132 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 April 1920.
geweest. Spreker had het verslag van 11 November
1919 bij zich en heeft toen dat gedeelte daaruit
voorgelezen.
De Voorzitter: Blijft U daar bij?
De heer De Boer: Ja per se.
Wat betreft het woord „eveneens" dat „evenmin"
blijkt te moeten zijn, spreker geeft toe dat hij de
correctie mogelijk niet zeer nauwkeurig heeft uitge
voerd, dat gebeurt hem wel vaker.
De Voorzitter: Dus U geeft toe, dat wanneer in
het verslag van 11 November 1919 het woord „even
min" staat, dit dan ook moet staan in het verslag
van 10 Februari?
De heer De Boer: Ja.
De heer IJ. de Vries zegt dat hier toch een onwaar
heid naar voren wordt gebracht. Het is duidelijk
genoeg dat de heer De Boer uit het hoofd heeft
geciteerd, ofschoon hij dit ontkent. En sinds dien
tijd dat het amendement-De Boer-Zandstra is ingediend,
heeft spreker steeds tegen dat beginsel geprotesteerd.
De heer De Boer wenscht spreker nu echter in de
schoenen te schuiven, dat hij dit niet heeft gedaan.
Spreker herhaalt dat de heer De Boer niet heeft
geciteerd, spreker heeft ook uit het hoofd geciteerd
en de heer De Boer ook.
De Voorzitter: U blijft dan toch bij Uw voorstel
om die woorden uit het verslag te schrappen?
De heer IJ. de Vries: Die woorden behoeven niet
geschrapt te worden, maar 't is alleen niet zoo gezegd,
't Is den heer De Boer te doen om mij iets in de
schoenen te schuiven, hij wil mij in een hoek duwen
waar ik niet wensch te staan.
De Voorzitter: Blijft U nu bij Uw voorstel om die
woorden te schrappen?
De heer IJ. de Vries: Ja.
De heer De Boer komt ten sterkste tegen de
bewering van den heer De Vries op. Spreker heeft
niet uit het hoofd geciteerd, hij kan dat met de stukken
zelve gestand doen. En nu verwondert het spreker
dat, ondanks zijn pertinente verklaring, de heer De
Vries blijft beweren, dat spreker uit het hoofd heeft
geciteerd.
De heer IJ. de Vries heeft toch de ernstige meening
dat de heer De Boer uit het hoofd heeft geciteerd.
Eigenaardig heeft ook niemand gezien, dat de heer
De Boer heeft voorgelezen, spreker niet en de andere
heeren ook niet.
De Voorzitter: Hoe is het dan wel gezegd?
De heer IJ. de Vries: Als men de copie thuis krijgt
kan men het gemakkelijk veranderen.
De Voorzitter: Kunt U dan niet de woorden weer
geven, die er volgens Uw meening dan wel moeten
8 taan
De heer Oosterhoff vraagt of het wel doenlijk is
om hierover te stemmen, 't Is een kwestie tusschen
twee heerenzou het nu de weg niet zijn, dat de
heer de Vries in de notulen van deze vergadering
protest aanteekent tegen wat door den heer De Boer
volgens het verslag van 10 Februari is gezegd? Een
stemming acht spreker onmogelijk, spreker zou ten
minste noch den een noch den ander in 't gelijk of
in 't ongelijk willen stellen.
De heer De Boer: 't Kan nagezien worden.
De heer Oosterhoff meent dat het voldoende is, dat
bij wijze van protest de bezwaren van den heer IJ.
de Vries in de notulen van deze vergadering worden
opgenomen.
De Voorzitter wilde den heer De Vries dan dit
vragenIn dit verslag staat dat de heer De Boer
geciteerd heeft, de heer De Vries zegt dat de heer
De Boer uit het hoofd heeft geciteerd. Wat nu het
geval is geweest laat spreker in 't midden. Doch is
de strekking van het geciteerde anders dan van 't geen
de heer De Vries meent gehoord te hebben?
De heer IJ. de Vries zegt dat de strekking van het
door den heer De Boer geciteerde is om te laten
uitkomen, dat spreker heeft gestemd voor uitbetaling
aan zwangere onderwijzeressen, die ongehuwd zijn.
Dit is absoluut niet waar, de heer De Boer wil spreker
daarmede iets in de schoenen schuiven en daarvan
wenscht spreker zich te zuiveren. Bij het lid, dat
toen is aangenomen, kwam deze kwestie niet aan de
orde, maar de geheele Raad is als het ware door
Gedeputeerde Staten wakker geschud. Toen heeft
spreker ook direct tegen dit beginsel stelling gonomen.
Spreker zegt nogmaalsdat het geciteerd is hindert
niet. Maar de kwestie, waar het om gaat is de strekking.
Spreker zou een houding hebben aangenomen precies
tegen zijn beginsel in, en daar komt hij tegen op.
De Voorzitter merkt op dat art. 17 van het Regle
ment van Orde zegt:
„Wijziging der notulen, waartoe door den Raad is
besloten, wordt dadelijk vastgesteld. Geen protesten
of aanteekeningen van leden worden in de notulen
opgenomen."
Wanneer dus de heer De Vries zijn voorstel blijft
handhaven, dan zal bij stemming moeten worden
uitgemaakt of de wijziging der notulen al dan niet
zal geschieden.
De heer Terpstra: De heer De Boer zegt dat hij
uit het officieel verslag heeft voorgelezen. Is het dan
niet beter, dat dit punt wordt aangehouden, dan kan
men het nazien en in de volgende vergadering hier
over beslissen. Wanneer het in de copie staat, dan
heeft de heer De Boer gelijk.
De Voorzitter zegt dat men er daar niet mee komt.
Het gaat er hier niet om of het min of meer zuiver
is weergegeven, het gaat er om of de heer De Boer
heeft voorgelezen of dat hij uit het hoofd heeft ge
citeerd. En dat is nergens meer na te zien. De
woorden, zooals ze hier staan, staan in het vorige
verslag ook, maar de vraag is nu maarheeft de
heer De Boer voorgelezen of geciteerd uit het hoofd.
De heer De Boer: Is dat nergens meer na te zien?
De Voorzitter: Uit de aanteekeningen van den ver
slaggever misschien.
De heer Schaafsma (wethouder) meent dat het hier
toch gaat om een kwestie, die van heel weinig belang
is. De heer De Vries maakt van de zaak echter heel
iets anders. Hij zegt dat de heer De Boer uit het
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 April 1920. 133
hoofd heeft geciteerd en daarna thuis iets anders
heeft ingelascht. Deze kwestie mag en kan echter
wel worden nagezien. Als de heer De Boer thuis
heeft ingelascht, dan moet er zijn veranderd in de
copie van het verslag. Als men toch uit het hoofd
citeert en het later verandert, alsof het was voorge
lezen, dan moet er toch heel wat veranderd worden.
Als men dan ook de copie hier heeft, zal men kunnen
zien of er uit het hoofd is geciteerd dan wel dat er
is voorgelezen.
De heer IJ. de Vries Het draait niet in hoofdzaak
hierom of het woordelijk is geciteerd, maar het draait
om de kwestie dat de heer De Boer mij iets in de
schoenen wil schuiven. Of het verder al of niet ge
citeerd is komt er minder op aan, maar mij wordt
hier aangewreven, dat ik een zekere houding zou
hebben aangenomen.
De VoorzitterHet komt er dus op neer dat U er
wel in mee kan gaan dat dit door den heer De Boer
is gesproken.
De heer IJ. de Vries: Hij wenscht me iets in de
schoenen te schuiven.
De VoorzitterNu begint het er meer op te lijken
dat U nu iets wilt verbeteren wat U zich toen heeft
laten ontglippen.
De heer Dijkstra: Dat is het, daar heeft de heer
De Vries toen niet aan gedacht.
Den heer De Vos begint de zaak duidelijk te worden.
Het is geweest bij die gelegenheid, dat de heer De
Boer opmerkte dat den vorigen keer de heer IJ. de
Vries had voorgestemd, zoodat het hem verwonderde,
dat deze niet zonder meer zijn stem aan het voorstel
kon geven.
Spreker heeft toen nog opgemerkt, dat het meer
gebeurt, dat een voorstel zonder hoofdelijke stemming
wordt aangenomen, al heeft een der leden er be
zwaren tegen. Dat is dan, heeft spreker toen gezegd,
echter meer een beleefdheid tegenover den Voorzitter
om dezen de moeite te besparen al die namen nog
eens op te noemen. Bij die vergadering herinnert
spreker zich duidelijk, dat de heer De Boer een ge
deelte uit het verslag heeft voorgelezen. De heer De
Boer heeft op sprekers opmerking toen ook nog ge
antwoord dat, wat spreker toen bedoelde, niet het
geval was, omdat de heer De Vries zich heelemaal
niet tegen het voorstel van Burgemeester en Wet
houders had verzet. Bovendien meende de heer De
Boer toen, dat ook, wanneer men alleen tegenover een
zaak stond, men daarover dan toch stemming moest
vragen. Bij die gelegenheid dan is er door den heer
De Boer een stuk voorgelezen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van den heer IJ. de Vries wordt niet
ondersteund en is dus daarmede vervallen.
De verslagen der vergaderingen van 27 Januari en
10 Februari worden onveranderd vastgesteld, behoudens
een wijziging in de notulen van 10 Februari 1920,
waar op bladz 65, le kolom in het citaat van den
heer De Boer, 6e regel van boven, voor het woord
„eveneens" wordt gelezen „evenmin".
II. Wordt medegedeeld:
1. dat door Gedeputeerde Staten zijn goedgekeurd
de raadsbesluiten d.d.
13/27 Januari 1.1. tot vaststelling van eene veror
dening op het beheer der gemeentereiniging te
Leeuwarden
24 Februari 1.1. betreffende het geven aan Burge
meester en Wethouders van de bevoegdheid om het
opnemen van de boeken en de kas van den gemeente
ontvanger en de bedrijven aan den verificateur der
gemeentefinauciën op te dragen
9 Maart 1.1. tot verhuring aan G. Staphorsius
van het koetshuis met weiland enz. bij Baensein en
twee perceelen bouwland nabij den Westervijver en
verkoop van een strookje grond aan de Spanjaards
laan aan H. G. Visser
23 Maart 1.1. tot wijziging der gemeente-begrooting
dienst 1919
2. dat Gedeputeerde Staten hebben vastgesteld
de gemeenterekening, dienst 1919
in ontvang tot een bedrag van 5,671,892.22
uitgaaf 5,119,107.34
voordeelig slot 552,784.88
3. bericht van S. de Bock, dat hij zijne benoeming
tot onderwijzer aan gemeenteschool no. 5 aanneemt.
De mededeelingen onder 1 3 worden voor kennis
geving aangenomen.
4. rapporten omtrent de samenstelling van het
gas der gemeentelijke gasfabriek ingevolge de toe
zegging, gedaan in de raadsvergadering van 29 Mei
1916.
De Voorzitter merkt hierbij op, dat het in het
voornemen van Burgemeester en Wethouders ligt
voortaan deze mededeeling achterwege te laten, doch
tweemaal per jaar bij behandeling van de gemeente
rekening en de begrooting, grafische voorstellingen
van den loop van het getal calorieën en van de
samenstelling van het gas voor den Raad ter visie
te leggen.
Men krijgt periodiek om de 14 dagen deze opgave
omtrent het aantal calorieën, maar moet al heel
goed de cijfers in zijn hoofd hebben om te kunnen
nagaan of er een stijging is of niet. Daarom vonden
Burgemeester en Wethouders het beter, en zij hebben
dit ook aan den directeur der gasfabriek gevraagd,
om twee maal per jaar een grafische staat over te
leggen, welke lijn dan de stijging en daling van het
aantal calorieën zal aangeven.
De heer Zandstra kan hier best in meegaan, doch
kan verklaren, dat hij alle keeren aanteekening houdt
van het aantal calorieën om het later te vergelijken.
De VoorzitterDan hebt U er iets aan, maar de
andere heeren toch niet.
De heer Zandstra had een voortdurende controle
omtrent het gas van de gasfabriek. Evenwel heeft
spreker geen bezwaar tegen het voornemen van Bur
gemeester en Wethouders.
De mededeeling onder 4 wordt voor kennisgeving
aangenomen.
5. proces-verbaal van de opneming van de boeken
en kas van den ontvanger der gemeente Leeuwarden
6. verslag van het eind-examen der Burgeravond
school, gehouden op 23 Maart 1.1.
De mededeelingen onder 5 en 6 worden voor ken
nisgeving aangenomen.
7. verslag van hetgeen met betrekking tot ver
betering der volkshuisvesting is verricht in deze ge
meente over 1919.