154 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 April 1920. deelt de afdeeling Leeuwarden van den Nederlandschen Bond van abstinent studeerenden mede, dat zij het vorige jaar op een verzoek, om een der lokalen van de school voor Middelbaar Onderwijs voor meisjes te mogen gebruiken voor het houden van hare huis houdelijke vergaderingen, van Burgemeester en Wet houders een afwijzende beschikking heeft ontvangen, dat de financiën der vereeniging niet toelaten hooge zaalhuur te betalen en doet zij het verzoek aan Uwe Vergadering haar alsnog een lokaal dier school eens per maand voor hare bijeenkomsten in gebruik af te staan. Zooals tevens in het adres wordt opgemerkt, is de weigering van Burgemeester en Wethouders gegrond geweest op het feit, dat alléén dezen bevoegd zijn en zulks ingevolge de door U in het leven geroepen verordening ter zake (gemeenteblad no. 8 van 1908), schoollokalen aan particulieren of vereenigingen in gebruik af te staan, als dezen ze gebruiken voor het geven van onderwijs, beoogende godsdienstige, zedelijke, verstandelijke of lichamelijke ontwikkeling en het doel, waarvoor de afdeeling het gebruik vroeg, daaronder niet viel te brengen. Wijl ons college de bevoegdheid mist om school lokalen af te staan voor andere doeleinden dan op het gebied van onderwijs, wendt zich de afdeeling tot Uwe Vergadering. Wij meenen U echter te moeten ontraden aan het verzoek een gunstig oor te leenen. Meermalen toch is reeds gebleken, dat het aantal ge schikte schoollokalen nog niet groot genoeg is, om op bevredigende wijze particulieren en vereenigingen, die werkelijk het geven van onderwijs beoogen, te helpen. Het is niet wenschelijk aan deze in het verkrijgen van lokalen concurrentie aan te doen, wijl alsdan het getal schoollokalen in nog beperkter mate beschikbaar wordt. Bij inwilliging van het verzoek zou trouwens elke maatstaf voor het in gebruik geven van schoollokalen voor het vervolg ontbreken en de voet gezet worden in eene richting, waaruit onderscheiden aanvragen zijn te verwachten, welke dan op gronden van billijk heid niet zijn te weigeren. Daarvan zouden zij, die van vereenigingen en particulieren onderwijs ontvangen, waarvoor toch schoollokalen dienen, de dupe worden. Wij hebben de eer U in overweging te geven af wijzend op het adres te beschikken. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 12. Agenda no. 13.) Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op de adressen van de afdeeling Leeu warden van den Ned. Bond van Christelijke Landbouw-, Tuinbouw- en Zuivelarbeiders a. om te bepalen, dat boven de reglementaire uit- keeringen aan werkloozen een toeslag van 0.90 per dag mag worden toegestaan b. om onder controle van de werkloozenkas dier af deeling ook aan werkloozen boven de 60 jaar eene uit- keering te verstrekken. Dit prae-advies luidt als volgt In Uwe vergadering van 27 Januari j.l. werd ten fine van prae-advies in onze handen gesteld een twee tal adressen van de afdeeling Leeuwarden van den Nederlandschen Bond van Christelijke Landbouw-, Tuinbouw- en Zuivelarbeiders alhier, houdende ver zoek aan de leden hunner afdeeling bij eventueele werkloosheid uit de gemeentekas een toeslag te ver- leenen ad 0.90 per dag op de uitkeering, welke ingevolge de „Werkloosheidsverzekeringsnoodwet 1919" is toegezegd, alsmede om aan leden, die, door het bereikt hebben van den zestig-jarigen leeftijd, bij werkloosheid niet vallen onder bovengenoemde rege ling, van gemeentewege eene uitkeering te verstrekken. Te dien einde doen wij opmerken, dat in gewone omstandigheden door Rijk en Gemeente reeds subsidie gegeven wordt op de contributiën, welke van de leden wordt geheven, tezamen 100 Voorts wordt thans ingevolge de „Werkloosheids verzekeringsnoodwet 1919" een toeslag in den vorm van verhoogde uitkeeringen en uitkeeringen aan uit- getrokkenen en aan hen, die overigens nog niet recht hebbenden zouden zijn, verleend, zoodat, wanneer tenslotte nog een extra-toeslag buiten de door den Minister goedgekeurde reglementen zou worden ge geven, er van het karakter der werkloosheidsver zekering weinig zou overblijven. Daarbij vloeit, gelijk wij reeds uiteenzetten in ons voorstel van 13 November 1919 no. 3875/222, han delingen van 9 December d.a.v., uit de Werkloosheids verzekeringsnoodwet, krachtens welke de bovenbe doelde bijslagen gegeven worden bij wijze van overgangsmaatregel, te dragen door rijk en ge meente elk voor de helft de noodzakelijkheid voort de contributiën voor de verzekering op te voeren tot eene hoogte als noodig is om de uitkeeringen te brengen op een bedrag, waarmede het noodzakelijk levensonderhoud kan worden bekostigd. Gaat de ge meente extra toeslagen geven, dan wordt de prikkel, om de contributiën te verhoogen, weggenomen. Het wil ons zelfs voorkomen, dat de gemeente in dezen niet bevoegd is deze extra toeslagen te verstrekken, wijl de genoemde wet deze zaak reeds in eene be paalde richting heeft geregeld. Tenslotte meenen wij er op te moeten wijzen, dat door het geven van een toeslag als gevraagd de voet gezet wordt op een weg, waarvan men niet weet, waarheen hij leidt. Aanvragen van anderen zullen dan wel niet uitblijven en billijkheidshalve ingewilligd moeten worden. In verband met het vorenstaande hebben wij de eer U voor te stellen op vorengenoemde adressen afwijzend te beschikken. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 13. Agenda no. 14.) Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het adres van J. N. H. Weidema e. a. betreffende gemeenschappelijk onderwijs aan jongens en meisjes aan een eventueel op te richten derde school der eerste klasse. Dit prae-advies luidt als volgt Den 9den September 1919 werd in onze handen om prae-advies gesteld een adres van J. W. H. Weidema en andere onderteekenaren, waarbij - onder aanvoering, dat het eene ongerijmdheid lijkt, dat aan de openbare lagere scholen in deze gemeente slechts de scholen nos. 2 en 3 niet voor jongens en meisjes gezamenlijk open staan, doch dat zij ter tegemoetkoming aan die ouders, welke eene gescheiden opvoeding speciaal voor meisjes wenschen, er niet in de eerste plaats op aandringen, dat de scholen nos. 2 en 3 gemengd worden gemaakt - wordt verzocht op eenigerlei wijze, bijvoorbeeld door oprichting eener derde school van de eerste klasse, aan ouders, die co-educatie voor hunne kinderen wenschen, daartoe de gelegenheid te geven. Bij de stukken is sinds gevoegd een adres, van niet minder onderteekeningen voorzien, waarbij wordt gepleit voor het behoud van school no. 3 in haren tegenwoordigen vorm. De Commissie van Toezicht op het Lager Onder wijs, die een o. i. juiste verklaring geeft hoe het komt dat de eerste klasse scholen niet, de andere Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 April 1920. 155 openbare lagere scholen in deze gemeente wél een gemengde schoolbevolking hebben, komt, in aanslui ting ook aan het gevoelen van de meerderheid van het onderwijzend personeel, welks oordeel zij heeft ingewonnen, tot de slotsom, dat in beginsel het ge mengde stelsel moet worden aanvaard, al laat zij er dadelijk op volgen, dat het h. i. gewenscht is het thans geldende stelsel van splitsing op de scholen nos. 2 en 3 te laten bestaan, aangezien hieraan geen zoo groote bezwaren kleven, dat eene wijziging drin gend noodig wordt geacht in een tijd, waarin eene reorganisatie van het onderwijs naar aanleiding van de wijziging, die het hoofdstuk „onderwijs" in de grondwet heeft ondergaan, telkens verwacht kan worden. Haar advies is dus, met dat van haren voor zitter, die in een afzonderlijke uitvoerige nota zijn principieele bedenkingen tegen de co-educatie ont wikkelt, zij het op andere gronden, afwijzend. Als wij thans ingevolge Uwe uitnoodiging onze eigen beschouwingen mededeelen, dan zij op den voorgrond gesteld, dat wij gevoelen voor het stand punt der schoolcommissie om een ingaande behande ling van het vraagstuk zelf thans in den overgangs toestand, waarin het lager onderwijs verkeert en waar de commissie op zinspeelt, te laten rusten. Niettemin ware zonder te groote aantasting van het bestaande iets te bereiken in de richting waaraan èn de adressen èn de commissie de voorkeur geven. En wel ditBij de lezing der verschillende stukken heeft het ons getroffen dat, waar al niet het stelsel der co-educatie in haar vollen omvang wordt aan vaard, er toch grootere bezwaren voor de meisjes dan voor de jongens van de doorvoering van het stelsel worden geducht. Dit blijkt misschien wel het duidelijkst hieruit, dat de namen van eenige onderteekenaars onder beide adressen voorkomen. In dien gedachten- gang ware, met de verzoekers in het laatste adres, school no. 3 onveranderd te behouden en zoude voor die ouders, die voor hunne dochters gelijke toelating met de jongens in één school begeeren, school no. 2 kunnen worden opengesteld. Deze oplossing heeft tevens voor, dat zij de hoofden der beide betrokken scholen ten volle zal bevredigen, daar uit de overge legde notulen der vergadering van de Commissie van Toezicht met afgevaardigden van openbare en bij zondere scholen en vakvereenigingen blijkt, dat de heer Postma vóór, mejuffrouw Schönfeld tegen co- educatie is. Het merkwaardige voordeel is dan vér- kregen, dat aan de beide ter tafel liggende, op het eerste gezicht blijkbaar het tegenovergestelde be oogende, adressen wordt gehoor gegeven. De meisjes school der eerste klasse blijft intact, zij het misschien iets minder bevolkt, de andere school der 2e klasse is toegankelijk voor jongens en meisjes beide, school no. 2 zal als afzonderlijke school voor jongens der eerste klasse ophouden te bestaan. Of dit uit het oogpunt van het onderwijs in engeren zin een nadeel is, kan in het midden worden gelaten, maar het heeft het voordeel, dat de voorstanders van den gunstigen invloed van de gemengde opvoeding op de mannelijke jeugd meenen te mogen verwachten. In ons college is nog de opmerking gemaakt, dat het vraagstuk der co-educatie op de andere klasse scholen hiermede is voorbijgegaan. Hiertegen is in gebracht dat de adressen die scholen ook niet in de discussie hebben gehaald, en dat het geen zin heeft hier het bestaande aan te tasten, zoolang uit de be langhebbende kringen zelve niet is gebleken, dat het niet meer voldoet en overigens een nader in te stel len onderzoek niet aan het licht heeft gebracht, dat inderdaad ook hier een wijziging wenschelijk is. Wij brengen het principieele gedeelte van het vraag stuk thans in bespreking, laten met name voor heden rusten de vraag welke wijzigingen in artikel 3 der verordening tot regeling van het openbaar lager on derwijs (gemeenteblad 1919 no. 47) en andere artikelen, wordt op ons denkbeeld ingegaan, moeten worden aangebracht en stellen U daarom voor, in afwachting zoo noodig van de latere herziening der betreffende voorschriften, te besluiten dat de jongensschool der eerste klasse ook toegankelijk voor meisjes zal worden gesteld en hiervan aan adressanten mededeeling te doen. De beraadslagingen worden geopend. De heer De Boer kan niet met dit prae-advies meegaan. Er komt een clausule in voor die, spreker, zacht gezegd, allerzonderlingst vindt. Er is hier sprake van de vraag of coëducatie goed is of niet goed en deze vraag is niet goed onder de oogen gezien. Er wordt alleen gezegd in andere klassen van de maatschappij bestaat geen belangstelling ten opzichte daarvan, dus we zullen daaromtrent maar geen be slissing nemen. Dat is niet goed. Men moet zich stellen op het standpuntöf coëducatie is goed en dan dient zij op alle scholen te worden toegepast, öf coëducatie is niet goed en dan moet zij overal evenmin worden toegepast. Nu is èn door de school commissie èn door Burgemeester en Wethouders naar spreker meent en ook, naar hij meent, op de verga dering met de hoofden van scholen en de vakveree nigingen het standpunt ingenomen, dat coëducatie in het belang is van de leerlingen der lagere school. En nu begrijpt spreker niet. dat èn de schoolcom missie èn Burgemeester en Wethouders in hun prae- advies zeggen, dat zij niet-coëducatie willen blijven toe- op één school. Waar men zich nu toch van verschil lende kanten op het standpunt heeft gesteld dat coëducatie goed is, daar moest dit ook overal worden toegepast. Do heer Schoondermark (wethouder) voorziet bij dit punt een heel lang debat't is net een onderwerp om nog eens veel over te praten. Waarom spreker den Raad wil voorstellen het punt aan te houden tot de volgende vergadering. De Voorzitter vraagt of dit voorstel wordt onder steund. Dit blijkt wel het geval te zijn. De Voorzitter geeft te kennen, dat, indien dit voor stel van den heer Schoondermark niet wordt aange nomen, spreker in ieder geval tot 7 uur vanavond gaat pauseeren. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van den heer Schoondermark wordt met 16 tegen 4 stemmen aangenomen. Vóór stemmen mevrouw BuismanBlok Wijbrandi en de heeren Lautenbach, Van der Werft, De Vos, O. F. de Vries, Tiemersma, Tulp, Terpstra, Van Weideren baron Rengers, Schaafsma, Fransen, Collet, Visser, Schoondermark, Jansen en Postma. Tegen stemmen de heeren Dijkstra, Zandstra, IJ. de Vries en De Boer. 14. (Agenda no. 15). Voorstel der raadsleden De Boer en Zandstra betreffende het voorzien in de behoefte aan verhooging van het ontwikkelingspeil van het volk.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1920 | | pagina 13