98 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Maart 1920.
gegeven daartoe „te besluiten" en spreker meende
daarom dat de voorwaarden ook wel in bespreking
konden worden gebracht. Spreker vindt het zeer
goed als nu de principieele kwestie alleen ter sprake
wordt gebracht en later de voorwaarden, maar hij wil
zoo maar niet zonder meer, zooals hij van wethouder
Berghuis meent begrepen te hebben, aannemen dat
de voorwaarden van het Rijk wel goed zullen zijn om
dan deze zonder meer over te nemen. De heer Berghuis
schudt van .,neen", dus dat is de bedoeling niet. Dan
zou spreker dus nu een principieele beslissing wenschen
om later over de voorwaarden te beslissendan
kunnen de amendementen tot dezen tijd blijven liggen.
De Voorzitter herhaalt dat toen Burgemeester en
Wethouders deze beslissing hebbengenomen, de ministe-
rieele voorwaarden nog niet bekend waren. Afgeschei
den nu van de vraag of de Minister voor elk speciaal
geval dezelfde voorwaarden zal stellen, of dat hij
alleen maar de leiding aan de zaak zal geven, meent
spreker toch dat men 't beste doet met behandeling
van de kwestie door te gaan en om met voorstellen
in Den Haag te komen, die door den Raad zijn goed
gekeurd. Wanneer het Rijk na een principieele be
slissing nu al 3/4 verleent en men moet dan nog eens
met voorstellen omtrent de voorwaarden komen, dan
duurt het nog veel langer. Men moet dus nu hier
spijkers met koppen slaan, om daarna te vragen in
Den Haag of het Rijk er mede accoord kan gaan.
De heer 0. F. d» Vries (wethouder) is ook van het
zelfde gevoelen als de Voorzitter, dat de Raad heden
in principe tot de voornaamste dingen moet besluiten
in ieder geval moet hij een beslissing nemen over de
inkomensgrens.
Dan wou spreker nog een enkele opmerking maken
naar aanleiding van het bericht in de Nieuwe Rotter
dammer Courant, waaromtrent door den Voorzitter
ook alreeds enkele dingen naar voren zijn gebracht.
Uit dit bericht blijkt dan dit naar aanleiding van
een opmerking van den heer Nijholt:
„dat bij naasting en wanneer na 50 jaren de gron
den en opstallen automatisch in eigendom aan de ge
meente komen, de verdeeling van het daaruit voort
spruitende voordeel naar de meening van den Minister
zal moeten geschieden in verhouding tot de door Rijk
en gemeente verleende bijdrage".
Hieruit blijkt wel de bedoeling van den Minister
dat na 50 jaren, op grond van de Woningwet, de
woningen aan het Rijk en de gemeente ten goede
komen. Spreker wil daarmee niet zeggen dat wan
neer de Raad besluit om het niet te doen, dat het
dan het geval zal zijn, doch het ligt blijkbaar wel in
de bedoeling van den Minister om na 50 jaar de
woningen te naasten.
De heer Berghuis (wethouder) heeft nog verzuimd
den heer Oosterhoff te antwoorden op zijn vraag
omtrent het schrijven van do Coöperatieve Vereeni-
ging zelf. Spreker zal direct toegeven, en hij meent
dat het college dit wel met hem eens zal zijn, dat
wat de voorwaarde onder punt d betreft, deze alleen
bedoeld is voor zoover er woningen worden gebouwd
met rijks- en gemeentegeld. Dat is iets wat eigenlijk
vanzelf spreekt. Het was het college trouwens niet
bekend dat de vereeniging tot bouw van woningen
voor eigen rekening zou overgaan. Tegen deze wijzi
ging heeft het college dus geen bezwaar. Terwijl,
waar in het bedoelde schrijven de aandacht wordt
gevestigd op de redactie van punt b B, het ook
vanzelf spreekt, dat dit punt alleen strekt voor zoover
door de gemeente hypothecaire gelden worden ver
leend. Het lijkt het college echter een vaststaand
feit, dat de gelden althans ten deele door de gemeente
moeten worden verstrekt. Iets anders is de inkomens
grens en de gevolgen daarvan. Ten opzichte van
enkele kleinigheden, als redactie-wijzigingen, die in
speciale gevallen noodig mochten blijken of het uit
breiden van sommige punten, heeft het college echter
geen bezwaar.
De heer De Boer heeft uit het gedeelte van de
nieuwe circulaire van den Minister, dat de heer De
Vries heeft voorgelezen, begrepen, dat het de bedoe
ling van den Minister is om na afloop van de hypo
theek de bezittingen over te nemen. De Minister
zal echter niet altijd die bedoeling kunnen doorzetten,
omdat men hier niet te doen heeft met een stichting,
maar met een rechtspersoon, die bezittingen heeft.
Daarom komt het er precies op aan wat er in de
voorwaarden staat. En waar deze thans niet volkomen
duidelijk zijn, is het, volgens spreker, beter dat het
amendement van den heer Nijholt op punt b wordt
aangenomen. Daarmee kan men zekerheid stellen en
wanneer de Minister dan alsnog den eisch stelt dat,
wanneer de voorschotten worden verleend, de bezit
tingen kunnen worden overgenomen, dan is de zaak
vanzelf in orde.
Den hoer Oosterhoff is de zaak nog niet heelemaal
duidelijk. Hij heeft nu begrepen, dat, nadat dit voor
stel was gereed gekomen, de ministerieele circulaire
is verschenen. Is het in dat geval echter niet beter
en practischer de kwestie nu aan te houden en Bur
gemeester en Wethouders te vragen de voorwaarden
te wijzigen in den geest van de ministerieele voor
schriften Dan kan het college meteen de kleine
wijzigingen aanbrengen, die ook door Burgemeester
en Wethouders van de vereeniging worden over
genomen men krijgt dan een stel voorschriften die
uitvoerbaar zijn, wat van de thans voorgestelde niet
ten volle gezegd kan worden.
De Voorzitter wil even opmerken dat men hier niet te
doen heeft met een ministeriëele circulaire maar met
een gewoon courantenbericht naar aanleiding van een
bericht van den Minister aan Burgemeester en Wet
houders van Nijmegen. Het kan ook heel goed zijn,
dat de Minister voor deze gemeente en zoo ook voor
andere gemeenten andere voorwaarden stelt, bijv.
zooals de Raad die voor deze gemeente de beste
vindt.
Tijdens de discussiën zijn 3 amendementen inge
diend, 2 van den heer Nijholt en 1 van den heer
Jansen. Ten opzichte van de andere punten, die
volgens den heer Oosterhoff met een en ander in
strijd zouden zijn, zou de regeling kunnen worden
overgelaten aan Burgemeester en Wethouders wan
neer men maar binnen de huurgrenzen blijft zullen
deze punten geen moeilijkheden opleveren.
In de eerste plaats is er dan door den heer Nijholt
gesproken over de inkomens van hen, die in de
woningen mogen wonen, n 1. wat ten hoogste als
inkomen mag worden genoten.
In de tweede plaats is door den heer Nijholt een
amendement ingediend dat
,.in elk geval de gemeente na 50 jaar de gebouwde
„opstallen, alsmede het reservefonds, overneemt".
Dit laatste zal waarschijnlijk moeten zijn „kan
overnemen Of wil de heer Nijholt hebben dat de
gemeente het in ieder geval overneemt
De heer Nijholt: „Ja".
De Voorzitter zegt dat het amendement van den
heer Jansen gaat over de huur zelf, n 1. om deze in
plaats van 1/7 van het zuiver inkomen te doen zijn,
*/7 van het belastbaar inkomen.
De heer Nijholt wil dus zijn amendement houden
zooals het thans luidt?
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Maart 1920. 99
De heer Nijholt: „Ja, maar U hebt het eerste stuk
van het amendement niet voorgelezen. Daar staat in
dat de gemeente kan overnemen".
De Voorzitter doet voorlezing van het amendement
„voorwaarde b te laten luiden
„dat de gemeente te allen tijde het recht heeft om met
„beëindiging van het erfpachtsrecht de gebouwde
„opstallen, alsmede het reservefonds over te nemen
„terwijl in elk geval de gemeente na 50 jaar de
„gebouwde opstallen, alsmede het reservefonds, over
neemt
„onder verplichtingenz.
De heer Nijholt zegt nog geen antwoord te hebben
ontvangen op zijn vraag waarom de erfpachtsrente
hier 1/i °/0 lager is gesteld dan bij andere terreinen,
die thans in erfpacht worden uitgegeven.
De heer Berghuis (wethouder) antwoordt, dat dit
cijfer is blijven staan, zooals eertijds met de veree-
ging overeengekomen is. Indertijd is gevraagd op
wolk procent men moest rekenen en omdat in dien
tijd de erfpacht nog niet door den Raad was ver
hoogd, is de Vereeniging toen meegedeeld, dat zij
moest rekenen op een erfpachtsrente van 53/4 °/0.
Zoodoende is dit cijfer blijven staan.
De heer Nijholt: „Kunnen we er dan op rekenen
dat Burgemeester en Wethouders zich in 't vervolg
zullen houden aan het nieuwe besluit
De heer Berghuis (wethouder)„Dat moet".
De Voorzitter wenscht thans in stemming te brengen
het amendement van den heer Nijholt (mede onder
teekend door den heer De Boer) op voorwaarde b,
welk amendement luidt:
„voorwaarde b laten luiden
„dat de gemeente te allen tijde het recht heeft om
„met beëindiging van het erfpachtsrecht de gebouwde
„opstallen, alsmede het reservefonds over te nemen,
„terwijl in elk geval de gemeente na 50 jaar de
„gebouwde opstallen, alsmede het reservefonds over
neemt,
„onder verplichting:" enz.
De heer Berghuis (wethouder)„ZouU 'tnietsplitsen?"
De heer Nijholt acht dit goed gezien. Er zijn enkele
leden die wel voor 't begin, maar niet voor 't slot
van het amendement zijn. Splitsing is dan ook beter,
opdat de stemming zuiver blijft.
De Voorzitter zal dan het eerst in stemming brengen
het eerste deel van het amendement, dat:
„de gemeente te allen tijde het recht heeft om
„met beëindiging van het erfpachtsrecht de gebouwde
„opstallen, alsmede het reservefonds, over te nemen".
Met algemeene stemmen wordt dit gedeelte van het
amendement aangenomen.
Het tweede gedeelte van het amendement:
„terwijl in elk geval de gemeente na 50 jaar de
„gebouwde opstallen, alsmede het reservefonds over
neemt",
wordt verworpen met 6 tegen 12 stemmen.
Vóór stemmen: de heeren Dijkstra, Terpstra, Tie-
mersma, Nijholt, De Boer en Collet.
Tegen stemmen: de heeren Oosterhoff, Schaafsma,
O. F. de Vries, Van Weideren baron Rengers, mevrouw
BuismanBlok Wijbrandi, de heeren De Vos, Postma,
Van der Werff, Berghuis, IJ. de Vries, Jansen en
Schoondermark.
De Voorzitter wenscht thans in stemming te brengen
het amendement van den heer Nijholt (mede onder
teekend door den heer De Boer) op voorwaarde e,
welk amendement luidt:
„in voorwaarde e „belastbaar" inkomen te verande
ren iu „zuiver" inkomen".
Het gevolg hiervan zal dus zijn dat het belastbaar
inkomen van 4000.zal worden veranderd in een
zuiver inkomen van 4000.en dat daarmee de in
komensgrens dus lager zal worden getrokken.
De heer 0. F. de Vries (wethouder) acht dit een
zeer ingrijpend voorstel. Wanneer men dit aanneemt,
moet het geheele plan worden veranderd en dan blijft
men niet meer op de huren tot 675.
De heer De Boer „Dan worden ze maar wat ver
laagd".
De heer 0. F. de Vries (wethouder): „Dan moet
het plan voor den geheelen woningbouw veranderen.
Wij stellen de huren op x/7 van het inkomen, de
Minister zelfs op 1/8 ik kan in geen geval voor
het amendement stemmen".
Het amendement van de heeren Nijholt en De Boer
op voorwaarde e wordt met 12 tegen 6 stemmen
verworpen.
Vóór stemmen: de heeren Dijkstra, Terpstra, Tie-
mersma, Nijholt, De Boer en Collet.
Tegen stemmen de heeren Oosterhoff, Schaafsma,
O. F. de Vries, Van Weideren baron Rengers, me
vrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren De Vos,
Postma, Van der Werff, Berghuis, IJ. de Vries, Jan
sen en Schoondermark.
De Voorzitter stelt thans aan de orde hetamendement-
Jansen, om
„onder voorwaarde e in plaats van „1/7 van het
zuiver inkomen" te lezen
„1/7 van het belastbaar inkomen".
Met andere woorden beteekent dit dus dat de hu
ren zullen worden verlaagd.
De heer IJ. dö Vries meent dat de bepaling van
den heer Jansen ten gevolge zal hebben, dat de
maximum-huurgrens van 4000.zal vervallen en
dat men hooger komt met die grens. Er wordt in het
amendement wel uitgesproken a/7 van het belastbaar
inkomen, maar er is niet in bepaald hoe hoog dit
inkomen zal zijn.
De heer Berghuis (wethouder)„dat wordt ƒ4700.
De Voorzitter merkt op, dat het belastbaar inkomen
niet hooger mag zijn dan 4000.dat is nu juist
uitgemaakt. Nu gaat het echter om de kwestie hoe
hoog de huur zal zijn. De heer Jansen stelt voor
deze te berekenen naar het zuiver inkomen en dit
laatste is hooger dan het belastbaar inkomen.
De heer IJ. de Vries „Mag men dan steeds met
het belastbaar inkomen gaan tot 4000.of moet
daarvan b.v. bij iemand met 4 kinderen 700.
f 400.f 1100.worden afgetrokken? Hij be
taalt dan toch 1/7 van 2900.Of is het de be
doeling dat dezelfde persoon met een belastbaar
inkomen van 4000.dan ƒ5100.zuiver inkomen
mag hebben om een huis te mogen bewonen