76 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag '24 Februari 1920. ze niet meer kan beschikken over het perceel weiland. Men weet toch allen wel dat een dergelijke herberg bij het begin van de stad ruimte moet hebben om de paarden te bergen. Het perceel weiland kan dan ook door de huurster niet gemist worden zoolang de herberg herberg is. Als de Raad het perceel weiland niet verhuurt, moet de verhuring van de herberg „De Bleek" mede worden aangehouden. De heer Dijkstra zegt, dat dit ook zijn bedoeling is, waarom spreker er aan toevoegt, dat wanneer het beter is de verhuring van het geheele perceel aan te houden, dit dan zijn voorstel is. Als er zulke groote practische bezwaren aan vast zitten, als is beweerd, gaat het natuurlijk over om het perceel weiland voor de kinderen disponibel te stellen. Ofschoon de heer Lautenbach eigenlijk meer een pleidooi hiervoor heeft gehouden, omdat hij heeft ge zegd het wordt er al voor gebruikt. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig de voorstellen van Burgemeester en Wet houders, met uitzondering van de verhuring onder III, welke wordt aangehouden. 14. Agenda no. 14). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging der voorwaarden van uitgifte in erfpacht voor de nog niet uitgegeven bouwterreinen aan den Groningerstraatweg en elders bijlage 6). Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 15. (Agenda no. 15). Voorstel van Burgemeester en Wethouders om met wijziging van onderdeel B van het raadsbesluit d d. 10 Februari I.I., met de woningver- eeniging „Leeuwarden" de daar bedoelde ruiling van grond nabij den Harlingerstraativeg en de Elisabethstraat aan te gaan tegen te taxeeren bedragen en dus niet met gesloten beurzen. Dit voorstel luidt als volgt: Als een gevolg van het besluit van Uwe vergade ring van 10 dezer ten aanzien van ruiling van ge deelten van de perceelen grond, kadastraal bekend gomeente Leeuwarden, sectie D, nos. 340, 1022 en 1023 ter grootte van plm. 29,230 M2. tegen perceel sectie D no. 267 behoorende aan de woningvereeni- gingLeeuwarden, groot 33,195 M2. met gesloten beurzen, hebben wij aan het bestuur dier vereeniging de vraag voorgelegd of het zich daarmede kon vereenigen. Dat bestuur richt zich daarop bij schrijven van 18 dezer tot Uw College. Wij hebben de eer dat schrij ven hierbij aan U over te leggen en U in overweging te geven te besluiten met wijziging van het besluit van 10 dezer sub B op den voorslag van het bestuur in te gaan en te bepalen dat de ruiling van de ter reinen zal plaats hebben naar de tegenwoordige wer kelijke waarde, vast te stellen door twee van weers zijden te benoemen deskundigen, die zoo noodig een derden deskundige benoemen en die bij hunne taxatie rekening hebben te houden met den ter plaatse ge- projecteerden wegenaanleg en met de ligging der per ceelen op het ontwerp uitbreidingsplan. De beraadslagingen worden geopend. De heer Tiemersma zegt, dat uit het agendapunt en uit het overgelegde schrijven van de woningver- eeniging blijkt, dat deze niet accoord kan gaan met het raadsbesluit van 10 Februari j.l. Het bestuurder woningvereeniging is zoo vriendelijk geweest om een afschrift van het schrijven aan de raadsleden te zenden, opdat deze voldoende in de gelegenheid zouden zijn om van de bezwaren van het bestuur kennis te nemen. Spreker wil beginnen met te zeggen, dat dat schrij ven op hem een indruk maakt die zoowat te verge lijken is met de geschiedenis van den pot en den ketel. Spreker weet niet wat juist is in dit geval, maar is er zeker van, dat het college in deze vergadering het licht der waarheid wel zal laten schijnen. Spreker is zoo vrij zich vooralsnog te houden aan het prae- advies, uitgebracht bij de behandeling van het des betreffende punt. En daaruit blijkt, dat het college meedeelt, dat de opzet is, dat de aanvraag tot ruiling is uitgegaan van de woningvereeniging Leeuwarden. Daarop heeft spreker zijn betoog gebouwd en daaruit heeft hij ook de conclusie getrokken, dat wanneer het bestuur der woningvereeniging Leeuwarden op zijn aanvraag een ruiling aangaat met de gemeente, waarbij de grond die het krijgt voor bouwen en alles wat daarmee annex is, gunstiger is, dan de grond die het laat, dat dan een dergelijke ruiling, als het gaat met gesloten beurzen niets meer dan billijk is, omdat de grond, die het bestuur krijgt niet van minder, maar van meer waarde is, dan die het laat. Spreker heeft ook reeds eerder aangetoond, dat de ruiling voor de gemeente financieels bezwaren met zich meebrengt. Wanneer de huur van het Rijk slechs 5 jaar liep mag men de conclusie trekken, dat de financieele schade der gemeente, ontstaan door de ruiling, voldoende zou worden opgeheven door de meerdere meters grond, die het bestuur zou moeten geven. Het bestuur der woningvereeniging gaat met een dergelijke schikking niet accoord. Spreker vindt echter in het schrijven van het bestuur de onbillijkheid van zijn voorstel niet aangetoond, hij gelooft dan ook wel er in geslaagd te zijn de billijkheid er van aangetoond te hebben, maar mocht dit niet het geval zijn, dan wenscht hij nog even verder te gaan. Daartoe zou spreker de aandacht willen vestigen op de vergade ring van 19 Augustus 1919, waarin het besluit werd genomen, dat de gemeente een verhuring aanging mot het Rijk. In de toelichting tot het voorstel daartoe wordt uitdrukkelijk dit gezegd, dat er: ,,zal worden bedongen een jaarlijksche huursom van 12685.69, dat is een bedrag berekend naar een „som van 12500.voor de drie perceelen 1024, „350 en 259 in hun geheel. Deze som wordt nog „vermeerderd met eene van f 4110.40 of 7 van „de kosten van aanleg van een toegangsweg van den „straatweg af over de geheele diepte der terreinen en „over een deel daarvan, gelijk op de teekening is aan gegeven. Deze strooken komen als geprojecteerde „straten voor op het ontworpen uitbreidingsplan en „zijn op den duur voor de exploitatie dezer gronden „noodig. Voorloopig kan nu volstaan worden met „alleen den rijweg en de rioleering". Hieruit blijkt voldoende, dat wanneer we op het eerste plan staan blijven, wat betreft de verhuring, die met het Rijk is aangegaan, dat dan de tweede weg, zooals uit het prae-advies van de vorige raads vergadering blijkt, n.l. de tweede weg, waarvoor f 45440.moet worden uitgegeven en waarvoor direct een crediet is aangevraagd, niet noodig is. Nu echter, wanneer de ruiling tot stand komt, is deze wèl noodig. Gesteld nu, dat de ruiling eens niet tot stand kwam en de ambtswoningen dus niet op dat terrein kunnen, waar ze komen als de ruiling wel tot stand komt, dan is die weg niet benoodigd en zelfs al blijft deze maar één jaar achterwege dan behoeft de gemeente daarvoor 7 °/0 of ruim f 3000.niet te betalen. Nu kan men wel zeggen dat het uitbreidingsplan komt en dat die weg in het stratenplan is opgenomen, Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Februari 1920. 77 maar dan wil spreker toch zoo terloops de opmerking maken, dat het een zeer lange geschiedenis is met dat uitbreidingsplan, 't Is niet een kwestie van eenige weken maar van eenige jarenhet gaat zeer lang zaam. En om nu op die langzaamheid direct een crediet te geven, daar gevoelt spreker minder voor. Hij gelooft nu met deze toelichting nog meer de billijkheid van zijn voorstel te hebben aangetoond voor hem is er dan ook niet de minste reden om terug te komen op het raadsbesluit van de vorige raads vergadering. De Voorzitter wenscht op te merken, ook na wat de heer Tiemersma heeft aangehaald, dat de heele kwestie tot ruiling is uitgegaan van de woningvereeniging. De zaak is aldus in de wereld gekomen. Terwijl Bur gemeester en Wethouders niet dachten aan ruiling is op zekeren dag de voorzitter van de woningvereeni ging bij spreker geweest om te bepleiten, dat een ruiling der twee perceelen hem zoo goed toeleek, waar er toch aan dien kant van de stad gebouwd moest worden en het perceel aan den Marssumer straatweg voor de woningvereeniging beter geschikt was, omdat hij meende, dat het perceel dat de vereeniging bezat, in de toekomst te dure grond zou worden voor den bouw van arbeiderswoningen. Bij diezelfde conferentie sprak de heer Komter steeds van een verhouding van 2 tot 3 bij de ruiling en terwijl spreker steeds in 't hoofd had, dat de gemeente dan 2 zou geven tegen de woningvereeniging 3, was het in de plaats daarvan de bedoeling nu, dat de gemeente 3 zou geven tegen de woningvereeniging 2. Bij latere conferenties is spreker er niet persoonlijk bij geweest, wel bij de eerste met den heer Komter, en hij heeft toen de opinie gehad, dat, waar de woningvereeniging haar terrein had gekocht tegen 60 cent per M2, het niet aanging om het zoo duur aan de gemeente te verkoopen. Dan wil spreker nog even opmerken, dat woning- vereenigingen feitelijk niets meer zijn dan een stuk van het beheer van het gemeente vermogen. De woning- vereenigingen en -stichtingen stellen zich wel eens te veel op het standpunt, dat ze zuiver aparte lichamen zijn, maar volgens sprekers inzicht zijn het vereeni- gingen die, 't zij dan niet geheel zonder kapitaal, toch zuiver werken met geleend geldzoodra er een tekort is op de exploitatierekening moet ten slotte de gemeente hij gaan passen, 't Is dan ook enkel dat de vereeniging eenige meerdere inkomsten kan vinden uit verhooging der huren. Deze dient men echter zoo vast te stellen, dat ze zoo dicht mogelijk komen bij de normale huren. En nu mag dan blijken dat bij sommige complexen van gebouwen de exploitatie wel uit kan, in 't algemeen sluit men toch met een nadeelig saldo. Zoodat eigenlijk een deel van het beheer der gemeente gelden wordt opgedragen aan een bepaalde groep van personen, die de stichtingen vertegenwoordigen. Eigenlijk is het dan ook precies hetzelfde als in vele gemeenten, waar de bouw rechtstreeks van gemeente wege uitgaat. Hier gaat het wel niet rechtstreeks van gemeentewege uit, maar het is toch 't beheer van een gedeelte der gemeentegelden. De ruiling der twee perceelen kan men dan ook beschouwen als een ruiling van twee eigendomsadmini- stratie's der gemeente onderling. Nu kan spreker zich begrijpen, dat de woningvereenigingen in 't algemeen liefst een zoo klein moge,ijk nadeelig saldo willen hebben, maar men moet niet uit het oog verliezen, dat na wat men nu van de zaak hoort zij beslist in dat geval niet zouden zijn meegegaan. Spreker wenscht nog uitdrukkelijk te constateeren dat de woningvereeniging nu doet voorkomen alsof er van haar kant in een van de conferenties met het Dagelijksch Bestuur bezwaren bestonden, zij draait daarmee de zaak om juist in een van deze conferen ties zijn dezerzijds bezwaren tegen de ruiling aangevoerd. De heer Van Weideren baron Rengers wil naar aan leiding van het betoog van den heer Tiemersma op merken, dat de woningvereeniging dit terrein heeft gekocht om er op te bouwen, doch de reden, waarom dit niet gebeurd is, is de volgende. Toen in 't begin, een anderhalf jaar geleden, de eerste conferentie met Burgemeester en "Wethouders plaats had, heeft de toen malige wethouder Hiemstra overleg geleegd met den heer Wouda en toen is gebleken, dat dit terrein van de woningvereeniging in het uitbreidingsplan was opgenomen. Men had daar geheel andere bedoelingen mede, dan er arbeiderswoningen op te bouwen, waar door ook de vereeniging, in de onmogelijkheid was om er arbeiderswoningen op te plaatsen. Men heeft toen naar een ander terrein omgezien en in overleg met wethouder Schaafsma en den Voorzitter en later wet houder De Vries is dit plan tot stand gekomen. Hot was de onmogelijkheid, waarin de woningvereeniging verkeerde om op het terrein aan den Marssumer straatweg woningen te plaatsen en dat zij daarom moest komen tot het terrein aan den Westersingel. Wat betreft de bijdrage, die de gemeente betaalt, dat staat wel zoo in de rekening der woningvereeni ging maar in werkelijkheid betaalt het Rijk 3ji en de gemeente a/4 volgens de nieuwste regeling. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met 21 tegen 4 stemmen aangenomen. Vóór stemmende heeren Lautenbach, Terpstra, Postma, Visser, Dijstra, De Vos, O. F. de Vries, Van der Werff, Oosterhoff, Collet, Fransen, Dijk stra, Tulp, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heer Van Weideren baron Rengers, mevrouw Besuijen—Lindeboom, de heeren IJ. de Vries, Schaaf sma, Schoondermark, Berghuis en Jansen. Tegen stemmen de heeren Tiemersma, Zandstra, Nijholt en De Boer. 16. Agenda no. 16). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot, voorloopige goedkeuring van den aankoop van grond aan den Stienserweg door de Vereeniging voor Volkshuisvesting. Dit voorstel luidt als volgt De Vereeniging voor Volkshuisvesting alhier, heeft ons in kennis gesteld mot hare plannen om terrein gelegen tusschen den Marssumer- en Stienserweg aan te koopen, waartoe haar de gelegenheid is geboden en om daarop 409 woningen te bouwen, waarvan 350 arbeiderswoningen. Deze plannen zijn nog slechts in het begin van hare ontwikkeling en het zal nog wel eenigen tijd duren alvorens deze uitgewerkt ter tafel van Uwe Vergadering kunnen worden gebracht, alsdan vergezeld als gewoonlijk van het verzoek om een gemeentelijk voorschot op grond van de Woningwet. Tot zoolang bestaat echter voor de Vereeniging niet de gelegen heid om het terrein te koopen. Het is daarom, dat wij meenen U reeds thans van deze plannen kennis te moeten laten nemen, welke naar het oordeel van den Directeur der Gemeentewerken zeer goed voor verwezenlijking vatbaar zijn. Daartoe leggen wij de stukken aan U over en meenen dat een opzet, welke in hooge mate er toe zal bijdragen den woningnood te doen verminderen op don steun der gemeente aanspraak kan maken. Opdat de Vereeniging, die van dezen steun afhankelijk is, tot aankoop van den grond zal overgaan, dient zij zekerheid te hebben omtrent het verkrijgen van de gemeentelijke medewerking op dit punt. Wij geven U daarom in overweging te besluiten

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1920 | | pagina 5