142 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag IS April 1920. gaarne beantwoord hebben door den wethouder en leest het pas geciteerde nogmaals voor. We hebben dit, aldus spreker, in uitzicht, maar een positieve verklaring hebben we niet. De minister moet eerst nog met den Minister van Financiën accedeeren en deze is ook niet zoo ruim bij kas. Het lijkt spreker toe, dat het aanbeveling verdient, met de zaak nog eenigen tijd te wachten, opdat men meer grond heeft omtrent het krijgen van dit voorschot. Principieel is spreker voor de zaak, maar hij heeft daartegen hetzelfde als de heer Tulp nu men komt met het hoogere bedrag, huivert spreker daar eenigs- zins voor terug. Hij acht zich echter nog steeds verantwoord voor de stemmen, hij heeft indertijd het principe verdedigd en is een sterk voorstander van het abattoir. Wat de heer Lautenbach heeft gezegd omtrent den economischen opzet van het bedrijf, men heeft hier allen tijd gehad om de exploitatie-rekening op te maken en wanneer alles eenigszins lager was berekend, dan was het nog de vraag geweest of het zal uitkomen. Men heeft natuurlijk inkomsten en uitkomsten, hier weet men de inkomsten, dus kan men de uitkomsten berekenen, maar als die er niet bij stonden dan was het voor den Raad eveneens twijfelachtig of deze zuiver waren. Spreker meent, dat men toch wel wat optimistischer hieromtrent mag zijn. En men moet niet vergeten wat de wethouder heeft gezegd, dat de slagers belangrijk kunnen besparen met heet water enz. In tal van plaatsen zijn meer en meer abattoirs opgericht, het is een vraagstuk van hygiënischen aard, 't is toch het vleeesch dat ieder gebruikt. En we weten niet, welke ziekten voortkomen uit slecht vleesch, ziekten die nog niet kenbaar zijn voor ons, we weten niet welke ziekten daardoor worden uit gewerkt. Van veel ziekteverschijnselen weet men voldoende de oorzaak, van andere echter niet en spreker gelooft, dat een groot percentage van die ziekten worden veroorzaakt door minderwaardige consumptieartikelen op allerlei terrein. Spreker stemt niet met zooveel plezier voor deze zaak als den vorigen keer. Hij herhaalt dat hij gaarne zou wenschen, dat men eerst meerdere zekerheid had en zou de zaak dan ook graag een paar maanden uitgesteld zien, opdat men een positieve verklaring kan krijgen voor wat betreft het voorschot. Wet houder Schaafsma heeft nu wel een conferentie gehad met minister Aalberse maar hij heeft geen definitieve verklaring gekregen, dat de gemeente aanspraak kan maken op een voorschot. Zou men zich echter naar aanleiding daarvan niet kunnen wenden tot den Minister van Financiën En is de zaak nu zoo urgent, dat het op enkele maanden, desnoods op een half jaar aankomt Als er zekerheid was zou spreker met meer plezier voor het voorstel stemmenterugkrabbelen zal hij nu niet doen, hij heeft zich eenmaal principieel voorstander verklaard en zal ook voor stemmen. Dat de kosten stijgen is een werktuig in de handen der tegenstanders. Maar toch wou spreker niets liever, dan dat de beslissing werd aangehouden tot er zekerheid bestaat omtrent het voorschot. De heer Oosterhoff heeft, behalve de bezwaren door enkele heeren alreeds naar voren gebracht, nog een bezwaar, n.l. dat niet de werkwijze is gevolgd, die door de bouwcommissie is aangegeven. Deze heeft voorgesteld om eerst tot aanbesteding over te gaan, omdat het naar de meening der bouwcommissie niet gewenscht was, dat men bij een reeds tweemaal ver hoogden post nog eens de mogelijkheid kreeg, dat hij ten derden male verhoogd moest worden. Spreker heeft absoluut niet de zekerheid, dat men er met het thans voorgestelde bedrag zal komenin den tegen- woordigen tijd loopen de ramingen en de werkelijke kosten dikwijls zoo ontzettend uit mekaar, dat het absoluut niet onmogelijk is, dat men veel zal stijgen boven de raming. Er zijn hier een paar heeren, die eigenlijk aan de grens staan van het bedrag, dat volgens hun meening voor het abattoir mag worden uitgegeven en die met een bezwaard hart voor zullen stemmen. Is het nu niet gewenscht, het denkbeeld van de bouwcommissie over te nemen en dus eerst de aanbesteding te houden, zoodat de Raad precies zal weten, wat de kosten zullen zijn? Want nu is het toch betrekkelijk een slag in de lucht. De heer De Boer heeft een paar opmerkingen, waar van de eene aan den heer Fransen over het ongecon troleerd slachten. Ten tijde van het slachtverbod is er geslacht zonder controle, dat is juist maar niet voor de steden. Dat geldt voor het platteland, waar wegens de groote ruimte niet te controleeren viel en het slachten dan gebeurde buiten en des nachts. Hier is echter niet veel geslacht De heer Oosterhoffmaar wel ingevoerd. De heer De Boer wel ingevoerd. De heeren schijnen, nu die zaak aan kant is aardig er van op de hoogte te zijn. Waarom hebben zij toen de politie er niet van op de hoogte gesteld toen het tijd was Dan gaat het hier in hoofdzaak om do hooge kosten van het gebouw. Spreker zou nu willen vragen welken invloed heeft de rente der bouwsom op de exploitatie-rekening Hij gelooft, dat die rente niet de hoofdzaak zal zijn, het zullen in hoofdzaak meer zijn de loonen en andere bedrijfsonkosten. Spreker zou graag antwoord hebben op do vraag van welken invloed is het stijgen der bouwkosten op de exploi tatierekening De heer 0. F. de Vries (wethouder) wenscht nog mee te deelen, dat hij nog op hetzelfde standpunt staat, dat hij ook- in de bouwcommissie heeft ingeno men, n.l. dat men eerst tot aanbesteding moet over gaan. De Voorzitter zegt, dat het punt van aanbesteding voor of na de beslissing van den Raad een algemeen besproken punt is. Wat Burgemeester en Wethou ders betreft, dezen kregen van den deskundige der ge meente een begrooting, die veel uiteen liep met de vorige. Het college heeft toen de zaak besproken en gevraagdwat moet er nu gebeuren, eerst aanbe steden en zien of deze begrooting goed is of dat er nog een andere moet komen en dan naar den Raad gaan met een definitief cijfer? Dat was misschien, aanvankelijk beschouwd, het beste. Spreker moet den heer Oosterhoff dan ook gelijk geven, dat er wel eens niet werkelijk gebouwd kan worden voor de som, die wordt uitgetrokken. Men heeft de begrooting wel niet te krap opgezet, maar het blijft toch altijd een begrooting en het is dus zeer wel mogelijk dat deze f 680,000.niet geheel de kosten kan dekken als de aanbesteding heeft plaats gehad. Er was echter het volgende groote practische bezwaar aan het vooraf aanbesteden verbonden, en dat heeft ook bij Burge meester en Wethouders den doorslag gegeven, ofschoon ook zij eerst het oog hadden op deze manier Gesteld, dat er na aanbesteding een voorstel bij den Raad was ingekomen om de begrooting te stellen op een bedrag van 680,000 en de Raad had dit goed gekeurd, dan had aan dat voorstel moeten worden vastgekoppeld een begrootingswijziging. Het voorstel is niet aan hoogere goedkeuring onderworpen, de be grootingswijziging echter wel. En aangezien nu de Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 April 1920. 143 mogelijkheid bestond of deze denkbeeldig is of niet, doet er niet toe dat er geen goedkeuring zou worden verkregen op de wijziging der begrooting, kwam men in dat geval voor het feit, dat men in hooger beroep zou moeten gaan, wat allicht een paar maanden zou duren en dan zou men in de onmoge lijkheid verkeeren om de gunning zoo lang aan te houden. Werd de begrootingswijziging wel goedge keurd, dan zou het werk natuurlijk gegund kunnen worden, maar in het tegenovergestelde geval zou men de zaak niet zoo lang aan kunnen houden. Dit is het practische bezwaar. Burgemeester en Wethouders hebben dan ook gemeend, het nu zoo te moeten doen, omdat het practische bezwaar er was, dat men niet absoluut zeker is, dat de hoogere goedkeuring zal worden verkregen. Den heer Schaafsma (wethouder) doet het genoegen dat de heer Visser voorstander is gebleven, ondanks de hoogere bouwkosten. De heer Visser moet echter niet meenen, dat de kwestie vooral vast zit op het voorschot van het Rijk; spreker weet niet hoe de heer Visser daarover denkt, maar het zal niet zijn een renteloos voorschot, alleen waarschijnlijk wel met een lager rentetype dan waarvoor de gemeente anders moet leenen. De heer Visser weet waarschijnlijk ook niet, dat er voor het abattoir reeds een bedrag is opgenomen tegen een rente van 5 °/0. En bij de onderhandelingen, die spreker met den minister had, kreeg hij van dezen de mededeeling, dat de rente van het voorschot, dat zou worden gegeven, in geen geval minder zou zijn dan 5 °/o- -De winst, die de gemeente dan nog zou kunnen maken, zou hoogstens 1 van 150,000.— kunnen bedragen. Doch Bur gemeester en Wethouders achtten dat ook nog wel van zooveel belang om zich nogmaals in verbinding te stellen met den minister. Tot sprekers spijt kreeg hij echter deze week een schrijven van den minister, waarin de aandacht werd gevestigd op het volgende „Dat in het stadium, waarin de uitvoering der vleesch- keuringswet verkeert, het nog niet mogelijk is, voorschotten voor den bouw van openbare slachthui zen te geven." Alleen wanneer het onvermijdelijk was, wanneer de gemeente geen geld kon krijgen en ten opzichte van de uitvoering de gemeenteraad b.v. zou zeggen we bouwen niet als we geen geld kunnen krijgen alleen dan zou er een voorschot kunnen worden ontvangen en in dit geval is daar geen sprake van. Spreker gelooft echter dat de kwestie op de exploitatie rekening heel weinig invloed zal hebben. Deze is hoog opgezetbij de annuïteitsrente is gerekend op een bedrag van f 700,000.terwijl wordt gevraagd 680,000.en voor de f 150,000.die nog ge leend moet worden, is gerekend op een rente van 6 Ten opzichte van deze zaak is dan ook niets geflatteerd. Den heer Fransen zal spreker niet verder beant woorden spreker staat nog op het standpunt als in de vorige vergadering en de heer Fransen houdt ook vast aan zijn eens ingenomen standpunt. Dat andere dingen zooveel noodiger zijn kan spreker niet toe geven, hij is het er wel mee eens, dat die ook noodig zijn, maar dit ook, evengoed. En men kan ook net zoo goed een badhuis bouwen als dit abattoir, als men maar vasthoudt aan het standpunt, dat de ex ploitatiekosten moeten worden gedekt door de in richting zelf. Dan zal de heer Fransen het spreker ten goede houden, dat bij de eerstvolgende exploitatie rekening van het abattoir spreker niet in de schoenen wordt geschoven, dat hij geen woord heeft gehouden. Het is toch best mogelijk, dat er het eerste jaar een I tekort is maar als dat het tweede jaar weer gebeurt, dan heeft de heer Fransen gelijk als hij spreker dan op de vingers tikt. En als er dan nog een tekort is, dan zullen Bur gemeester en Wethouders zeker de slachtrechten moeten herzien. Spreker gelooft echter dat het zal meevallen. Er is aangehouden op de cijfers die ook in het vroegere voorstel voorkwamen, voor den export is niets ge rekend. Deze is er op 't oogenblik niet veel. Maar spreker gelooft wel, dat wanneer de toestanden in het buitenland weer normaler worden, er wel weer export zal komen, al zal het niet zijn in die mate als voor den oorlog. Spreker wil eindigen met de hoop uit te spreken, dat de Raad zal doen wat hij ook den vorigen keer heeft gedaan en dus het voorstel zal aannemen. Mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi gevoelt heel veel voor het standpunt van den heer Oosterhoff. De re deneering van den Voorzitter heeft spreekster niet overtuigd. Stel toch dat de aanbestedingssom hooger wordt dan het bedrag dat is gevoteerd, dan zal er ook weer een hooger bedrag moeten worden toege staan en het gevolg is, dat Gedeputeerde Staten dan opnieuw de gewijzigde begrooting moeten goedkeuren. Doen zij dit niet, dan zal men ook in beroep moeten gaan en zal de gunning moeten worden aangehouden. Daarom voelt spreekster er werkelijk veel voor om eerst het werk te laten aanbesteden, opdat de Raad precies zal weten waar hij aan toe is. De Voorzitter kan hierop dit antwoorden. Indien werkelijk blijkt dat men nog meer dan 680,000.— noodig heeft, dat het gevoteerde bedrag dus weer wordt overschreden, dan heeft mevrouw Buisman gelijk Spreker heeft echter uitdrukkelijk aan de des kundigen de vraag gedaan of nu werkelijk het bedrag van 680,000.voldoende was. Toen is er geant woord: naar eigen weten, ja, wij nemen ook ƒ680,000. als uiterste grens. Het is evenwel natuurlijk de vraag of, indien het maar een kleinigheid scheelt, Burge meester en Wethouders nog bij den Raad zullen komen met een voorstel of zij het door zullen laten gaan. De heer Visser moet nog met enkele woorden op het antwoord van den heer Schaafsma terug komen. Dat de gemeente rente van het voorschot moet be talen wist spreker, dit heeft hij uit het voorstel kunnen lezen. Heeft men echter het voorschot, dan heeft men met ruimer middelen te doen en geld kan de gemeente wel gebruiken. Wanneer we iets moeten hebben moeten we dat betalen, terwijl de gemeente nog geld moet gebruiken voor verschillende dingen, waarvoor ze anders moet leenen of huren of aankloppen om steun. Heeft men dit voorschot, dan is daarvan een deel gedekt tegen een laag rentecijfer. Als men weinig in kas heeft, kan men ook weinig beginnen, maar heeft men meer in kas, dan kan men ook meer be ginnen. Het maakt dus wel degelijk verschil of men het voorschot krijgt of niet. Spreker is het volkomen met mevrouw Buisman en met den heer Oosterhoff eens dat het zeer wenschelijk is, eerst de zaak aan te besteden, wat den Raad meer zal zeggen dan deze verklaring in het voorstel. En dat de aanbesteding niet kwam boven de raming, daarvan kent spreker geen voorbeelden, maar wel zijn er voorbeelden, dat de kosten hooger zijn dan de raming. Daarom ondersteunt spreker de idee, ge opperd door mevrouw Buisman. Nu heeft de Raad alleen een verklaring, waarvan hij niet weet of ze uitkomtals men definitieve cijfers heeft is dit anders. De Voorzitter deelt mede dat de heer Oosterhoff voorstelt eerst aanbesteding te houden en daarna

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1920 | | pagina 7