114 Verslag vau de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Maart 1920. Bij schrijven van 5 Maart 1920 wendt het Uit voerend Comité voor de dit jaar te Leeuwarden te houden internationale electriciteitstentoonstelling zich tot Uwe Vergadering met de mededeeling, dat de aanvrage om deelneming in het te vormen waar borgfonds (ingekomen 26 Januari j.l.) in dien zin wordt gewijzigd, dat zij steun van de gemeente verzoeken tot een bedrag van 5000. Met het oog op bovenstaand verwacht adres werd den lOen Februari 1.1. aangehouden ons voorstel van 29 Januari te voren no. 394/33, dat betrekking heeft op de oorspronkelijke aanvrage. Daarin wordt gead viseerd het ontbrekende op de gedachte waarborgsom aan te vullen, doch ten hoogste te gaan tot ƒ5000. Wij hebben geen bezwaar den steun te verleenen op de wijze als thans wordt gevraagd en geven U, overigens met behoud van ons aangehaald voorstel, in overweging in het waarborgfonds deel te nemen tot een bedrag van 5000. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders 14. (Agenda no. 15). Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het adres van J. Kuipers e.a., uitmakende het comité tot verbetering van den Dokkumertrekweg betreffende overneming in eigendom door de gemeente van het nog niet verbeterde gedeelte van dien weg binnen de gemeente. Dit prae-advies luidt als volgt Het Comité tot verbetering van den Dokkumer trekweg wendt zich andermaal tot Uwe Vergadering, thans met het aanbod om het gedeelte van dien weg van de brug bij den heer Meijers af tot de brug over de Jelsumervaart voor een prijs door U te bepalen aan de gemeente in eigendom over te dragen. Wij hebben de eer U het betrekkelijke adres van 20 Januari 1920 met het advies van den Directeur der Gemeentewerken ter zake, gegeven bij schrijven van 17 Februari j.l., hierbij over te leggen. Met den Directeur zijn wij van oordeel, dat het bezit van den weg, zooals hij er ligt, voor de gemeente van geen belang is. In den toestand van den weg is sedert Uw besluit van 15 April 1919 no. l54R/90, waarbij afwijzend is beschikt op een verzoek om een gemeente lijke subsidie voor verbetering van den trekweg, geen verandering gekomen. Wij meenen, dat geen termen aanwezig zijn om het standpunt tegenover deze zaak ingenomen, te wijzigen en dat alzoo belanghebbenden zelf de kosten van verbetering, buiten die voor oever voorziening, welke 47000.beloopen, indertijd geschat op 41000.(vergelijk hierbij ons voorstel van 21 Maart 1919, dat tot Uw bovenaangehaald besluit van 15 April 1919 heeft geleid) verminderd met de 1500.ingevolge raadsbesluit van 28 December 1915 toegezegd, zullen moeten dragen en dat er van overneming van den weg alleen sprake kan zijn als deze met de bruggen naar een door ons goed te keuren plan is verbeterd. Wij geven U daarom in overweging te besluiten aan het Comité te berichten, dat de gemeente alleen dan bereid is het gedeelte van den Dokkumer trekweg van het 3e bruggetje af tot de brug over de Jelsumer vaart in eigendom en beheer over te nemen, als de weg en de bruggen volgens een door Burgemeester en Wethouders goedgekeurd plan zijn verbeterd. De beraadslagingen worden geopend. De heer Dijkstra kan zich met het afwijzend prae- advies niet geheel vereenigen. Hij kan wel begrijpen, dat de gemeente niet zoo maar bereid is om voor dat gedeelte van den Dokkumer trekweg duizenden guldens op te offeren en den weg in orde te maken. Een andere kwestie is echter deze. De toestand van den weg is slecht, de bruggen zijn vaak levens gevaarlijk. Als de weg verbeterd wordt zooals het eerste gedeelte, dan kost dat de gemeente ongeveer 70.000.— en daar valt in deze tijdsomstandigheden ook al was het niet in deze omstandigheden als de gemeente er geen grooter belangen bij heeft, niet aan te denken. Maar spreker zou willen voor stellen om deze zaak nog aan te houden, om daarmee te bereiken, dat men na kan gaan of er nog niet iets mogelijk is om in den toestand daar verbetering te brengen. Spreker is van oordeel dat, wanneer de Dokkumer trekweg wordt herschapen in een stads-pad voor voetgangers, als men van den weg, waarbij in jaren lang geen sprake van onderhoud is geweest, de ergste stukken bijhelpt en men zoodoende den weg op een bescheiden manier weet te herstellen, de weg voor de gemeente dan wel van waarde is. Op 't oogenblik zeggen Burgemeester en Wethouders dat de gemeente bij den weg, zooals die daar nu ligt, geen belang heeft, en spreker moet dat toegeven, maar wanneer men er een stads-voetpad van maakt, dan kan men er op die manier een wandelweg van krijgen die bijzonder mooi is. Een wandeling langs den Dokkumer trekweg langs Vierhuis en den Stienser- straatweg terug is dan een wandeling van een vijf kwartier. Spreker zou nu de vraag willen stellen of het niet de moeite waard wordt geacht, om van gemeentewege nog eens onder de oogen te zien of de weg niet, zooals spreker zich voorstelt, verbeterd kan worden, waarop deze onder nader door Burgemeester en Wet houders te stellen voorwaarden ware over te nemen. Spreker wil daar direct aan toevoegen, zonder op de zaak vooruit te willen loopen, dat zijns inziens de weg dient te worden overgenomen met gesloten beurzen. En wanneer men dan een paar bescheiden bruggetjes slaat en de verbetering aanbrengt zooals spreker zich voorstelt, behoeft dat geen 70.000.te kosten, maar is dat met een 4000.a 5000.wel te bereiken. Wanneer men het bescheiden en practisch doet heeft do weg zeker wol waarde voor de gemeente. Het komt spreker dan ook voor dat het beter is, nu het voorstel van Burgemeester en Wethouders aan te houden, opdat men alsnog in de gelegenheid zal zijn om toch iets te bereiken, wat wel een ge meente-belang is. De Voorzitter„Maakt II daar een voorstel van De heer Dijkstra ..Ja". Sprekers bedoeling is om het voorstel van Burgemeester en Wethouders aan te houden, omdat dit, wanneer het is aangenomen, beteekent, dat de zaak van de baan is. Want de voorwaarde tot overneming door de gemeente, dat de weg eerst door de verschillende eigenaren in voldoenden staat moet worden gebracht, beteekent practisch dat daar niets van terecht komt. De VoorzitterHet voorstel van Burgemeester en Wethouders is Wij geven U daarom in overweging te besluiten aan het Comité te berichten, dat de gemeente alleen dan bereid is het gedeelte van den Dokkumer trekweg van het 3e bruggetje af tot de brug over de Jelsumer vaart in eigendom en beheer over te nemen als de weg en de bruggen volgens een door Burgemeester en Wethouders goedgekeurd plan zijn verbeterd. De heer Schaafsma (wothouder) meent dat het voorstel van Burgemeester en Wethouders precies Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Maart 1920. 115 ondervangt wat de heer Dijkstra wil. Deze moet niet vergeten, dat dit een prae-advies is op een geheel ander voorstelmen vraagt om den weg in orde te maken zooals het eerste gedeelte en dat kost ƒ88000. Daarop wordt volgens het voorstel van het college afwijzend beschikt. Komt het Comité nu echter met een ander voorstel dan wordt het een geheel andere toestand, dan kan men opnieuw de zaak onder de oogen zien en dat is precies hetzelfde als wat de heer Dijkstra wil. De heer Dijkstra zegt, dat er toch wel eenig verschil is, 't is werkelijk zoo niet als do heer Schaafsma zegt. Het voorstel van het college beteekent, dat wanneer hot wordt aangenomen, de zaak van de baan is. Als het echter wordt aangehouden kunnen nog eens de besprekingen worden geopend tusschen het Comité en de eigenaren en dan kan de gemeente eerst ver nemen op welke condities zij den weg kan krijgen, want dat moet het eerste wezen. Spreker kan er zich mee vereenigen, dat men het voorstel van het Comité, zooals het op 't oogenblik wordt gedaan, niet kan aanvaarden, maar dan behoort het toch tot de taak van de gemeente om te zorgen, dat voetgangers langs den trekweg op een behoorlijke manier kunnen passeeren. En dat is heel wat anders dan hier in het voorstel staat. Als dat Comité met andere voorstellen moet komen en daarbij als noodzakelijke voorwaarde wordt gesteld, dat de eigenaren verbetering aanbrengen, dan komt er niets van terecht, omdat de eigenaren van de verschillende aanliggende landerijen niet het aller meeste belang bij verbetering hebben, daar zij de uitgangen van deze landerijen niet zoozeer aan den trekweg hebben. Dat zou heel anders zijn als men dien weg voor het bedrijf noodig had, doch dit is niet het geval. Spreker zou nu eenvoudig de zaak aan willen houden om in die richting iets te bereiken. De Voorzitter meent dat hier een misverstand is. Het gedeelte van den weg wordt door den heer Kuiper en anderen aan de gemeente te koop aan geboden tegen een prijs, te bepalen door den Raad. Anders niets. De weg wordt dus door die heeren te koop aan geboden en nu zeggen Burgemeester en Wethouders: we willen den weg wel hebben als hij eerst ver beterd is De heer Dijkstra wil echter eerst den weg hebben en deze dan verbeteren. En nu is 't maar do kwestie waar die sommen op neer komen. Er zijn zeer weinig wandelwegen om Leeuwarden, 't is dus heel aardig als men deze er bij krijgt, doch speciaal de Dokkumer trekweg vraagt een geweldig onderhoud en met die 4000.a ƒ5000.waar de heer Dijkstra do verbetering op begroot, is de gemeente er dan ook niet af. Wat betreft den wandelweg langs den Dokkumer trekweg, die bestaat al, de weg is wel degelijk te loopen, hij is misschien op 't oogenblik zelfs veel artistieker dan dat men er een mooi klinkerpad van maakt. De wandeling langs den Vierhuisterweg is er dus al. Overigens gelooft spreker dat het door den heer Dijkstra geraamde bedrag aan den lagen kant zal zijn, terwijl verder de gemeente steeds met het onderhoud zal zitten. Burgemeester en Wethouders geven den Raad in overweging om het Comité te berichten dat de gemeente den weg wél wil hebben, als men deze- eerst goed in orde maakt. Dit meende spreker even te moeten opmerken om alle mogelijke misverstand te voorkomen. Spreker wil nu het voorstel van den heer Dijkstra in stemming brengen en vraagt, of dit voorstel wordt ondersteund. De heer Da Boer ondersteunt het voorstel van den heer Dijkstra. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van den heer Dijkstra wordt verworpen met 17 tegen 7 stemmen. Vóór stemmen de heeren Dijkstra, Zandstra, Terpstra, Nijholt, mevrouw BesuijonLindeboom, de heeren De Boer en IJ. de Vries. Tegen stemmende heeren Lautenbach, Visser, Dijstra, Tulp, Fransen, Van der Werff, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Tiemersma, Schaafsma, Oosterhoff, O. F. de Vries, Van Weideren baron Rengers, De Vos, Postma, Jansen, Collet en Schoondormark. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt hierna met algemeene stemmen aangenomen. 15. Agenda no. 16). Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het adres der Vereeniging voor Middelbaar Technisch- en Ambachtsonder wijs alhier om een extra subsidie-verhooging voor 1919 voor de salaris- verhooging van het onderwijzend personeel aan de Middel baar Technische- en de Ambachtsschool. Dit prae-advies luidt als volgt Bij het adres d.d. 24 Januari 1920 van het Bestuur der Vereeniging voor middelbaar technisch- en am- bachtsonderwijs alhier, dat bij besluit van Uwe ver gadering van den lOen Februari j.l. in onze handen werd gesteld om prae-advies, wordt meegedeeld, dat over het jaar 1919 de salarissen van de leeraren aan de ambachtsschool moeten worden verhoogd met 29530.en van het personeel aan de middelbare technische school met 21888.zulks in verband met eene door den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen aan het Bestuur toegezonden nieuwe salarisregeling en dat het Rijk in deze verhooging 70 zal bijdragen en de provincie waarschijnlijk 15 Voor de resteerende 15 bedragende voor de am bachtsschool 4430.en voor de middelbare tech nische school 3285.wordt de gemeente aange sproken en tot die sommen eene extra bijdrage, boven de subsidiën ad 11000.en f 7500.voor 1919 toegekend, uit de gemeentekas verzocht. In de bij adressen van het Bestuur van 9 Mei 1919 gevraagde verhooging van subsidiën waren ge noemde bedragen voor de uitkeering der bezoldiging, zoo niet geheel (wijl toen de verhooging der salaris sen nog niet bekend was) dan toch ten deele begre pen. Bij Uw besluit van 22 December 1919 werd afwijzend op deze adressen beschikt en de subsidiën op de gemeentebegrooting voor 1920 op de oude be dragen uitgetrokken. Ons advies is afwijzend en wij behoeven tot moti veering daarvan niet veel woorden te verspillen. Met moeite werd de gemeentelijke begrooting voor 1919 zóó opgezet, dat de inkomsten tot dekking van de uitgaven werden gevonden. Een subsidie voor beide inrichtingen van 11000.en 7500.op die be grooting geraamd, is het uiterste waartoe de gemeente gaan kan. Met deze bedragen is het belang, dat de gemeente bij de scholen heeft, o. i. zeer voldoende gewaardeerd. De beide inrichtingen trekken tal van leerlingen van buiten, terwijl de buitengemeenten, zooals uit de vroeger overgelegde begrooting blijkt, geen noemenswaardigen steun verleenen. Wel draagt

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1920 | | pagina 6