102 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Maart 1920. Spreker heeft de begrootingskosten nagezien en kwam daarbij tot de conclusie, dat deze, zooals ze in 1919 zijn opgenomen, te laag zijn geraamd. Maar op de exploitatierekening staat iets waaromtrent spreker wel nadere inlichtingen wilde hebben. Dat b v. sedert het raadsbesluit van 15 April 1919 de arbeids.loonen met 100 zijn gestegen, dat kan spreker niet ge- looven dat waar is. Men zou daaruit haast den indruk krijgen, dat die stijging der loonen de groote oorzaak van het tekort is. Eu spreker meent niet dat dit het geval is. Ten opzichte van het vervoer en verwerken van grond is het spreker opgevallen, dat het vervoer per schuit veel duurder is geweest dan het vervoer per as. Spreker staaft dit met cijfers van de exploitatie rekening en vraagt dan of het niet raadzamer was geweest om alles per as te vervoeren. Ten slotte vraagt spreker of het Burgemeester en Wethouders bekend was, dat het werk niet klaar kon komen voor de som, die daarvoor was uitgetrokken, en of het college indertijd in kennis is gesteld met den toestand betreffende den tegenstand, die men plotseling bij het werk ondervond. Spreker zou gaarne op het een en ander antwoord hebben. De heer Nijholt verwondert zich over de eigenaar dige manier waarop dit verder crediet tot 12000. wordt aangevraagd. Dit is toch 4000.grooter dan noodig is, want volgens het voorstel, dat hier ligt, is er voor 4000.waarde aan materialen terug gekomen. Is de boekhouding er nog niet op inge richt om dat anders te doen, dat het nog op deze manier geboekt moet worden? Dan wordt het zeker tijd om die boekhouding te veranderen; zoo is het ten minste een vreemde geschiedenis. De heer 0. F. de Vries (wethouder) antwoordt den heer Van der Werff, dat de begrooting is opgezet op de lage loonen, die toen nog golden en die na dien tijd bijna verdubbeld zijn. De heer Van der Werff heeft over praamhuur en vervoer per as gesproken; spreker heeft dat niet uit gerekend maar meent, dat de heer Van der Werff daaromtrent beter kan informeeren bij gemeentewer ken daar zal men hem precies kunnen zeggen wat or per praam en per dag moest worden betaald. Of het vervoer per as goedkooper was heeft spreker echter niet precies berekend. Dan spreekt de heer Van der Werff er over of het Burgemeester en Wethouders bekend was dat het werk zoo'n tegenstand ondervond. Dit was het college zeker wel bekend, voor zoover het de oude funda menten betrefttoen men die vond heeft het college er direct kennis van gekregen. Maar het werk moest zijn voortgang hebben ter wille van den dam en het steeds stijgende water. De palen moesten direct beter worden ingeslagen en een stuk er opgezet, anders was het geheele werk onder water geloopen. De heer Van der Werff blijft bij zijn bezwaar, dat de praamhuur niet evenredig is aan wat het vervoer met laden en lossen moet kosten. De wethouder ver wijst hem nu wel naar gemeentewerken 't is de vraag of spreker dat zal doen maar wanneer de giond in de praam dadelijk wordt vervoerd en ge lost, lijkt het spreker de vraag of die som zoo hoog had moeten komen. De heer 0. F. da Vries (wethouder) zegt dat de heer Van der Werff niet moet vergeten, dat de pramen daar een heelen tijd bij 't werk liggen, soms zelfs een paar dagen. Dan is er een van de zolderschuiten geweest waarop een tijdlang de heistelling heeft ge staan. Daardoor is die som misschien wat hoog opgo- loopen. De heer Berghuis (wethouder) zegt dat de heer Nijholt naar den bekenden weg vraagt. Hij weet ook wel dat er van gemeentewerken een bedrijfs inrichting zal worden gemaakt, dan zal het houden van controle over dergelijke posten ook op een andere wijze geschieden, maar thans moet het nog op deze manier. Op 't oogenblik is op de gemeente- begrooting bij het punt Openbare Werken geen andere boeking mogelijk. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 7. Agenda no. 8). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging van de artt. 25 en 26 van het Werkliedenreglement (bijlage no. 7). De beraadslagingen worden geopend. De heer Jansen dient eenige amendementen in op artikel 25 van het werkliedenreglement. Ie. Toevoeging aan het le lid „Aan werklieden, welke vóór 1 Juli hunne vaste „aanstelling bekomen, worden de vacantie- en verlof dagen, alsook het vacantiegeld, volledig toegekend. „Indien de aanstelling na 1 Juli plaats heeft, wordt „voor iedere volle kalendermaand één dag verlof, „benevens voor iedere kalendermaand 1/i2 van het „vacantiegeld toegekend." Dit, aldus spreker, omdat zijns inziens een arbeider, die b.v. in Maart of April is aangesteld, recht heeft op het volle vacantiegeld en ook op alle vacantie- dagen. 2e. Wijziging van het le lid „Recht op twee dagen verlof worde gewijzigd in „recht op drie dagen verlof." en Be. Toevoeging Be lid „aan losse werklieden wordt bij iedere 100 achter eenvolgende werkdagen, waarvoor B dagen verlof wordt toegestaan, 5 gulden toegekend." Dit laatste stelt spreker voor, omdat de losse werk lieden toch ook alreeds minder verdienen. De Voorzitter wil opmerken dat dit laatste voorstel van den heer Jansen moeilijk een amendement op het voorstel van Burgemeester en Wethouders kan zijn, omdat deze hier niet over het derde lid spreken. Het tweede amendement wil dus in het 2e lid van artikel 25 „twee dagen" in „drie dagen" veranderen. Wil de heer Jansen niet het cijfer 3 in lid 2 in 3 dagen veranderen De heer Jansen „Daar gaat het niet om". De Voorzitter merkt nog op dat door het le voor stel van den heer Jansen, door aan het le lid iets toe te voegen, het waarschijnlijk de bedoeling zal zijn om de redactie van Burgemeester en Wethouders gedeeltelijk te laten vervallen, althans daar iets uit te lichten. Spreker leest voor hoe de heer Jansen het artikel dan verder wenscht te redigeeren. Spreker vraagt of dit voorstel wordt ondersteund. De heer Postma ondersteunt het voorstel. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Maart 1920. 103 Het eerste amendement van den heer Jansen wordt verworpen met 14 tegen 3 stemmen. Vóór stemmende heeren Postma, IJ. de Vries en Jansen. Tegen stemmen de heeren Oosterhoff, Schaafsma, O. F. de Vries, Van Weideren baron Rengers, Dijk stra, Terpstra, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Tiemersma, Nijholt, De Vos, Van der Werff, Collet, Berghuis en Schoondermark. De Voorzitter stelt aan de orde het tweede voorstel van den heer Jansen de wijziging van artikel 25 le lid om „recht op twee dagen verlof" te veranderen in „recht op drie dagen verlof". Spreker vraagt of dit voorstel wordt ondersteund. De heer Postma ondersteunt dit voorstel. De Voorzitter meent te moeten opmerken, dat dit eigenlijk ook geen amendement is op het voorstel van Burgemeester en Wethouders over die kwestie wordt hier niet gesproken. De heer Terpstra begrijpt ook niet, waar dit een amendement op is. Spreker gelooft, dat de heer Jansen moet zeggenIk stel voor een wijziging van het W erklieden-reglement. De Voorzitter ,,'t Is geen amendement maar een voorstel, vreemd aan de orde van den dag. Dan kan het dus naar Burgemeester en Wethouders om prae- advies." De heer IJ. de Vries: „Is het niet in strijd met een bepaalde verordening dat de werklieden meer verlof dagen krijgen De Voorzitter wil opmerken dat het geheele Werk lieden-reglement destijds is samengesteld in overleg met de organisaties. Deze kwesties hadden er dan ook destijds in opgenomen kunnen worden. Bij spre kers weten is echter de kwestie van 3 in plaats van 2 dagen verlof niet besproken, evenmin als de toe voeging aan het derde lid„aan losse werklieden wordt bij iedere 100 achtereenvolgende werkdagen, waarvoor 3 dagen verlof wordt toegestaan, 5 gulden toegekend". Bij sprekers weten, althans onder zijn Voorzitter schap, zijn deze punten niet in de commissie voor georganiseerd overleg naar voren gebracht. Spreker vraagt, of het niet goed zou zijn deze beide voor stellen in handen te stellen van die commissie, opdat die er rapport of advies kan over uitbrengen. Deze voorstellen van den heer Jansen behooren dan thans ook niet verder in bespreking te komen. De heer Jansen heeft er geen bezwaar tegen om do voorstellen in handen te stellen van Burgemeester en Wethouders om prae-advies De Voorzitter „U stelt dus voor om de voorstellen in handen te stellen van Burgemeester en Wethouders om prae-advies. De heer Jansen antwoordt bevestigend. De heer Terpstra heeft diezelfde voorstellen ook bij de stukken gezien, ingediend door een paar orga nisaties. De Voorzitter zegt, dat onder zijn voorzitter schap deze punten niet in de commissie voor georga niseerd overleg naar voren zijn gebracht, maar onder voorzitterschap van den heer Schaafsma is dit ook niet gebeurd. Spreker vindt het wel eigenaardig dat deze punten niet in de commissie voor georganiseerd overleg naar voren zijn gebracht, waarin de organisaties, die zo thans voorstellen, toch ook medezeggingschap hebben en dat het nu op 't oogenblik zoo maar direct over die commissie heen wordt voorgesteld. Spreker zou willen vragen, of de organisaties, die dit nu doen, zich zoo zwak voelen in de commissie, dat zij den Raad nu maar direct voor de zaak stellen. Als raadsleden moet men dien weg niet op, maar de organisaties verwijzen naar de commissie voor georga niseerd overleg. Daar dienen eerst deze kwesties te worden behandeld, daarna pas in den Raad. De heer Jansen is aangevallen door den heer Terpstra, maar spreker zegt, dat het hier niet is een min of meer zwak staan van de betrokken organisaties, doch spreker heeft de voorstellen der organisaties gezien, en waar het betrokken artikel nu toch onder den hamer kwam, meende spreker die voorstellen wel te kunnen overnemen. De Voorzitter heeft opgemerkt dat de punten eerst in handen moeten worden gesteld van de commissie voor georganiseerd overleg. Spreker heeft daar niets tegen, 't is absoluut zijn bedoeling niet om deze voor stellen, vreemd aan do orde van den dag, heden te widen behandelen. Waar de heer Terpstra dan thans ook een lans voor breekt begrijpt spreker niet. De beraadslagingen worden gesloten. De voorstellen van den heer Jansen sub 2 en 3 worden in handen gesteld van Burgemeester en Wet houders om prae-advies. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met algemeene stemmen aangenomen. 8. Agenda no. 9). Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het adres van H. Visser tot overneming van een strookje grond aan de Spanjaardslan. Dit voorstel luidt als volgt Bij adres van 28 November j 1. deelt H. G. Visser, kaashandelaar, alhier, mede, dat hij eigenaar is van het perceel kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, sectie E no. 3059 (zijnde het oude no. 2473), ter grootte van 4.35 are, gelegen aan de Spanjaardslaan, doch dat dit perceel in de openbare registers niet geheel op zijn naam staat ingeschreven. Een gedeelte ter grootte van 23 cA. daarvan, onmiddellijk grenzende aan genoemde laan, staat op naam van de gemeente, waarom hij verzoekt bedoelde 23 cA. aan hem te willen afstaan. Dit adres, dat met de bijlage hierbij weder wordt aangeboden werd den 9en December j.l. om prae-advies in onze handen gesteld. Bij onderzoek is gebleken, dat de gemeente inge volge raadsbesluit van 10 October no. 206«/133 aan P. F. de Boer en A. de Boer alhier heeft verkocht een gedeelte van de Lijkvaart aan de Spanjaardslaan te Leeuwarden, uitmakende een gedeelte van het perceel kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, sectie E no. 2910 (oud 2186) en wel voor zoover grenzende aan de noordoost- en noordwestzijde van de perceelen sectie E oude nos. 2493, 2465, 2466, 2510, 2473, 2461, 2462 en 2463 aldaar, thans genum merd 2808 tot en met 2816, 2548 tot en met 2551, 3059, 2544, 2543 en 2542. Wij verwijzen U tot het vormen van een juist beeld ter zake naar de akte van overdracht met de twee daarbij behoorende situatiekaartjes. Nu is blijkbaar het hier bedoelde stukje, dat, zooals

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1920 | | pagina 7