80 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Februari 1920. het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt gestemd en dit wordt afgestemd, dan krijgt de Burger wacht het bedoelde lokaal niet. Komt nu later het voorstel van den heer Nijholt van Burgemeester en Wethouders terug, zoo, dat men aan verschillende vereenigiDgen het Beurs- en Waaggebouw kan ver huren, dan zal men gaan zeggen, dat in deze raads zitting het verhuren aan de Burgerwacht is afgestemd, dus dat deze er niet meer voor in aanmerking komt. En dat veroorzaakt een scheeve positie. De heer Schaafsma (wethouder) meent, dat het ver standig is, dat de Raad ingaat op het voorstel van den heer Nijholt. Men kan het nu wel om prae-advies zenden en aanhouden tot de volgende vergadering, maar als men dat doet en alleen prae-advies krijgt, dan heeft men nog geen ontwerpverordening, die den huurprijs en de wijze van verhuren regelt. Spreker stelt er belang in, dat het voorstel in eens wordt behandeld. Den heer Dijstra schijnt het toe, dat het voorstel- Nijholt afzonderlijk onder de oogen moet worden gezien. De Burgerwacht heeft het Waaggebouw aangevraagd en daarover hebben Burgemeester en Wethouders prae-advies uitgebracht, daarom kan dit geval worden afgehandeld. De Raad kan zich nu na dit prae-advies uitspreken „ja" of „neen", afgescheiden van alle andere gevallen. Het voorstel van den heer Nijholt is niet zoo te overzien. Het doet spreker in zijn oppervlakkigheid niet onsympathiek aan, doch men weet niet hoever de strekking is en omdat de heer Schaafsma zei van „alle vereenigingen" lijkt dit spreker wel wat een dubieus punt. Het college dient zich dan ook nader over dit voorstel uit te spreken. Wenscht men het niet uit te stellen of beide voorstellen aan elkaar vast te koppelen, dan zou spreker er in elk geval tegen zijn om het voorstel van Burgemeester en Wethouders heden niet af te doen. De heer Dijkstra begrijpt de geschiedenis niet goed en wilde daarom de vraag stellen of het niet juist is, dat de Burgerwacht nu reeds gebruik maakt van het lokaal dat zij gevraagd heelt. Als dat juist is, dan is er niet het minste bezwaar om beide voorstellen tot de volgende vergadering aan te houden. Op 't oogenblik is de Burgerwacht toch onder dak, die heeft toch een lokaal in de Beurs De Voorzitter: „Neen". De heer Lautenbach: „Dat is zoo geweest". De heer Dijkstra: „Ze redden zich op 't oogenblik dan toch". Spreker is er voor om het punt aan te houden om Burgemeester en Wethouders de gelegen heid te geven, de draagwijdte van het voorstel- Nijholt onder de oogen te zien. Dan neemt men een breed standpunt in en er wordt niemand door ge troffen, er wordt geen enkele vereeniging eenig nadeel aangedaan, dat is dus wel het breedste standpunt. De heer Tulp is het daarmee niet eens. 't Is best mogelijk, dat de meerderheid van den Raad het voor stel, om de Burgerwacht een lokaal in huur af te staan, zeer sympathiek vindt. In het zeer ver strekkende voorstel van den heer Nijholt mag ook niet opgesloten liggen, dat lokali teiten aan alle vereenigingen zullen worden gegeven. Daar kunnen ook nog heel wat haken en oogen aan vast zitten, die op 't oogenblik absoluut niet te door gronden zijn, zoodat men niet maar zoo moet zeggen ge kunt 't gerust doen. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van den heer Nijholt, om het voorstel van Burgemeester en Wethouders aan te houden, wordt verworpen met 10 tegen 15 stemmen. Vóór stemmen de heeren Terpstra, O. F. de Vries, Collet, Tiemersma, Dijkstra, Zandstra, Nijholt, mevrouw Besuijen—Lindeboom en de heeren Schaafsma en De Boer. Tegen stemmende heeren Lautenbach, Postma, Visser, Dijstra, De Vos, Van der Werft, Oosterhoff, Fransen, Tulp, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Van Weideren baron Rengers, IJ. de Vries, Schoondermark, Berghuis en Jansen. De Voorzitter wenscht thans het voorstel van Burge meester en Wethouders in stemming te brengen. De heer De Boer„Wordt nu het voorstel van Burgemeester en Wethouders niet eerst in bespreking gebracht?" De Voorzitter„Ik dacht dat men daar al over was uitgepraat". De heer De Boer: „Er is nog enkel over het voorstel van de heeren Dijkstra en Nijholt gesproken". De Voorzitter „Beide voorstellen zijn in bespreking geweest. Maar doot U dan het voorstel om de discussies te heropenen". De heer De Boer„Neen, geef die boel van de Beurs maar". De heer Schaafsma (wethouder) wil nu toch nog opmerken, dat hij zal stemmen tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders, zooals het nu in stemming komt. Daarmee is echter nog niet uitgemaakt, dat spreker zijn stem niet aan het voorstel betreffende de Burgerwacht zou hebben gegeven als het voorstel- Nijholt was aangenomen. Wenscht men echter niet den algemeenen kant naar voren te brengen, dan is spreker ook tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders, omdat de zaak van de Burgerwacht een eenzijdig geval is. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders, hierna in stemming gebracht, wordt met 15 tegen 10 stemmen aangenomen. Voor stemmende heeren Lautenbach, Postma, Visser, Dijstra, De Vos, Van der Werff, Oosterhoff, Fransen, Tulp, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Van Weideren baron Rengers, IJ. de Vries, Schoondermark, Berghuis en Jansen. Tegen stemmen de heeren Terpstra, O. F. de Vries, Collet, Tiemersma, Dijkstra, Zandsta, Nijholt, mevrouw BesuijenLindeboom en de heeren Schaafsma en De Boer. De Voorzitter stelt thans voor om het voorstel van de heeren Nijholt en Dijkstra in handen te stellen van Burgemeester en Wethouders om prae-advies. De heer Oosterhoff merkt nog op, dat, zooals het voorstel thans luidt, in de verordening alleen zal worden geregeld de wijze van verhuren en de condities waaronder dit zal geschieden. Spreker zou echter ook gaarne in de verordening zien opgenomen de doeleinden waarvoor men de gemeente-gebouwen zal mogen afstaan. Tot nu toe heeft de Raad zich telkens over ieder geval afzonderlijk uitgesproken, doch wanneer de Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Februari 1920. 81 kwestie nu in een verordening wordt vastgelegd, meent spreker, dat bovengenoemde aanvulling van het voorstel bepaald noodzakelijk is. Spreker zou niet iedere vereeniging daarvoor in aanmerking willen doen komen, waar er immers nog particuliere ver gadergelegenheden zijn en de gemeente deze geen concurrentie behoeft aan te doen en ook nog om andere reden. Misschien kan in het prae-advies deze kwestie nader onder het oog worden gezien. De Voorzittar meent, dat men de mogelijkheid daartoe kan onderzoeken, ofschoon deze kwestie bij do verordening zelve ter sprake kan komen. Het college heeft echter de opmerking van den heer Oosterhoff gehoord en kan misschien het antwoord verwerken in het prae-advies. Met algemeene stemmen wordt thans besloten het voorstel van de heeren Nijholt en Dijkstra in handen te stellen van Burgemeester en Wethouders om prae-advies. 18. (Agenda no. 18). De motie-Nijholt betreffende uitsluitende uitgifte in erfpacht van gemeente-terreinen. Een schrijven dienomtrent van Burgemeester en Wethouders luidt als volgt In Uwe vergadering Van 22 December j.l. werd door Uwe medeleden, de heeren S. Nijholt en K. de Boer, het navolgend voorstel ingediend: „De Raad besluit voortaan geen gemeentegrond te verkoopen, maar ook aan fabrieken en dergelijke in richtingen alleen grond in erfpacht te geven en noodigt Burgemeester en Wethouders uit zoodanige wijzigingen der erfpachtsvoorwaarden aan den Raad voor te stellen, dat de fabrieksbouw door dezen maatregel niet op ernstige belemmeringen zal stuiten." Het voorstel werd naar ons college om nadere inlichtingen gerenvoyeerd. Naar aanleiding daarvan wenschen wij U het vol gende uiteen te zetten Voor het eerstin 1896 zijn door de gemeente terreinen, hetzij in koop, hetzij in (altijddurende) erfpacht, ter keuze van de afnemers, uitgegeven. De Raad wees bij zijn besluit de bouwblokken aan, welke door Burge meester en Wethouders tenminste tegen bij het raads besluit vastgestelde prijzen en voorwaarden konden worden afgestaan. De bij het raadsbesluit aangewezen terreinen waren dan zoogenaamd in uitgifte". Zoo zijn achtereenvolgens verschillende besluiten genomen, waarbij terreinen, gelegen aan het Nieuwe Kanaal, aan den Hoekstersingel, aan Oldegalileën, later tusschen Oostersingel en Cambuursterpad, aan den weg Achter de Hoven en laatstelijk aan den Groninger straatweg in uitgifte werden gebracht. In 1908, bij het in uitgifte brengen van terreinen, gelegen aan den Hoekstersingel, zijn Burgemeester en Wethouders uitsluitend gemachtigd tot uitgifte in erfpacht der aangewezen terreinen. Hierbij vond voor het eerst het hierna steeds gevolgde stelsel van erf pacht voor bepaalden tijd tot 1990 plaats. Eenige jaren later, in 1913, werd ook deze erfpacht voor de toen nog resteerende Kanaalterreinen in de plaats gesteld der eeuwigdurende, zoodat voor de verdere uitgifte aldaar de afnemers de keus kregen tusschen koop en erfpacht tot 1990. In 1914 echter, toen enkele gedeelten van bouwblok XIII der terreinen aan het Nieuwe Kanaal wederom in de uitgifte werden opgenomen, werd bepaald, dat deze terreinen niet in koop, doch uitsluitend in erfpacht konden worden uitgegevenook in 1917 bij het in uitgifte brengen van de terreinen, gelegen tusschen Vredeman de Vries-, Pieter Feddes-, Claes Bockes Balckstraat en de ontworpen tramlijn naar Suameer werd slechts de gelegenheid geopend deze terreinen in erfpacht te ontvangen en bij de latere uitgiften is steeds dit laatste standpunt ingenomen. Men ziet dus de overwinning van de opvatting om, waar een geheel complex aan de markt werd gebracht, geen gemeente gronden te verkoopen, doch deze uitsluitend in erf pacht uit te geven. Daarnaast blijft natuurlijk de macht van den Raad bestaan om over niet in uitgifte gebrachte terreinen, b.v. het zoogenaamde tweedeKanaalpand, te besluiten, en voor elke aanvrage vrij te beslissen of de grond in erfpacht zal worden gegeven dan wel in koop. Uit de bovenstaande uiteenzetting volgt, dat een besluit, als door Uwe medeleden voorgesteld, overbodig is, omdat de Raad bij de uitgifte van een bepaald complex gronden zich de vrije beslissing voorbehoudt welke vorm: erfpacht (tijdelijk of eeuwigdurend) of koop zal worden gekozen, gelijk hij eveneens, voor niet in uitgifte gebrachten grond bij elk voorkomend geval naar eigen vrij inzicht een beslissing kan nemen. De Raad mist die vrijheid, indien hij zich bindt aan een uitspraak als thans door bovengenoemd voorstel van U wordt gevraagd. Bovendien zijn, gelijk uit het bovenstaande is gebleken, de reeds in uitgifte gebrachte gronden alleen in erfpacht verkrijgbaar. Het zij ons vergund van deze gelegenheid gebruik te maken om nog even terug te komen op de even eens in Uwe vergadering van 22 December geuite vraag betreffende speculatie in door de gemeente in erfpacht uitgegeven terreinen. In de door den Raad vastgestelde erfpachtsvoor waarden is het in het Burgelijk Wetboek aangenomen beginsel van overdraagbaarheid van het erfpachtsrecht gehandhaafd. Van deze overdrachi moet binnen 3 maanden na de overschrijving ten hypotheekkantore aan Burgemeester en Wethouders worden kennis ge geven. Speculatie in de in erfpacht uitgegeven ter reinen kan men zich aldus voorstellen. Een groot complex terreinen wordt door een persoon of een combinatie van personen in erfpacht verkregen andere personen, welke op deze terreinen wenschen te bouwen, kunnen deze nu slechts verkrijgen van den oorsponkelijken erfpachter, die vrij is voor zijn grond den prijs te vragen, dien hij kan bedingen. Als waarborg tegen misbruik heeft echter steeds bestaan de bepaling, dat de terreinen binnen een zeker aantal jaren na de dagteekening der erfpachtsakte bebouwd moeten zijn bovendien is voor meerdere zekerheid bij Uw besluit van 12 Maart 1918 voor de uitgifte van bouwterrein gelegen aan den weg Achter de Hoven deze bepaling aan de erfpachtsvoorwaarden toegevoegd: „Zoolang de erfpacht niet met toestemming van Burgemeester en Wethouders is overgedragen, mag bebouwing door derden niet plaats hebben". Mocht het ons college derhalve blijken, dat bij deze terreinen een geval, als boven gesteld, zich voordoet, dan kan overdracht van het erfpachtsrecht, vóór het daarmee bezwaarde perceel is bebouwd, worden tegengegaan. In het vertrouwen dat met de bovenstaande be schouwingen van het stelsel van gr on duitgif te, dat hier wordt toegepast, een duidelijk overzicht is ge geven, stellen wij U voor ten aanzien van het onderwerpelijke voorstel der heeren Nijholt en De Boer over te gaan tot de orde van den dag. De beraadslagingen worden geopend. De heer Nijholt kan zich met het prae-advies niet vereenigen. Waar Burgemeester en Wethouders daarin een opsomming geven van wat er in den loop der tijden gebeurd is, blijkt daaruit, dat men streeft in de richting der motie, maar daar blijft het bij. Toch is dit niet hetzelfde, want, met zooveel woorden

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1920 | | pagina 7