uitdrukkingen te bezigen
die hij niet kan verantwoorden. De heer De Boer zegt
daar dat door Burgemeester en Wethouders niets is
gedaan, hij permitteert zich die uitdrukking, terwijl
Burgemeester en Wethouders pas bij monde van den Wet-
houder van Onderwijs hebben medegedeeld wat er ivèl is
gedaan. De uitdeeling van kousen en sokken beloopt
een bedrag van 2000. terwijl, behalve dit bedrag,
nog een som van 1000.is besteed aan de uitdeeling
van klompen. Op de begrooting staat maar/1000.
dit is alleen besteed aan klompen en daarboven is
dus 2000.voor kousen en sokken uitgegeven.
Eu nu zegt de heer De Boer in een openbare ver
gadering dat er niets is gebeurd spreker zou graag
willen, dat de heer De Boer dergelijke uitdrukkingen
niet meer bezigde. Dat er niet is gebeurd, zooals de
heer De Boer het graag heeft, dat is iets anders,
maar Burgemeester en Wethouders hebben gedaan
zooveel als zij mochten doen.
Yoor het verstrekken van voedsel, zooals de heer
De Boer bedoelt, was heelemaal geen reden.
Dan had de heer De Boer ten opzichte van
kindervoeding maar met een voorstel moeten komen
bij de begrooting, zooals dit in 1917 en 1918 is
verstrekt. Dit is echter niet gebeurd en derhalve
hebben Burgemeester en Wethouders zich met be
trekking tot de voedselverstrekking gehouden aan
art. 35 der Leerplichtwet. Bij algemeenen maatregel
van bestuur is ook nog eens bekend gemaakt dat
schoolvoeding en -kleeding alleen verstrekt kan wor
den aan kinderen uit hoofde dat zij door gebrek aan
voeding en kleeding niet of niet trouw ter school
kunnen komen of wanneer verwacht wordt, dat zij
deze niet blijven bezoeken. En daarvoor was geen
voedsel noodig.
Maar wat Burgemeester en Wethouders bovendien
hebben gedaan, is het onderzoek door den schoolarts,
juist met hot oog er op dat uit dat onderzoek kan
blijken, dat schoolvoeding noodig is. Daarvoor is dat
onderzoek. Do heer De Boer moet dus niet zeggen,
dat er niets is gedaan. Het college heeft gedaan wat
de Baad gewild heeft, het heeft wel degelijk bewezen,
dat het naar aanleiding daarvan heeft gehandeld. Er
is o.a. bij de behandeling der begrooting door den
heer Dijkstra ernstig op gewezen, dat Burgemeester
en Wethouders vooral niet uit het oog zouden verliezen
de kleeding der kinderen. Die woorden zijn tot
Burgemeester en Wethouders doorgedrongendaarom
is voor kleeding 2000.besteed, die niet eens op
de begrooting staan en waarvoor dus nog een crediet
gevraagd moet worden. Wanneer de heer De Boer
zijn doel had willen bereiken, had hij dit op een
andere manier moeten doen. Hij zegt, dat hij dit niet
heeft gevraagd aan Burgemeester en Wethouders,
maar spreker zegt, dat het antwoord van den Wet
houder van Onderwijs voldoende is. Spreker begrijpt
maar al te goed welken weg de heer De Boer op
wou. Als de heer De Boer recht voor zijn principe
was uitgekomen en dat is bij de begrooting niet
gebeurd dan had hij bepleit dat de kinderen
gevoed zullen worden, niet voor getrouw schoolbezoek,
maar om met meer vrucht het onderwijs te kunnen
volgen.
De heer Zandstra merkt naar aanleiding van de
woorden van wethouder Schoondermark op dat, hoewel
de sociaal-democraten bij de behandeling der begrooting
geen posietief voorstel hebben gedaan, toch wel
zooveel over de kwestie is gesproken, dat wel duide
lijk was, welke richting men op wilde. De som op de
begrooting was veel te laag uitgetrokken en toen
heeft spreker voorgesteld om Burgemeester en Wet
houders een blanco crediet te verleenen, opdat er
ruimschoots in schoolvoeding en -kleeding kon worden
voorzien. Daar maakten toen Burgemeester en Wet
houders bezwaar tegen of zij achtten dit minder oordeel
kundig, maar bij monde van den Wethouder van
Financiën werden spreker en partijgenooten toen
gerust gesteld door toezegging, dat in schoolvoeding
ruimschoots zou worden voorzien. Sprekers fractie
heeft toen natuurlijk niet meer met alle kracht op
sprekers voorstel aangedrongen, waar men verwachtte
dat de zaak nu in goede handen was dat dus, waar
dit compromis gesloten was, wel ruim in schoolvoe
ding zou worden voorzien. Doch nu is daar hoege
naamd geen gevolg aan gegeven, wel is er kleeding
in den vorm van kousen, sokken en klompen verstrekt,
maar geen voeding.
Spreker heeft bij de begrooting gezegd, dat het
gelukkig was dat de winter niet zoo streng was als
hij zich in 't laatst van November liet aanzien en nu
zijn we weer gelukkig dat de winter zoo zacht is
geweest. Maar de feiten hadden ook anders kunnen
zijn en dan is men niet verantwoord, dat eerst in
Februari met een onderzoek wordt begonnen, maar
dit had minstens in Januari of December moeten zijn.
De heer Schoondermark (wethouder) zegt dat de
heer Zandstra dezelfde fout maakt als de heer De
Boerdat blijkt daaruit dat zij geen goed onderscheid
maken tusschen kindervoeding en schoolvoeding. De
schoolvoeding wordt verstrekt naar aanleiding van
art. 35 der Leerplichtwet en de kindervoeding is iets,
wat buiten de school staat. Als de heer Zandstra dat
indertijd bedoelde, had hij duidelijker moeten wezen.
De Wethouder van Financiën heeft toen duidelijk
gezegd, dat het bedrag, wat de schoolvoeding betreft,
niet te taxeeren is en van kindervoeding ook niet.
Kindervoeding is echter in 1917 en 1918 wel degelijk
geschied, maar naar aanleiding van een afzonderlijk
raadsbesluit, den eersten keer is daarvoor besteed
12,000.en dèn anderen keer 10,000.Als de
heer Zandstra echter wil nagaan hoe deze post van
1000.op de begrooting komt, zal hij zien, dat
deze er op staat naar aanleiding van een raadsbesluit
van 1890 en dit naar aanleiding van art. 35 der
Leerplichtwet. Want daar loopt het nu over. Als de
heer Zandstra wil, wat blijkt kindervoeding te zijn,
dan moet hij of de heer De Boer daaromtrent een
voorstel indienen, dat is dan geen schoolvoeding maar
kindervoeding, waar spreker zich een tegenstander
van verklaart.
De heer Zandstra vindt de zaak door den wethouder
heel aardig voorgesteld, maar spreker zegt, dat het
hem bekend was, dat art. 35 der Leerplichtwet alleen
betrekking had op schoolvoeding en dat hierbij geen
kindervoeding is bedoeld. Doch waar wij, aldus spreker,
meer dan eens, vele jaren achtereen voor hetzelfde
onderwerp hebben gestreden en ons beginsel ook
afgescheiden daarvan hebben vastgelegd, achtten wij
het niet noodig om nog breedvoerig over de letter
van art. 35 te discusseeren. We hebben steeds ridder
lijk verklaard dat het ons niet kon schelen of art. 35
of wel een ander artikel werd toegepast, als er maar
schoolvoeding is. Wij strijden daarvoor en het stand
punt waarop we ons steeds hebben geplaatst, is bij
den Baad en bij Burgemeester en Wethouders wel
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Februari 1920. 87
bekend. Waar dan ook schoolvoeding werd voorgesteld,
was het de bedoeling om in den ruimsten zin kinder
voeding te verkrijgen.
De heer De Boer zegt dat het begin van het
antwoord van wethouder Schoondermark niet zoo erg
vriendelijk voor hem was. Dat behoeft trouwens ook
nietspreker stelt er volstrekt geen prijs op om door
den Wethouder van Onderwijs vriendelijk behandeld
te worden.
De wethouder zegt, dat spreker de brutaliteit heeft
uitdrukkingen te bezigen die hij niet kan verantwoor
den. Mocht spreker brutaal wezen, de wethouder van
onderwijs zou in deze stellig den wedstrijd winnen,
wanneer we ons in brutaliteit met elkaar gingen
meten en de wethouder mocht willen dat hij zoo vaak
kon verantwoorden wat hij gezegd heeft als dat met
spreker het geval is.
Dan is er door den Wethouder van Onderwijs een
zeer handige onderscheiding gemaakt tusschen school
voeding en kindervoeding. Spreker gaat op die onder
scheiding niet in, hij denkt dat de Wethouder van
Onderwijs even goed weet als spreker waarover is
gesproken bij de begrooting en waaromtrent toezeg
ging is gedaan, een toezegging, die door Burgemeester
en Wethouders niet in vervulling is gebracht. Om
de bepaling in art. 35 der Leerplichtwet ging het
niet, het kan door den Wethouder van Onderwijs niet
worden ontkend, dat de debatten niet daarover hebben
geloopen.
Nu door den Wethouder van Onderwijs de zaak
echter toch in deze richting is geleid en hij art. 35
er bij haalt, wil spreker eenige gegevens overleggen,
die hij van de scholen uit de gemeente heeft ontvangen
en waaruit blijkt, dat ook aan verschillende scholen
do voorziening van voedsel volgens de enge interpre
tatie van art. 35 der Leerplichtwet wel noodig is
geweest. En dan wil hij nogmaals zijn vraag herhalen
waarom is er geen voeding verstrekt
Aan school 8 blijkt 6 °/0 van over het geheele jaar
genomen totaal aantal verzuimen het gevolg te zijn
van armoede.
Aan school 10 bedraagt het aantal schooltijden,
verzuimd ten gevolge van armoede, 310.
Aan een andere school zijn door één leerling 30
schooltijden verzuimd, omdat hij niet voldoende ge
kleed en gevoed naar school kon komen.
Weer aan een andere school hadden eenige kinderen
geen mantel of overjas of slechts een lichte zomerjas
en verder geen voldoende kleeding, zoodat ze niet
voldoende van het onderwijs konden profiteeren.
Dan wordt door de meeste onderwijzers verklaard, dat
inhun klas slechts een 3-tal kinderen voor kleeding in aan
merking kwamen, terwijl de behoefte veel grooter was
dan de aanwezige materialen. Door andore onderwijzers
wordt weer verklaard, dat sommige kinderen zoodanig
ondervoed zijn, dat zij het onderwijs niet kunnen volgen.
De wethouder van Onderwijs kan dit alles weten
hij heeft dezelfde materialen gekregen.
Daarnaast wil spreker nog even het werk van den
schoolarts behandelen, het onderzoek door dr. De
Vries ingesteld. Dit onderzoek is op een zeer eigen
aardige wijze in elkaar gezet. Spreker weet niet, of
dit gehouden is in verband met de vragen die de
hoofden van scholen op de schoolvergadering deden
behandelen of dat het alleen maar is geschied op
bevel van den wethouder van Onderwijs. Dr. De Vries
hoeft aan de onderwijzers gevraagd Hoeveel onder
voede kinderen hebt U in Uw klas Waarop het
antwoord luidde: Dat kunnen wij niet beoordeelen, daar
moet men medicus voor wezen. Toen heeft dr. De Vries
tegen die onderwijzers gezegd: Ja, maar de Bond van
Nederlandsche Onderwijzers schrijft deze actie uit, die
zegter moet schoolvoeding en -kleeding worden
gegeven, dus U moet maar antwoorden op de verschil
lende vragen. Als spreker zoo'n onderwijzer was ge
weest, dan zou hij gezegd hebbenAls U wat van
den Bond van Nederlandsche Onderwijzers wilt weten,
dan moet U daarvoor niet in de school komen maar
naar het bestuur gaan.
Dit onderzoek is op een zoo eigenaardige manier
in elkaar gezet, dat spreker er gaarne nadere in
lichtingen over zou hebben wat hiervan de reden is
en op welken grondslag dat onderzoek is opgezet.
Aan de uitnoodiging van den Wethouder van Onder
wijs om niet voor schoolvoeding maar voor kinder
voeding en kinderkleeding nog een voorstel in te
dienen, behoeft spreker geen gevolg meer te geven,
omdat daarover reeds alles is besproken en beslist
geworden. En daarom wil hij nogmaals vragen Wat
is de reden geweest dat er geen kindervoeding is
verschaft en wat is de reden dat dr. De Vries op
zoo'n eigenaardige manier een onderzoek heeft inge
steld op de lagere scholen Is dit gedaan op last
van den Wethouder van Onderwijs of op last van het
college van Burgemeester en Wethouders?
De heer Tulp weet niet of hij den heer De Boer goed
begrepen heeft, maar deze spreekt van een hoop ge
vallen van ondervoeding en van ondervoede kinderen die
niet op school kunnen komen, volgens de onderwijzers,
terwijl, wanneer dr. De Vries komt en het den onder
wijzers vraagt, zij zeggen dit niet te kunnen beoor
deelen. Dat klopt toch niet met elkaar
En dan, de Wethouder van Onderwijs deugt niet,
dr. De Vries deugt niet, alleen de onderwijzers deugen
wel, wat zij zeggen is waar en al het andere wordt
in twijfel getrokken. Spreker meent dat de heer De
Boer sterk eenzijdig is door aldus op alles af te geven.
De Voorzitter zegt, dat hier een gruwelijk misver
stand is tusschen kindervoeding en schoolvoeding.
Spreker wil er even aan herinneren, dat de betrek
kelijke begrootingspost alleen doelt op schoolvoeding,
er staat echter geen cent voor kindervoeding op de
begrooting. Men heeft die twee zaken nu door elkaar
gehaspeld en spreker vermoedt, dat diezelfde verwar
ring ook bij den betrekkelijken begrootingspost be
staan heeftmen heeft bedoeld kindervoeding, doch
het was schoolvoeding. Over kindervoeding is echter
zijn inziens nooit een principieele vraag gesteld of
een antwoord gegeven er is nooit gevraagd of be
slist zal in deze gemeente kindervoeding zijn Die
twee zaken geven echter een geweldige verwarring.
Spreker kan dit wel zoggen, dat de kindervoeding
geheel apart staat, de schoolvoeding staat daarnaast
en daarvoor is een post op de begrooting gebracht.
Voor kindervoeding staat echter niets op de begroo
ting. 't Zal juist eerst de principieele vraag zijn of
de kindervoeding moet worden gegeven in centrale
gebouwen of in de school en daar is nog nooit een
principieel antwoord op gegeven dat zal dan eerst
moeten gebeuren. De kindervoeding heeft eigenlijk
met de heele school niets te maken, daar kan men
ook kinderen in betrekken die niet meer of nog niet
op school gaan. Wanneer men redeneerthoe beter
het kind gevoed wordt, hoe beter kans het heeft om
goed te kunnen leeren, als men het als middel be
schouwt om het onderwijs met vrucht te kunnen
volgen, ja, in dat verband kan men het er wel bij
halen, maar in dadelijk verband met de school staat
kindervoeding niet. Daarin wordt zoowel het school
gaande als het niet schoolgaande kind betrokken en
het andere is schoolvoeding.
Dat en waarom dr. De Vries op een zeer eigen
aardige manier heeft gehandeld, weet spreker Diet.
De eenvoudigste manier om daarop een rechtstreeksch
antwoord te ontvangen lijkt hem echter het aan dr.
De Vries zelf te vragen.
Wat de kwestie betreft van schoolvoeding en kinder-