126 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Maart 1920.
doen door steun te verleenen aan de commissie, die
zich hiermee bezig houdt, is dit van veel grooter
beteekenis dan steunverleeniug aan Pro Juventute.
De commissie, bestaande uit die drie heeren, komt
o. a. tot deze conclusie
„Zal de jeugdorganisatie de functie vervullen, die
„zij vervullen kan ten aanzien der jeugdvorming, dan
„moet krachtige steun tot instandhouding en uit
breiding van het reeds bestaande worden geboden,
„dan moet aan de stijgende behoefte aan leiders,
„localiteiten, terreinen en andere hulpmiddelen worden
„tegemoet gekomen, dan moeten ook verschillende
„maatregelen worden bevorderd, die zijdelings den
„arbeid der jeugd-organisatie kunnen ten goede komen."
Verder constateert de commissie
„dat het aantal jeugdigen, die na den leerplichtigen
„leeftijd nog verder onderwijs genieten, geheel onvol
doende is, dat dit onderwijs, gelet op zijn aard,
„voor een groot deel niet toereikend is om de door
„de tegenwoordige maatschappij vereischte kennis bij
„te brengen en dat in het bijzonder het herhalings-
„onderwijs op verre na niet in de bestaande behoefte
„voorziet".
En dan verder
hoe meer het werk in omvang toeneemt,
„hoe meer de behoefte wordt gevoeld aan groote
„financieele kracht. Hulpmiddelen, gebouwen, terreinen,
„bibliotheken, salarissen voor cursusleiders veroor
zaken grootere kosten, dan gedragen kunnen worden".
„Het is dan ook der commissie bij haar onderzoek
„gebleken en de „Verzameling van Rapporten" geeft
„het telkens te lezen, dat bij een krachtigen steun
„de arbeid nog op veel grooter schaal zou worden
„aangevat".
Dit zijn een drietal aanhalingen uit het rapport
der commissie waaruit blijkt, dat deze commissie
eenstemmig van oordeel is, dat door de vrije jeugd-
ontwikkeling een belangrijk werk wordt verricht, dat
de organisaties, die zich bezig houden met de ont
wikkeling van de jeugd, die de school verlaat,
niet in staat zijn om hun werk tot een goed einde
te brengen en daarom heeft de commissie eenstemmig
verklaard, dat de opvoeding der rijpere jeugd een
zaak is, die zoo steik mogelijk moet worden gesteund.
Spreker hoeft in het prae-advies van Burgemeester
en Wethouders een stap gezien in die richting en
hij heoft deze met blijdschap begroet. Spreker ver
onderstelt dan ook dat de liberale of rechtsche leden
hij weet niet wie zijn tegenstanders of medestanders
zijn het rapport van deze heeron aan een ernstige
studie zullen onderwerpen en dat dan ook eenstemmig
het werk der jeugd-ontwikkeling zal worden ter hand
genomen.
De heer Collet zegt dat de heer Dijstra hetnoodig
heeft geoordeeld om nog in het debat te brengen de
woorden, die door spreker in 1918 zijn gebezigd. In
1918 is een subsidie gevraagd voor de bijzondere
onderwijzers, terwijl de wet op het lager onderwijs
subsidie verbood. Dit is ook den heer Dijstra wel bekend.
En nu zegt de heer Dijstra, dat spreker het toen
eigenlijk dr. Kuijper heeft kwalijkgenomen en daarbij
dit woord bezigde dat hij uit de schatkist graaide
om het bijzonder onderwijs te steunen. In welk ver
band spreker dit toen echter heeft gezegd, laat de
heer Dijstra onvermeld. Toen toch dr. Kuijper aan
de regeering was, toen hij de macht in handen had
om het bijzonder- en het openbaar onderwijs gelijk
te stellen, heeft hij dit niet gedaan, hij heeft niet die
gelijkstelling gebracht, dr. Kuijper niet en zooals
spreker indertijd mede opmerkte zijn opvolger
Heemskerk ook niet. Spreker heeft er toen nog aan
toegevoegd dat het Cort van der Linden is geweest
aan wien men te danken heeft dat die gelijkstelling
is gekomen, een liberaal ministerie moest deze brengen.
Een christelijke regeering heeft hot echter tot twee
maal toe niet gedaan. Eu spreker heeft er toen ook
nog aan toogevoegd dat dit niet gedaan was, omdat
dan de schoolstrijd, steeds zoo fel gestreden, was
weggevaagd, dat juist daarom vermoedelijk de gelijk
stelling niet is gebracht. In dien zin heeft spreker
dat woord gebezigd, dat dr. Kuijper uit de schatkist
graaide. Men zal begrijpen dat sprekers bedoeling
toen enkel is geweest, dat die gelden werden gebruikt
voor andere instellingen als waarvoor ze bestemd
waren, dus in een verkeerden zin.
De heer Schaafsma (wethouder) wil een paar op
merkingen maken.
De heeren De Vos, Visser en Jansen komen tot de
conclusio dat, wanneer De Raad dit subsidie geeft
aan de jeugd-organisatie, tal van andere vereenigingen
hetzelfde zullen vragen. Spreker zou van zijn kant
daar tegenover willen stellenwanneer die vereeni
gingen aantoonen, dat ze dit subsidie werkelijk noodig
zijn en dat het werk, waarmede zo zich bezig houden
ten goede komt aan de jeugd-ontwikkeling, dan dient
de gemeente daarin mee te werken en subsidie te
geven. Spreker ziet daar niet het bezwaar van in.
Het bezwaar van de heeren zit echter meer in den
politieken kant, dat is zoo juist wel door den heer
Dijstra naar voren gebracht. Het bevreemdt spreker
echter, dat de heer Dijstra met zulke straffe woorden
over dit subsidie durft te sprekenals toch iemand
niet moest spreken over klaplooperij, dan is het de
heer Dijstra. Nog niet lang geleden is or een adres
ingekomen van de Burgerwacht om 1500.sub
sidie. Is dat dan misschien geen klaplooperij
De heer Visser „Noske"
De heer Schaafsma (wethouder) zal op de inter
ruptie niet ingaan. De kwestie van al of niet subsidie
aan de Burgerwacht komt wel te zijner tijd aan de
orde. Wanneer echter de heer Dijstra een groote
mond opzet over klaplooperij, dan zou spreker hem
willen zeggensteek de hand in eigen boezem. De
Burgerwacht bestaat toch voor een groot deel uit
menschen, die het wel kunnen betalen en dan zou
spreker zich schamen om bij de gemeente om een
subsidie van 1500.— aan te kloppen. En dat adres
is door den heer Dijstra zelf als bestuurslid onder
teekend.
Mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi zoekt heelemaal
geen politieken kant achter het voorstel, maar heeft
wel groote financieele bezwaren. Er zullen toch,
wanneer dit voorstel wordt aangenomen, tientallen
adressen om subsidie bij den Raad inkomen en hoe
graag spreekster dan ook de commissie het subsidie
zou geven, zij is daar toch iets huiverig van. Is er
echter niet een middenweg, waar heelemaal niets tegen
is? Er is zoopas besloten, dat vereenigingen enz.
zich bij elk voorkomend geval moeten wenden tot
den gemeenteraad om een gemeentelokaal te kunnen
huren. Nu zeggen Burgemeester en Wethouders in
hun prae-advies dat beschikbaarstelling van lokaal
ruimte hier op bezwaren stuit, maar spreekster meent
dat wat nu wordt voorgesteld op veel grooter be
zwaren zal stuiten; het is toch niet alleen deze com
missie, die men subsidie geeft, maar men zal het dan
ook aan andere vereenigingen of organisaties niet
kunnen weigeren. Het lijkt spreekster dan ook een
heele goede manier, wanneer men de commissie aan
lokaalruimte helpt; dat is dan meteen een voorbeeld
voor andere vereenigingen en de financieele bezwaren
voor de gemeente zijn niet al te groot.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Maart 1920. 127
De heer IJ. de Vries: „Toen ik het prae-advies thuis
kreeg stond ik versteld
De heer Dijkstra: „Dan staat U gauw versteld".
De heer IJ de Vries: „Ja, ik stond versteld".
Als de jongelingsvereenigingen 5060 jaren en
langer hebben bestaan en zich altijd hebben geholpen
met bepaalde contributies en giften van begunstigers
en hier komt dan een organisatie van nog geen 2
jaar oud een subsidie vragen van 500.een orga
nisatie, waarvoor op de begrooting staat f 1000.
voor lezingen en 380.voor het socialistische blad
voor de jeugd, dan zit daar voor spreker wel een
politieke kant aan, die hem niet alleen onaangenaam
is, maar ook voor hem het bewijs is, dat het beginsel
er niet zoo heel dik op ligt. Wanneer het zoo noodig
is, wat de commissie wil, kunnen dan 2/5 deel van
onze plaatsgenooten, vertegenwoordigende een 16000
menschen, dan geen f 2000. voor dit doel samen
brengen? Voor spreker zit er wel degelijk een poli
tieke kant aan en hij verwondert er zich dan ook
over, dat de heeren van het bestuur zoo mooi hebben
weten te praten, dat zij den Wethouder van Onder
wijs zand in de oogen hebben gestrooid.
In het program der commissie staat: „wel wijden
„wij veel aandacht aan hun sociaal-politieke ontwik
keling".
Conclusie spreker is niet voor al die subsidie, om
dat hij niet voor een politieke opvoeding is, niet
alleen van deze vereeniging maar ook van andere en
omdat het geld van de belastingbetalenden niet voor
politieke opvoeding moet worden gebruikt.
De heer N ij holt„En de Burgerwacht dan
De heer IJ. de Vries „Dat is een algemeene goed
ding
De heer Dijkstra: „voor de brandkast!"
De heer IJ. de Vries een instelling, die ook
aan den heer Schaafsma zijn wethouderschap ver
zekert. De Burgerwacht is het te doen om orde en
regel te handhaven. En nu is het wel eigenaardig
dat men in de wereld wel graag goede wegen, goede
scholen en een geregeld leven enz. wil, maar in het
systeem dat de S.D.A.P. wil, tracht men dit alles
onderst boven te werpen. Als men de politieke volksover
tuiging zoo wil veranderen, dat de meerderheid sociaal
democraat is, als hier 20 sociaal-democraten zullen
komen te zitten, laat men zijn gaDg gaan, maar dan
zoodanig werken, dat men de politieke volksover
tuiging omzet, dat men die op den duur verandert.
Want, wat is toch 25 jaar in het politieke leven. En
aldus spreker, wat de Burgerwacht betreft, die is er
niet alleen om mij, maar ook om U.
De Voorzitter verzoekt niet de Burgerwacht in het
debat te brengen.
De heer IJ. de Vries wil de Burgerwacht er wel
buiten laten tot deze aan de orde komt. Maar hij
wenscht nog te constateeren dat de Wethouder van
Onderwijs zich zand in de oogen heeft laten strooien.
Wat toch de jeugd-commissie wil, is niet alleen een
sociaal-politieke ontwikkeling, maar wat ook de aan
dacht verdient, zij wil ook „geen vastleggen aan een
keten van dogmatische leerstellingen." Dat beteekent
dus zooveel, dat zij niet willen godsdienstige leer
stellingen en godsdienst.
De Voorzitter roept de heeren die interrumpeeren
tot de orde en zegt dat het hier wel een bende lijkt.
Spreker verzoekt den heer De Vries te vervolgen.
De heer IJ. ds Vries vervolgt: wat op het program
der commissie staat, n.l. de rijpere jeugd „te brengen
tot een goed beschouwen der hen omringende werke
lijkheid." Dus geen dogmatische leerstellingen maar
materialistische leerstellingen. Het is hier enkel de
zaak, dat de sociaal-democraten dit begrip hebben en
dat spreker en partijgenooten godsdienstige begrippen
hebben, dit beheeischt de geheele kwestie. Wij willen,
aldus de commissie, „geen wegdoezelen der maat
schappelijke tegenstellingen, doch het wekken van een
jeugdig idealisme en geestdrift om die te verbeteren."
En wat beteekent dat Enkel en alleen om de maat
schappij om te zetten.
Als de sociaal-democraten meenen hunne kinderen
te moeten opvoeden in een bepaalde politieke richting,
heeft ieder ouder daartoe de vrijheid. Maar dan is
spreker er ook absoluut op tegen dat een dergelijke
ontwikkeling en opvoeding uit de gemeentekas wordt
gefinancieerd. En, zoo de Rijkscommissie meent dat
subsidie gegeven moet worden, laat het dan gevraagd
worden bij het Rijk maar niet bij de gemeente.
De heer Tulp zegt, dat wanneer het de bedoeling
is van de jeugd-commissie dat er geen politiek onder
wijs wordt gehouden, hij dan heel graag met het
prae-advies zal meegaan. Dan toch is het een neutraal
en onschuldig iets. Maar dan zal men spreker de ver
zekering moeten geven, dat er geen politiek kantje
aan zit. 't Is niet dat hij daar op zichzelf op tegen
is, maar hij is er wel tegen dat cursussen in de politiek
door de gemeente worden gesteund.
De heer Van der Werff heeft ook van het prae-advies
een eigenaardigen indruk gekregen, niet uit een politiek
oogpunt maar uit een oogpunt van opvoeding. Ook
in sprekers kringen is reeds jaren lang do opvoeding
der jeugd ter hand genomen door onderwijs in gods
dienst en verschillende vakken als teekenen enz. Daar
heeft men echter zelf altijd het geld bijeen gebracht,
zelf voor de financiën gezorgd. En nu komt van den
anderen kant plotseling een commissie tot onderzoek
ton opzichte van de opvoeding der rijpere jeugd uit
den grond rijzen en komt men bij de gemeente om
subsidie. Het was practischer geweest als men zelf
eerst eens had getracht do zaken te regelen, dat men
er zelf met eigen financiën had trachten te komen,
want de gevolgen, hieraan verbonden, zullen niet
gering zijn. Spreker is overtuigd dat het adressen
zal regenen. Ook van den kant van sprekers partij,
waar ook evengoed onderwijs wordt gegeven aan de
de jeugd, zal dan om subsidie worden gevraagd.
Spreker zal in dit geval dan ook tegen het prae-
advies moeten stemmen. Als de Raad toch hierop
ingaat zal hij de volgende week of later altijd subsidie
moeten geven aan elke vereeniging, die het vraagt en
een dergelijk doel beoogt.
De lieer Lautenbach heeft zich werkelijk verwon
derd over den Wethouder van Onderwijs voor wat
betreft de naïviteit welke hij tentoonstelt, door te
meenen dat hier geen politieke kant aan zit. Men
kan de S. D. A. P. niet meer beleedigen dan door
te meenen, dat deze op zoo'n zoetsappige, neutrale
wijze dat onderwijs zou geven, dat zou geen kleur
bekennen wezen, dat zij haar onderwijs met haar
geest doortrekt ligt voor de hand, dat spreekt als
een boek zouden zij dan zooveel subsidie daaraan
ten koste leggen
De heer De Boer „Natuurlijk
De heer LautenbachLaten we elkaar dan geen
Mietje noemen. Daarom is spreker er ook tegen dat
er subsidie zal worden gegeven. Wanneer het bij zijn