108 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Maart 1920. 2e. de heer De Boer met algemeene (24) stemmen. 3e. do heer Jansen met 23 stemmen op den heer Postma is I stem uitgebracht. 6. tot plaatsvervangend lid mevrouw BesuijenLindeboom met 22 stemmen op den heer Dijstra is 1 stem uitgebracht, terwijl 1 biljet blanco is ingeleverd. De Commissie bestaat dus uit de heeren Oosterhoff (Voorzitter), de Boer en Jansenplaatsvervangend lid mevrouw BesuijenLindeboom. 3. {Agenda no. 4.) Benoeming van iwee her schatters van het recht wegens vergunning tot verhoop van sterken drank in het klein {gemeenteblad 1905 no. 12.) In de eerste vacature wordt benoemd D. Swart met algemeene (24) stemmen. In de tweede vacature wordt benoemd P. Godlielp met 22 stemmen op den heer L. Dijkstra is 1 stem uitgebracht, 1 biljet is van onwaarde. 4. {Agenda no. 5.) Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging der gemeentebegrooting, diëtist 1919. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 5. {Agenda no. 6.) Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot intrekking van de verordening op de beperking van het gebruik van lei'tingwater (gemeenteblad 1917, no. 19). Dit voorstel luidt als volgt Omdat de voorraad brandstof en aluin, waarover do Leeuwarder Waterleiding-Maatschappij bij het einde van 1916 en het begin van 1917 beschikte, zeer boperkt was en al het mogelijke moest worden gedaan om met het verbruik daarvan zoo zuinig mogelijk te zijn, heefc Uwe Vergadering destijds in het leven geroepen de verordening op de beperking van het gebruik van leidingwater, opgenomen in het gemeente blad van 1917, no. 19. Thans heeft het geen reden meer om deze veror dening in stand te laten, waarom wij U voorstellen over te gaan tot intrekking daarvan. De beraadslagingen worden geopend. Mevrouw Buisman—Blok Wij brand i zou, waar dit voorstel van Burgemeester en Wethouders uitgaat, willen vragen of deze intrekking der bedoelde ver ordening ook overlegd is met het bestuur van de Waterleiding-Maatschappij en of dit ons ook weer in moeilijkheden kan brengen met het oog op de betrek kelijk beperkte capaciteit der buizen, zoodat we op een gegeven oogenblik weer zonder water zitten. En is het schrobben en besproeien der straten wel zoo noodzakelijk, dat men deze beperking moet intrekken Spreekster zou willen voorstellen alles te houden zooals het is. De Voorzitter zegt aan het bestuur der Waterleiding- Maatschappij gevraagd te hebben of het mogelijk was, de verordening in te trekken. Het bestuur had hier tegen niet zoo'n bezwaar en verwachtte voldoende water te kunnen leveren, behalve misschien soms in de allerwarmste zomermaanden. Spreker heeft deze mededeeling overgebracht bij Burgemeester en Wethouders en dit college meent nu het standpunt te moeten innemen, dat de Water leiding-Maatschappij maar moet zorgen voor voldoende water, 't Is toch een feit, dat wanneer men zoo doorgaat, er nooit voldoende water zal zijn; als de gemeente op alle mogelijke manieren mee gaat doen in da beperking, dan zal dit tot gevolg hebben dat het altijd een gesukkel blijft. En waar de directie nu ook niet positief heeft gezegd dat intrekking der verordening een bezwaar zou zijn, maar het alleen in de allerwarmste zomermaanden zou kunnen gebeuren dat er geen voldoende water kon worden geleverd, meenden Burgemeester en Wethouders, dat men beter doet de verordening thans weer in te trekken. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi Zou het dan geen aanbeveling verdienen om het voorstel aan te houdenEr komt nog een ander voorstel om de tarieven te verhoogen, laat men het zoolang aan houden. De Waterleiding-Maatschappij zal toch zonder verhooging der tarieven zeker niet in staat zijn om zooveel water te leveren, dat dit in ruime mate kan worden gebezigd voor schrobben en sproeien. Do Voorzitter: „Wenscht U het voorstel te doen om dit punt aan te houden Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi„Ja". De VoorzitterBij eenvoudige tegenstemming kan U dat ook bereiken. Wanneer er meer leden zijn die tegenstemmen en het voorstel van het college wordt afgestemd, dan blijft bestaan wat is en dan zal het verboden zijn om te schrobben en te sproeien met leidingwater. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met 21 togen 3 stemmen aangenomen. Vóór stemmende heeren Lautenbach, Visser, Dijstra, Dijkstra, Fransen, Van der Werff, Tiemersma, Schaafsma, Zandstra, Terpstra, Oosterhoff, O. F. de Vries, Van Weideren baron Bengers, De Vos, Nijholt, De Boer, IJ. de Vries, Postma, Jansen, Collet en Schoondermark. Tegen stemmen: de heer Tulp, mevrouw Buisman Blok Wijbrandi en movrouw BesuijenLindeboom. 6. (Agenda no. 7.) Voorstel van Burgemeester en Wethouders om de iverkz aamheden van de voormalige commissie tot verplaatsing van het aschland mede op te dragen aan de commissie van bijstand voor de gemeente- reiniging. Dit voorstel luidt als volgt Bij de vernieuwing van den Gemeenteraad in Sep tember 1919 is niet overgegaan tot benoeming van de commissie voor de verplaatsing van het Aschland, die toen ter tijde uit nog slechts twee leden, de heeren Oosterhoff en Fransen, bestond. De commissie had 11 December 1915 (bijlage no. 35 van dat jaar) haar rapport aan den Raad uitgebracht, dat den llden April 1916 (Handelingen blz. 78) in handen van ons college om prae-advies werd gesteld. Door teleurstelling, ondervonden door gebrek aan activiteit van een adviseur, wiens oordeel ons college over het rapport nog gaarne had ingewonnen, en oponthoud als gevolg van het optreden van nieuwe leden in ons college, is dit prae-advies nog niet gereed gekomen. Intusschen was de evenbedoelde commissie niet gedechargeerd, totdat zij met September heeft opge houden te bestaan. Aangezien het noodig of wenschelijk kan blijken, over de diensten der commissie alsnog te kunnen beschikken, doch het in dit stadium der Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Maart 1920. 109 zaak wellicht beter is, niet een geheel nieuwe com missie in het leven te roepen, hebben wij de eer U voor te stellen te besluiten, voorzoover mogelijk en noodig hare taak over te dragen aan do commissie van bijstand voor de gemeentereiniging. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 7. Agenda no. 8.) Voorstel van Burgemeecter en Wethouders om ten behoeve van de definitieve invoering van meer paardenmarkten over te gaan tot wijziging der verordening op de marktpolitie {gemeenteblad 1913, no. 15 en 1918, nos. 3 en 15) (bijlage no. 8). Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 8. Agenda no. 9.) Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het adres van N. P. de Koo te Rotterdam als erfgenaam van den beeldhouwer Pier Pander, te Rome. overleden, betreffende overdracht aan de gemeente van een in een museum onder te brengen verzameling nagelaten werken van den kunstenaar enz. Dit prae-advies luidt als volgt Den 27en Januari 1.1. werd in onze handen om prae-advies gesteld een schrijven van N. P. de Koo to Rotterdam, universeel erfgenaam van den beeld houwer Pier Pander, te Rome den 6en September 1919 overleden, waarbij hij ingevolge de wenschon van den overledene de gemeente in eigendom aanbiedt een te zijner tijd te bouwen museum met de nage laten werken van genoemden beeldhouwer onder uit drukkelijk beding, dat dit museum alleen voor deze collectie bestemd is. Hij verzoekt de gemeente een stuk grond daarvoor te willen aanwijzen waar het museum kan worden gebouwd, de juiste plaats nader in overleg met Burgemeester en Wethouders aan te wijzen en voorts om het gebouw met de daariu te plaatsen werken in beheer en onderhoud te willen nomen. Uit een nadere mededeeling van den heer de Koo blijkt, dat de aangeboden veizameling bestaat uit ongeveer 150 reliefs en 40 beelden en beeldjes, grootendeels in gips. Het museum, dat do schenker gaarne geplaatst zag in de onmiddellijke nabijheid, doch vrij van het tempeltje voor den beeldoncyclus vaD Pander, zal een oppervlakte van circa 20 bij 40 meter beslaan. Gelijk de Raad zich herinneren zal, heeft onze voorzitter van het voornemen dezer schenking reeds vroeger in Uwe vergadering mededeeling gedaan en is voorloopig goedgevonden de aanwijzing der plaats voor het museum aan ons college over te laten. Genoemd is toen o. a. het voormalig bastion aan de Noorderplantage, maar hoe het zij, ter zake moet met den schenker nog definitief worden overeen gekomen. Aangezien de voorwaarde door dezen ge steld, dat de gemeente het gebouw in beheer en on derhoud zal nemen, ongetwijfeld door den minister van Financiën, welke daarover te beslissen heeft, zal worden beschouwd als een opdracht welke aan de schenking niet het karakter ontneemt van te zijn ge schied in het algemeen belang, is volgens artikel 80 der Successiewet de gemeente van het recht van schenking vrijgesteld. Op grond van een en ander komt het ons voor, dat de gemeente tot de aanvaarding kan besluiten. Zij krijgt, naast de beeldengroep van denzelfden kunstenaar, daardoor een attractie te meer, terwijl bereikt wordt dat de nagelaten werken van den Frieschen beeldhouwer, die terecht zulk een groote vermaardheid geniet, in de hoofdstad van het gewest, waar hij geboren werd, bijeen blijven. Wij hebben daarom de eer U voor te stellen te besluiten Burgemeester en Wethouders te machtigen op de door den schenker gestelde voorwaarde de schenking te aanvaarden en ten aanzien van de vi ij- stelling van het voor de schenking verschuldigde recht, het noodige te verrichten, wordende de aan wijzing van de plaats van het te bouwen museum in overleg met den schenker aan Burgemeester en Wet houders overgelaten. Met algemeene stommen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethoudors. 9. (Agenda no. 10). Voorstel der Commisste voor het ontwerpen van strafverordeningen tot wijziging der verordening betreffende den nachtarbeid in bakkerijen (gemeenteblad 1918 no. 47) (bijlage no. 12). De beraadslagingen worden geopend. Aan de orde is onderdeel I van het voorstel. De Voorzitter doet mededeeling dat van den heer De Boer een amendement is ingekomen, luidende als volgt in artikel 2 sub 3 letter a wordt toegevoegd, onder vervanging van het woordje „en", waar dit voor de tweede maal voorkomt, door een komma en met weglating van de komma achter „Hemelvaartsdag", de woorden „en de dag waarop 1 Mei valt". De heer Postma heeft reeds bij de begrooting, toen het voorstel van den heer Nijholt is ingediend, gevraagd om een meer royale toepassing ook ten opzichte van de Katholieke bakkers. Spreker werd toen geantwoord dat in art. 2, onder alinea 4 voldoende rekening was gehouden met de kerkelijke feestdagen van iedere gezindte. Genoemd artikel geeft echter slechts vrijstelling van 45 uur des voormiddags op den dag voorafgaande aan 2 of meer achtereenvol gende kerkelijke feestdagen, wat heel zelden voorkomt voor katholieken alleen. Spreker zou daarom willen voorstellen het vermelde onder 16 van art. 2 ook op die dagen toepasselijk te maken, die vooraf gaan aan een Katholieken kerkelijken feestdag. De Voorzitter meent te moeten opmerken, dat dit op 't oogenblik niet aan de orde is. De heer Postma spreekt over artikel 2 sub 4, terwijl op 't oogenblik een wijziging wordt voorgesteld van artikel 2 sub 16. De heer Postma maakt er maar attent op om de juistheid van zijn voorstel aan te toonen. Indertijd is het antwoord gegeven dat voor alle gezindten de vrijstelling dezelfde was en met het oog daarop wenscht hij thans een voorstel in te dienen, dat ook aan Katholieke bakkers op dagen, voorafgaande aan hun feestdagen, vrijstelling wordt verleend van 35 uur 's voormiddags. Spreker wil dan ook voorstellen in artikel 2, tweede lid, onder 16 te lezen: 6. „van den dag voor den Nieuwjaarsdag, den Hemel vaartsdag, den dag waarop 1 Mei valt, alsmede, be houdens het bepaalde in hot volgende lid, van don dag, voorafgaande aan een kerkelijken feestdag, onder scheidenlijk voor de verschillende gezindten". Sprekers voorstel wordt ondersteund door zijn partijgenoot, de heer Visser. De heer De Vos zal zich niet tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders verzetten maar wil er toch de aandacht op vestigen dat het niet aangenaam aandoet dat, waar men nu van een zekere zijde een

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1920 | | pagina 3