150 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 April 1920.
stuk verbonden is en misschien is dat dan ook voor
die plaatsen het motief geweest om het maximum op
16 te brengen. Maar spreker wil wel verklaren, dat
hij zijn stem aan het amendement-De Boer zal geven.
Hij gelooft ook wel dat men door het geven van on
derwijs aan zwakzinnigen per 10 leerlingen wel be
hoefte heeft aan een onderwijzer, dan is een getal van
10 misschien nog te veel. Zijn opvatting is, dat men
aan dergelijke kinderen, wat het onderwijs betreft, ook
meer speciaal onderwijs moet geven. En als men ze
dan wat mee wil geven voor de toekomst, dan is het
aantal leerlingen per klas gauw te groot. Wanneer
er een onderwijzer staat voor 10 leerlingen, kan hij
veel meer aandacht en ambitie wijden aan iedere leerling.
Mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi zegt dat de resul
taten aan de school in Den Haag, met 16 leerlingen
per klas, heel goed zijn. Spreekster heeft hare mede-
deelingen van het hoofd dier school en volgens dezen
verdient het getal 16 daar verre de voorkeur boven
10. Er is nog al wat verloop aan dergelijke scholen
en wanneer er dan een paar missen en het maximum
is 10, dan krijgt men wel meer privaat-onderwijs, maar
dit is dan èn voor den onderwijzer èn voor de kinde
ren saaier. Spreekster kan zich b.v. voorstellen dat
de kinderen de gymnastiekles prettiger vinden, wanneer
er een 16-tal zijn, dan wanneer er 6 of 7 zijn in het
laatste geval is het lang niet zoo aardig. En er komt
nog bij, dat wanneer men het maximum bepaalt op
10 en er hebben zich b.v. 12 voor een klas aange
geven, dat men dan direct twee klassen krijgt van 6.
Spreekster is dus voor 't getal 16 als maximum.
De heer Fransen meent dat de leden nog niet veel
voorstelling hebben van dit onderwijs, maar waar nu
aan al die andere scholen het maximum 16 is, zal
spreker in tegenstelling met den heer Visser, die ver
klaarde niet deskundig te zijn maar toch met het amen
dement meegaat, zich als niet deskundiqe neerleggen
bij de mededeelingen door den Wethouder van Onder
wijs omtrent die scholen gedaan. Spreker gaat dan
ook niet mede met het amendement van den heer
De Boer.
De heer De Boer merkt op, dat hier twee mede
deelingen naar voren zijn gebracht, de eene, die
mevrouw Buisman van het hoofd heeft gekregen
dat ambulant is terwijl spreker het oordeel heeft
ingewonnen van de onderwijzers. En deze verklaren
dat het getal 16 te hoog is. Wethouder Alberda, die
in Den Haag het Onderwijs heeft, is ook van plan
dit getal aanmerkelijk te verlagen. Spreker weetniet
of het hoofd zich daar ernstig tegen zal verzetten,
uit de mededeeling van mevrouw Buisman zou men
dit wel moeten opmaken, maar in het belang van het
onderwijs is dat dan zeker niet. Dat het getal 16
indertijd is aangenomen is geen wonder, men had toen
in ons land nog geen ervaring op dit gebied. In 1909
zijn de regels hieromtrent door den Minister gesteld,
toen is het getal 16 genoemd en op die basis zijn
de verschillende scholen gekomen aan een maximum
aantal van 16 leerlingen. Maar in den loop der jaren
is ook de ervaring gekomen, in dien tijd zijn de mee
ningen aanmerkelijk gewijzigd en ook in dit verband
hebben de meeningen wijzigingen ondergaan. Die
meening is bekend uit wat spreker heeft geciteerd:
een getal van 16 is te groot, een getal van 10 is
meer wenschelijk.
De school „Klein Warnsborn" is een modelschool,
maar hier wenscht men geen modelschool van te maken.
Als men echter van één school een modelschool wil
maken, moet men dit in de eerste plaats doen met
de school voor zwakzinnigen. Die kinderen moeten
alreeds zooveel ontberen, dat wanneer aan deze school
zooveel mogelijk kosten worden gespendeerd, dan is
dat in het belang van de leerlingen en van de maat
schappij en wanneer dan een maximum van 10 leer
lingen per klas beter is dan 16, moet men er 10 nemen.
De heer Schoondermark vindt dat de heer De Boer
er aardig slag van heeft om iemand te overtuigen.
Hg redeneert maar, sinds dat jaar is dat en dat ge
beurd en gaat daar dan op door. Hij zegt, sinds 1909
is het getal gesteld op 16 en sindsdien is er niet
meer naar gekeken en niet meer over gedacht, maar
spreker heeft hier een besluit van 1913 en daar staat
ook weer het getal 16 in. Spreker heeft het besluit
met de ministerieele voorwaarden, waarop het Rijk
subsidie geeft, van 1913 voor zich en daar staat ook
het getal 16 in.
Spreker gaat niet in op de theoretische beschouwingen
van den heer De Boer, èn de heer De Boer èn spreker
èn alle raadsleden weten er toch niets vanmen kan
hier nu wel een uur aaneen over redeneeren en mooie
beschouwingen houden, maar de eenige practische
opmerking, die spreker heeft gehoord, is die van mevrouw
Buisman, n.l. dat wanneer men de klassen terugbrengt
van 16 op 10, zij dan veel te klein worden. Daarom
is ook het maximum gesteld op 16 en zoo dient dat
nu hier ook te geschieden.
De heer De BoerDat moest volgens de regels,
anders kreeg men geen subsidie. Om iets anders ging
het niet.
De heer Schoondermark (wethouder) zegt, dat het
dan mogelijk om subsidie is .gedaan. Maar spreker
kent geen enkele inrichting, behalve die, door den
heer De Boer genoemd, waar het getal kleiner is dan
16. En nu zou men hier volgens den heer De Boer
op theoretische gronden een school moeten hebben
met kleiner klassen, een redeneering waar de heer
Visser heel gauw genegen is om in mee te gaan.
Maar het is niets anders dan theorie.
De heer Visser wil naar aanleiding van de laatste
woorden van den heer Schoondermark, dat spreker
heel gauw genegen is om met den heer De Boer mee
te gaan, verklaren, dat hij dit niet zoo maar klakkeloos
heeft gedaan. Spreker is geen specialist op onderwijs
gebied, maar acht zich toch met een eenigszins helder
verstand begaafd. En dan moet hij dit constateeren,
dat wanneer een onderwijzer een 10-tal leerlingen
voor zich heeft, hij dan veel beter al zijn capaciteiten
kan aanwenden. Spreker hecht geen waarde aan wat er in
Den Haag of Amsterdam geschiedt, misschien kan men
zelfs met 20 leerlingen per klas de school wel in stand
houden. Het kan ook zijn dat men om materieele reden,
om reden dat men anders veel meer moet aanschaffen,
het getal zoo hoog houdt, maar ten slotte zijn de
kinderen daarvan dan toch de dupe, hun wordt dan
niet het onderwijs gegeven in den vorm, waarop zij recht
hebben. Spreker zal niet zoo heel gauw met den heer
De Boer meegaan, hij heeft tegen diens amendementen
gestemd, omdat de heer De Boer over de geheele
lijn heeft bewezen dat, in welken vorm men ook het
ambulante hoofd wil hebben, de andere leerkrachten
volgens hem medezeggenschap moeten hebben. Die
idee zit door alle amendementen van den heer De Boer
doch hier niet, hier is geen sprake van een ambulant
hoofd of van medezeggenschap van de onderwijzers,
dat heeft hier niets mee te maken, dit amendement is
vrij van elke politieke strekking.
De Voorzitter zou het eigenlijk jammer vinden als
het maximum nu werd gesteld op 10 en men daardoor
direct werd gesteld voor het groote bezwaar, door
mevrouw Buisman naar voren gebracht, dat men,
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 April 1920. 151
zoodra er meer dan 10 leerlingen waren, direct 2
leerkrachten moest hebben.
De heer Schoondermark heeft gelijk dat men er
eigenlijk niet over kan oordeelen, waarschijnlijk geldt
dat hier voor iedereen, althans uit eigen ervaring
weet men het niet. En zou het nu niet jammer zijn,
dat men nooit boven de 10 mocht gaan, dat men
niet 11 of 12 leerlingen zou mogen nemen als dit
beter uitkomt? Spreker lijkt het dan beter, dat men
blijft bij het getal 16 en dat men de practijk laat
beslissen, 't Is hier weer dezelfde kwestie als met
de vaderlandsche geschiedenis en aardrijkskundelaat
men nu liever zeggen dat 16 het maximum is, maar
dan in den regel trachten om kleiner klassen te vormen.
In 't algemeen zal men ook zeer afhankelijk zijn van de
kwaliteit der leerlingen het is heel goed mogelijk
dat iiet met 16 leerlingen per klas zeer goed gaat,
maar men kan ook zulke kinderen hebben, dat zelfs
10 nog te veel zijn. Daarom is het 't beste het getal
16 te houden. Als er nog was gevraagd, dat het getal
leerlingen „in den regel 10" zou bedragen dan kwam
men er nader bij, maar om nu te zeggen, dat er
voor elke elfde leerling een nieuwe leerkracht moet
komen, dat vindt spreker nu wel wat te ver gegaan.
Er is ook gesproken over den financieelen kant,
alleen de heer Visser heeft dit aangeroerd. Die mag
men hier echter ook wel even naar voren schuiven,
men dient maar niet te zeggen 't komt er niet op
aan wat het kost. Men mag de school wel zoo goed
mogelijk maken, maar men dient de financiën toch
niet geheel uit het oog te verliezen. Daar mag men
ook wel een beetje rekening mee houden, dit is toch
ook niet heelemaal vreemd op den weg van den ge
meenteraad. Spreker is van meening dat men den
weg zoo goed mogelijk moet trachten te vinden, maar
hij zou er tegen zijn dat, er niet meer dan 10 kinderen
in een klas mogen worden geplaatst.
De beraadslagingen worden gesloten.
Bij stemming over het amendement van de heeren
Zandstra en De Boer heeft staking van stemmen
plaats, zoodat het laatste lid van art. 6 met de voor
gestelde wijziging sub III van bijlage 48 tot de vol
gende vergadering wordt aangehouden, evenals de
vaststelling van het geheele art. 6.
Vóór stemmen de heeren Dijkstra, Zandstra, O. F.
de Vries, Tiemersma, Terpstra, Schaafsma, De Boer,
Collet, Visser en Postma.
Tegen stemmen: mevrouw BuismanBlok Wijbrandi
en de heeren Lautenbach, Van der Werff, De Vos,
Tulp, Van Weideren baron Rengers, IJ. de Vries,
Fransen, Schoondermark en Jansen.
Artt. 7, 8, 9, 10 en 12, le lid.
Burgemeester en Wethouders hebben deze artikelen
ingetrokken en stellen voor zo te vervangen door
een nieuw artikel 7, afgedrukt onder IV van bijlage 48.
Hierdoor zijn de daarop ingediende amendementen
vervallen.
De heer De Boer zegt, dat hij thans in deze wijziging
kan meegaan. Door de verandering, die zeer waar
schijnlijk in de salarieering wordt gebracht, lijkt het
spreker wenschelijk toe, dat ook deze salarieering
aansluit bij de wettelijke regeling. Alleen vindt hij
de marge van ƒ300.wel wat laag en hij zou het beter
hebben gevonden wanneer deze 400.ware geweest.
Het nieuwe artikel 7 wordt onveranderd vastgesteld.
Art. 11 (bijlage 28).
Burgemeester en Wethouders stellen voor dit artikel
te nummeren 8.
De Voorzitter merkt op dat op dit artikel een
amendement is van de heeren Zandstra en De Boer
om de woorden „zoowel voor het hoofd der school
als het overige onderwijzend personeel" te vervangen
door „voor het onderwijzend personeel".
Het amendement van de heeren Zandstra en De
Boer wordt verworpen met 12 tegen 8 stemmen.
Vóór stemmen de heeren Dijkstra, Zandstra, O. F.
de Vries, Tiemersma, Terpstra, Schaafsma, De Boer
en Collet.
Tegen stemmen mevrouw BuismanBlok Wij
brandi en de heeren Lautenbach, Van der Werff,
De Vos, Tulp, \an Weideren baron Rengers, IJ. de
Vries, Fransen, Visser, Schoondermark, Jansen en
Postma.
Het nieuwe art. 8 wordt overeenkomstig het voor
stel van Burgemeester en Wethouders vastgesteld.
Art. 12 (bijlage 28).
Burgemeester en Wethouders stellen voor het tweede
lid, eenigszins gewijzigd, op te nemen in een nieuw
artikel 9 en te lezen zooals onder VII van bijlage 48
is afgedrukt.
Het nieuwe artikel 9 wordt dienovereenkomstig
vastgesteld.
Art. 13 (bijlage 28), nieuw art. 10 (bijlage 48).
De Voorzitter merkt op dat de heeren Zandstra en
De Boer voorstellen het artikel te lezen zooals onder
bijlage 36 is afgedrukt.
Burgemeester en Wethouders hebben een nader
voorstel omtrent de leden 3 en 4, 't welk is afge
drukt onder VIII van bijlage 48. Door dit voorstel
is het tweede lid van het amendement van de
heeren Zandstra en De Boer vervallen.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer De Boer zegt, dat het de bedoeling is van
de voorstellers dat geen verhoogingen kunnen worden
ingehouden bij wijze van straf. De verschillende onder
wijzersverenigingen, ook de christelijke onderwijzers,
staan op het standpunt, dat inhouding der verhoogingen
als tuchtmaatregel moet vervallen. Wanneer een
onderwijzer zoo weinig zijn plicht doet, dat hij .niet
in aanmerking komt voor een verhooging, dan moet
hij van zijn plaats worden verwijderd. Als inhouding
van de verhoogingen echter wordt toegepast, zal men
hiermee geen effect hebben, men wekt daarmede slechts
verbittering onder de betrokken onderwijzers, het is
dan veel beter dien onderwijzer te ontslaan. Spreker
gelooft niet dat een straf hier zeer opvoedend zal
werken.
De heer Schoondermark (wethouder) is van oordeel
dat 't geen de heer De Boer voorstelt in flagranten
strijd is met wat de Minister thans wil. Tot nog toe
konden de onderwijzers alleen worden geschorst, maar
in de nieuwe wet zullen ze kunnen worden geschorst
met inhouding van tractementdat is heel iets anders
dan wat de heer De Boer zegt. En spreker is het
heelemaal met den Minister eens.
Men kan nu wel zeggen dat de onderwijzers allen
correcte, brave en nette jongens zijn, die niets mis
daan hebben en men kan dan verder wel zeggen, dat,
als ze iets hebben misdaan ze er dan maar uit moeten,
maar er is hier nog een tusschenweg. Die lui willen
hun rechten hebben maar ze hebben ook hun plichten.