1 112 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Maart 1920. niet uitgesloten is, dat voor den bouw van woningen als hier bedoeld, tegen een lage rente gelden zijn te verkrijgen". Spreker zou nu willen vragen of er bij de overgelegde exploitatie-rekening alreeds rekening is gehouden met die lage rente. Hij concludeert uit het cijfer der annuïteit, dat dit wel gebeurd is. Wan neer dan dus de gelden niet tegen die lage rente zijn te verkrijgen, zal de exploitatierekening moeten worden veranderd. Mocht zijne meening in deze juist zijn, dan vraagt hij, of het niet raadzaam zou zijn, dit voorstel alleen aan te nemen „mits de gelden tegen die lage rente zijn te verkrijgen", en in het andere geval do zaak nog eens opnieuw onder de oogen te zien. De heer 0. F. de Vries (wethouder) zegt dat het volkomen juist is wat de heer Oosterhoff heeft opge merkt, dat met den opzet van de huren rekening is gehouden met het verkrijgen van gelden tegen lage rente. De heer Oosterhoff wil rekening houden met de mogelijkheid, dat dit laatste eens niet het geval zou zijn, doch Burgemeester en Wethouders hebben daaromtrent zoo goed als zekerheid. Als de gelden echter niet te verkrijgen zouden zijn tegen een lage rente dan zou de exploitatie-rekening eenigszins anders moeten worden opgezet. Do heer De Boar wou graag oen algemeene opmer king maken. Spreker krijgt den indruk, dat in die streek of in dat gedeelte van Leeuwarden, dat hoofdzakelijk voor woningbouw door de woningvereenigingen wordt ge bezigd, de woningcomplexen zoodanig worden gebouwd, dat zij een aaneensluitend geheel opleveren, terwijl tevens die woningen aan een bepaalden schoonheids- eisch voldoen. Nu heeft het sprekers verwondering gewekt, dat midden tusschen die complexen particu liere woningen worden gebouwd, die absoluut niet passen in het systeem dor woningvereenigingen en ook niet voldoen aan den miniemsten eisch van schoon heid. Spreker zou nu aan Burgemeester en Wethou ders willen vragen of in het vervolg met het uitgeven van grond met dergelijke dingen niet in voldoende mate rekening kan worden gehouden. Bedoelde par ticuliere woningen toch zullen jaren lang een ont siering zijn van het stadsbeeld, dat daar ontworpen wordt* De heer 9. F. de Vries (wethouder) antwoordt dat de zelfde zaak is besproken bij de behandeling der begrooting. De verschillende plannen worden beoor deeld door de schoonheidscommissie, zoo ook dit plan ten opzichte van deze 2 of 3 burgerwoningen. De schoonheidscommissie heeft geadviseerd de bouwver gunning toe te staan. De heer Oosterhoff wil Burgemeester en Wethouders danken voor de gegeven inlichtingen, die hebben bevestigd wat spreker reeds vermoedde, dat men ten opzichte van de huren rekening had gehouden met een zeer lage rente. Zou het nu echter geen zaak zijn, te trachten om eerst de zekerheid te verkrijgen, dat men het geld tegen die lage rente kan krijgen Spreker weet dat enkele groote lichamen zich daartoe bereid verklaard hebben, maar mocht dit onverhoopt toch niet gelukken, dan zullen de huren misschien 1.per week hooger moeten worden. Dat is wel van eonige beteekenis, zoodat de Raad daarover wol zijn meening mag uitspreken. Spreker zou dan ook eerst de zekerheid willen hebben dat het geld tegen lage rente is te verkrijgen en, zoo dit niet mocht gelukken, gaarne zien dat er dan nog een nieuwe exploitatie-rekening aan den Raad werd overgelegd. De Voorzitter zegt dat de heer Oosterhoff gelijk heefthet kan in de huur per jaar en per woning een 40.verschillen. Doch die huur moet dan gevonden worden, dat zal, wanneer de gelden niet tegen lage rente zijn te verkrijgen, niet anders kunnen. De heer Da Boer wou naar aanleiding van wat door wethouder De Vries is opgemerkt nog zeggen, dat het hem voorkomt, dat bij het uitgeven van grond in erfpacht daaraan wel de voorwaarde verbonden kan worden, hoe op een bepaald terrein moet worden gebouwd ten opzichte van de gevelontwerpendat deze n.l. moeten aansluiten bij de gevelontwerpen, die daar gebouwd zijn. Spreker gelooft wel dat dit mogelijk is. En dan behooren Burgemeester en Wethouders zich niet neer te leggen bij het besluit van de schoon heidscommissie. Spreker weet niet wat er nog gebouwd wordtwat er is gebouwd weet hij wel, maar wat er nog wordt gebouwd kan hij niet beoordoelen. Burgemeester en Wethouders kunnen echter wel beoordeelen of een bepaalde gevel daar past, omdat zij alle plannen van bebouwing, die daar zullen worden uitgevoerd, voor zich kunnen hebben. Op de terreinen, die de woning vereenigingen dus in bebouwing hebben, zou men ten opzichte van particuliere woningen bepaalde eischen kunnen stellen, opdat deze woningen voldoende in het bepaalde systeem zullen passen. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 12. Agenda no. 13). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot nadere wijziging der verordening op de heffing van een plaatselijke dtrecte belasting naar het inkomen, naar aanleiding van eene door den Minister van Binnenlandsche Zaken gemaakte opmerking (bijlage no. 47 van 1919 en 14 van 1920). De beraadslagingen worden geopend. Den heer 0ijstra doet het eenigszins leed, dat de Minister van Binnenlandsche Zaken heeft gemeend dezen Raad een wenk te moeten geven om den kinderaftrek terug te brengen op f 50.Spreker kan het zich indenken dat een bedrag van 100.ongelimiteerd, bij 't bezit van veel kinderen tamelijk oploopt, zoodat de totale aftrek dan een hoogte bereikt, die bezwaren zal kunnen opleveren voor een goed financieel beleid van de gemeente. Maar toch kan hij zich met het voorstel, zooals dit door het college den Raad is aangeboden, niet vereenigen en hij wil daarom voor stellen den kinderaftrek te brengen op 75.tot een maximum van f 600.Spreker zal dit voorstel, dat mede is onderteekend door den heer Yisser, even voorlezen „Ondergeteekenden hebben de eer voor te stellen, „de in de bij raadsbesluit van 22/29 December 1919 „gewijzigde verordening tot het heffen van eene „plaatselijke directe belasting naar hot inkomen be haalden kinderaftrek van f 100.— te brengen op 75.per kind, onder dien verstande, dat het totaal „van den kinderaftrek het bedrag van 600.niet „zal te boven gaan". De heer Nijholt zal niet graag voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders stemmen, omdat ook hij liever een hoogeren aftrek zag, maar hij gelooft toch dat het op 't oogenblik de eenige mogelijke weg is. Er is indertijd door den Raad een andere aftrek vastgesteld, maar deze zal niet worden goedgekeurd T Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Maart 1920. 113 door de Kroon en nu lijkt het spreker de eenig mogelijke weg om dit voorstel van Burgemeester en Wethouders onder pressie van de regeering aan te nemen. Als men nu weer andere dingen gaat doen, een ander voorstel over een anderen aftrek, dan is de kans groot, dat de zaak veel wordt vertraagd in de eerste plaats, maar ook heeft men kans dat men de zaak nog eens terug krijgt en zoodoende opnieuw do kwestie onder de oogen moet zien. Het gevolg daarvan zal zijn, dat de belasting-verordening niet vroeg genoog kan worden toegepast daar wordt het nu al laat mee maar dan wordt de belasting-inning veel te laat. Spreker meent dat het niet goed is dat men dit laatste zoo lang gaat uitstellen. Daarom alleen zal hij dan ook zijn stem geven aan het voorstel van Burgemeester en Wethouders, maar niet graag voor langer dan 1 jaar. En dan meent spreker dat het goed zal zijn, dat in den tusschentijd, die nu komt, vóór 1921, wordt overwogen, wat moet worden gedaan om de verordening beter te maken. Spreker vindt het wel erg dat een regeering, die zegt veel voor kinder aftrek te gevoelen, dwingt om den kinderaftrek te verlagen, maar hij meent toch dat het 't beste is, zich er dezen keer bij neor te leggen. Het voorstel van den heer Dijstra zal spreker niet bespreken hij meent dat het beter is dit niet te doen. Wanneer het voorstel van Burgemeester en Wet houders wordt aangenomen, dan is er daarna volop tijd om een anderen aftrek voor 1921 te overwegen en bij de Kroon te verdedigen; de sociaal-democratische fractie is ook van plan dan intijds met een nieuw voorstel inzake aftrek te komen. Maar dan is het nu beter met het voorstel van Burgemeester en Wet houders mee te gaan. De heer Dijstra zegt omtrent het bezwaar door don heer Nijholt ook reeds aangevoerd, dat we kans krijgen, dat ook hot nieuwe voorstel door de Kroon niet wordt aanvaard. We hebben hier echter, wat den kinderaftrek betreft spreker heeft dit in eerste instantie ook reeds gezegd besloten tot een ongelimiteerd bedrag, m.a.w. men heeft niet vooraf bepaald en begroot hoever men er mee zal gaan. Daarbij schijnt het spreker nu toe, dat de Minister heeft gezegddaarmee is geen rekening gehouden. De Minister zal zich dan een algemeene lijn hebben gevormd en naar aanleiding daarvan hebben gevraagd of het geen overweging verdient, den aftrek tot 50.terug te brengen. Als we daar echter aan vast houden dan schieten we niets op. Sprekers voorstel geeft een zeker beleid ten opzichte van het bedrag van den kinderaftrek en het zou zeer goed kunnen wezen dat de Minister van Binnenlandsche Zaken er mee accoord gaat, wanneer men tot 600.gaat en dit bedrag niet wordt overschreden, zoodat dan de kinderaftrek toelaatbaar is tot en met 8 kinderen. Dat is dan een ander element, dat naar voren komt. Spreker heeft geen aanleiding gevonden om met zijn voorstel te wachten en kan ook niet meegaan met de gedachtengang van den heer Nijholt om te wachten tot het volgende jaar. De heer Jansen heeft ook met verbazing kennis er van genomen dat men van den Minister van Binnenlandsche Zaken, een rechtsche Minister nog wel, een weigering heeft gekregen om den kinderaftrek te bepalen op 100.Het verheugt spreker dat de hoeren Dijstra en Visser met een voorstel komen om althans iets te doen. Spreker heeft dit met genoegen gohoord en ofschoon er aan dit voorstel van den heer Dijstra ook zwarte puntjes zitten, n.l. dat een gezin met 8 kinderen wél maar een gezin met 10 kinderen niét de volle aftrek krijgt, toch is dit voorstel een midden voorstel, dat ten minste iets wil doen en daarom zal spreker er dan ook zijn stem aan geven. De heer Fransen, ofschoon het voorstel van den heer Dijstra zijn symphatie heeft, ziet zich toch verplicht daartegen te stemmen, omdat voor hem het principe is verloren door de beperkende bepaling, die in het voorstel voorkomt. Die staat spreker niet aan en hij isheteensmetdenheer Jansen ofschoon deze voor het voorstel-Dijstra is dat met het grootste aantal kinderen niet de aftrek het grootste is, terwijl de grootste gezinnen dien aftrek het meeste noodig hebben. Het spijt spreker dat hij tegen het voorstel van de heeren Dijstra en Visser moet stemmen. De heer Visser is het, wat de principieelo kwestie aangaat, met den heer Fransen eens. Maar het daarstellen van het voorstel is uitgegaan van deze idee hoe kan men practisch iets bereiken Al loopt het voorstel dan niet parallel met het geheele principe, wanneer dit bereikbaar is moet men dat toch nemen. En opdat hot bereikbaar zal zijn is er gezegd laten we een zeker maximum, ten bedrage van 600. stellen. De heer Schaafsma (wethouder) wil alleen dit opmerken. De heeren komen nu met een voorstel, waarvan de heer Nijholt alreeds heeft aangetoond, dat men het waarschijnlijk weer terug zal krijgen om dan straks weer opnieuw de kwestie te moeten behandelen. De brief, die van den Minister is gekomen, zegt dat do voorgestelde aftrek van 700.leidt tot totaalsommen die uitgaan boven het bedrag, dat voor noodzakelijk levensonderhoud noodig is, wanneer de kinderaftrek er bij gerekend is. En dan blijkt uit dat schrijven wel, dat het don Minister niet alleen om dio 100.te doen is, maar dat hij ook wel vrij positief aan den Raad zijn verlangen te kennen geeft, om den aftrek terug te brengen tot 50. wat zooveel zeggen wil als dat is voor mij het hoogste bedrag. Waar nu de Minister zoo bepaald zijn meening naar voren schuift, acht spreker het gewenscht om het voorstel van Burgemeester en Wethouders in dit stadium maar aan te nemen, opdat dit jaar de belasting-inning haar voortgang kan hebben. Men zal dan het volgend jaar een voorstel tot wijziging kunnen indienen in den geest van de heeren Dijstra en Visser. Dat lijkt spreker beter toe. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van de heeren Dijstra en Visser wordt verworpen met 15 tegen 9 stemmen. Vóór stemmende heeren Lautenbach, Visser, Dijstra, Van der Werff, Oosterhoff, De Vos, IJ. de Vries, Postma en Jansen. Tegen stemmen de heeren Tulp, Dijkstra, Fransen, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Tie- mersma, Schaafsma, Zandstra, Terpstra, O. F. de Vries, Van Weideren baron Rengers, Nijholt, mevrouw BesuijenLindeboom, de heeren De Boer, Collet en Schoondermark. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt hierna met algemeene stemmen aangenomen. 13. (Agenda no. 14.) Voorstel van Burgemeester en Wethouders om in het waarborgfonds voor de in 1920 alhier te houden eledriciteits-tentoonstelling deel te nemen tot een bedrag van f 5000. Dit voorstel luidt als volgt r i 1 1

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1920 | | pagina 5