144 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 April 1920. voorstellen tot begrotingswijziging in behandeling te nemen. Dit voorstel wordt ondersteund door mevrouw Buisman en den heer Visser. De heer Jansen Is dat niet een motie van afkeuring op den deskundige der gemeente De heer 0. F. de Vries (wethouder) zal voor het voorstel-Oosterhoff stemmen en wel om deze reden. Wanneer men de aanbestedingen in de kranten nagaat blijkt, dat deze enorm uitelkaar loopen. Waarom ook spreker eerst zou willen overgaan tot aanbesteding. De heer Fransen is het geheel eens met de motieven van den Voorzitter om niet eerst tot aanbesteding over te gaan. Uit diens woorden blijkt duidelijk dat, wanneer de zaak naar Gedeputeerde Staten moet en daarna in hooger beroep, men de aannemers 2 maanden of langer op sleeptouw moet nemen. En dat gaat niet. De heer 0. F. de Vries (wethouder) zegt dat de heer Fransen vergeet, dat wanneer de aannemingssom b.v. f 50.000.boven de begrooting is, men weer met een begrootings-wijziging bij den Raad en bij Gede puteerde Staten moet komen. Dan gaat alles weer op dezelfde manier. De aannemer behoeft zijn beschrijving maar 30 dagen gestand te doen, dus dan overkomt den Raad hetzelfde weer De heer Fransen is van meening dat waDneer men 10, 20 of 25 duizend gulden boven dit bedrag komt, doch dit is goedgekeurd, Gedeputeerde Staten dan een betrekkelijk klein bedrag niet zullen weigeren, omdat men nu toevallig boven de raming is. De heer 0. F. de Vries (wethouder)We kunnen niet weten wat het precies is. De heer Schaafsma (wethouder) zal tegen het voor stel-Oosterhoff stemmen om dezelfde reden als de heer Fransen heeft aangevoerd. Spreker staat ook op het standpunt, dat wanneer Gedeputeerde Staten dit bedrag goedkeuren, zij ook eventueel een 50.000.hooger niet zullen weigeren. Men kan nu wel eerst aanbesteden en spreker geeft toe, dat het beter is, dat men een bepaalde som weet, maar 't gaat er juist om, om de moeilijkheden, die daaruit kunnen ontstaan, te ont zeilen. De aannemers kunnen het bedrag, waarvoor zij hebben ingeschreven, niet zoo lang gestand doen, wanneer Gedeputeerde Staten eventueel weigeren en de Raad in hooger beroep moet gaan. Want dan duurt het zeker langer dan 30 dagen, men zal dan dus opnieuw tot aanbesteding moeten overgaan en staat dan met dat al weer precies voor 't zelfde feit. Spreker wil daarom den heer Oosterhoff in overweging geven zijn voorstel in te trekken, de heele zaak is toch een kwestie van principe. De heer IJ. de Vries staat nog op hetzelfde standpunt als vroeger. Spreker is een principieel voorstander van het abattoir en zal dan ook voor het voorstel stemmen. Uit de begrootingen blijkt echter niet veel, het komt spreker beter voor, dat de Raad nu zijn principe uit spreekt of hij genegen is voor ƒ680.000.te bouwen. Dan kan men gaan aanbesteden. Spreekt de Raad zich hierover uit, dan komt ten minste het principe naar voren. De heer Oosterhoff zal niet voldoen aan het verzoek van Burgemeester en Wethouders om zijn voorstel in te trekken. Wanneer het alleen gold een principieele kwestie, dan had spreker dit voorstel niet gedaan. Maar dit is het niet meer. Er zijn hier wel degelijk leden bij, die wel voor een abattoir voelen, maar ten opzichte van de kosten zijn gekomen aan de grens van wat zij willen besteden. En nu moet men weten, waar die grens is, is zij f 250 000.of f 590.000.of 680000.of nog meer? De Raad moet nu weten waar hij aan toe is. Er zijn hier leden bij, die in beginsel niet tegen een abattoir zijn, maar wien het bedrag nu toch te hoog wordt, daarom dient men eerst precies te weten, wat de kosten zullen zijn. Een beginselbesluit is al genomen, dus dat behoeft niet meer. De heer Schaafsma (wethouder) gelooft nog altijd, dat 't het voorzichtigst is met het voorstel van Bur gemeester en Wethouders mee te gaan. Het college wil echter toch tegemoet komen aan het bezwaar van den heer Oosterhoff, door, als de aanbesteding hooger komt dan het gevoteerde bedrag, eerst weer bij den Raad te komen en deze te hooren, of hij er mee accoord gaat. Van den kant van het college is daar tegen absoluut geen bezwaar, dat is een regelmatige weg, als dus de aanbesteding boven het bedrag komt, zal men den Raad nog nader hooren. Het bezwaar van den heer Oosterhoff is daarmee volkomen vervallen is het grootste deel van den Raad tegen het besteden van een som van f 700.000.en komen de kosten daarop, dan stemt de Raad het dan nog af. De heer Tulp wil wel verklaren, dat hij niet zoo opgewekt voor deze kosten van 680.000.stemt, maar hij gevoelt toch veel voor de redeneering van den heer Schaafsma en niet voor die van den heer Oosterhoff. Het is zooals de heer Schaafsma zegt, komt men vrij wat boven het gevoteerde bedrag, dan is de Raad nog volkomen vrij en spreker kan wel zeggen, dat hij dan als voorstemmer afvalt. Wat voor nut heeft dan het voorstel van den heer Oosterhoff dit heeft geen nut als de Raad zich aan niets meer bindt dan aan f 680.000. De heer Visser ziet, nadat hij deze toelichtingen heeft gehoord, geen bezwaar dat de heer Oosterhoff zijn voorstel intrekt. De Raad geeft dan enkel mach tiging tot een som van 680,000. zooals hier staat. Mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi meent toch, dat, wanneer men met een groot bedrag boven de raming komt, men dan toch weer voor dezelfde moeilijkheden komt als bij het voorstel-Oosterhoff. De VoorzitterDe heer Oosterhoff wil den Raad niet gebonden hebben; deze f 680,000.is hem ook te hoog, dat is de kwestie. De heer Oosterhoff geeft onmiddellijk toe, dat deze f 680,000.hem ook te hoog is. Maar wat hij voor stelt is wel degelijk een kwestie van tactiekals de Raad vandaag besluit en Gedeputeerde Staten schrik ken er niet voor terug, dan moet er later misschien nog weer wat bij, terwijl, wanneer de Raad het nu niet aanneemt, maar afwacht tot na de aanbesteding, men voor de beslissing staat. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van den heer Oosterhoff wordt ver worpen met 15 tegen 6 stemmen. Vóór stemmen: mevrouw BuismanBlok Wijbrandi en de heeren De Vos, Oosterhoff, O. F. de Vries, Terpstra en Van Weideren baron Rengers. Tegen stemmende heeren Dijkstra, Zandstra, Lautenbaoh, Van der Werff, Tiemersma, Tulp, Schaaf - Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 April 1920. 145 sma, IJ. de Vries, Fransen, De Boer, Collet, Visser, Schoondermark, Jansen en Postma. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met 15 tegen 6 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: mevrouw BuismanBlok Wijbrandi en de heeren Dijkstra, Zandstra, O. F. de Vries, Tiemersma, Tulp, Terpstra, Schaafsma, IJ. de Vries, De Boer, Collet, Visser, Schoondermark, Jansen en Postma. Tegen stemmende heeren Lautenbach, Van der Werff, De Vos, Oosterhoff, Van Weideren baron Rengers en Fransen. 9. Agenda no. 10.) Voortzetting der behandeling van het voorstel van Burgemeester en Wethouders tot oprichting vau een Buitengewone school voor Lager Ónderwijs (achterlijke kinderenmet de daarop ingediende amendementen en het nader voorstel van Burgemeester en Wethouders bijlagen 28, 36, 44 en 48 van 1919). De heer Tulp merkt op dat de heer Dijstra niet aanwezig is. De Voorzitter wil dan opmerken dat de vorige keeren het punt hierom ook wel is aangehouden, maar dat de ingediende amendementen van den heer Dijstra eigenlijk vervallen zijn, doordat Burgemeester en Wethouders de stukken, waarop amendementen zijn ingediend, hebben ingetrokken en hieromtrent een wijziging hebben voorgesteld, waardoor de amen dementen op die gedeelten zelf ook zijn vervallen. Dat kan dus geen bezwaar zijn om het punt heden te behandelen. Spreker vraagt of men nog qlgemeene beschouwingen wenscht te houden. Dit blijkt niet het geval te zijn. Aan de orde is onderdeel Ila, ontwerp A Verordening voor de Buitengewone school voor lager ondenvijs te Leeuwarden. Art. 1 wordt onveranderd vastgesteld. Aan de orde is art. 2. De leden 1, 2 en 3 worden onveranderd vastgesteld. Op lid 4 is een amendement ingediend door de ..eeren Zandstra en De Boer om in plaats van „het hoofd der school" te lezen „een der leerkrachten der school". De beraadslagingen worden geopend. De heer De Boer gelooft niet, dat bij dit amen dement een groote toelichting noodig is. Het staat toch niet van te voren vast, dat het hoofd der school op een betere wijze de candidaten kan onderzoeken dan een der leerkrachten. Daarom lijkt het den voor stellers gewenscht om niet te bepalen door welke leerkracht de kinderen zullen worden onderzocht, maar dit in de verordening open te laten en hierover door de schoolvergadering zelf te laten beslissen. Als toch het hoofd der school voor dat onderzoek minder geschikt is, zou het te dwaas zijn hem dat op te dragen, alleen omdat hij het hoofd der school is. De heer Oosterhoff verlaat de vergadering. De heer Schoondermark (wethouder) zegt dat men nu reeds uitgaat van de veronderstelling, dat het hoofd der school minder geschikt voor deze taak zal zijn dan het onderwijzend personeel. Dat is toch wel een beetje erg, het hoofd is toch de aangewezen per soon daarvoor. Spreker meende eerst dat de heer De Boer de bedoeling had dat ieder onderwijzer het onderzoek zou houden voor zijn klas. Burgemeester en Wethouders meenen, dat het verstandig is deze alinea te handhaven. De beraadslagingen worden gesloten. Het amendement van de heeren Zandstra en De Boer wordt verworpen met 11 tegen 7 stemmen. Vóór stemmende heeren Dijkstra, Zandstra, O. F. de Vries, Tiemersma, Terpstra, De Boer en Collet. Tegen stemmen: mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi en de heeren Lautenbach, Van der Werff, De Vos, Tulp, Van Welderen baron Rengers, IJ. de Vries, Fransen, Visser, Schoondermark en Postma. (De heeren Schaafsma en Jansen zijn bij deze stemming niet tegenwoordig.) Lid 4 wordt onveranderd vastgesteld. Bij het 5e lid merkt de Voorzitter op dat Burgemees ter en Wethouders hebben voorgesteld deze alinea te lezen als onder I van bijlage 48 is aangegeven. Daarmede is het amendement van de heeren Zandstra en De Boer op het ingetrokken voorstel van Burge meester en Wethouders vervallen. De beraadslagingen worden geopend. De heer De Boer zegt dat dit zijn bedoeling niet was, hij zal dan opnieuw dit lid amendeeren. Spreker wenscht dat het niet alleen zal zijn „op voor stel van het hoofd, den schoolarts en den betrokken onderwijzer gehoord" maar „volgens besluit van de schoolvergadering". Spreker vindt dit zoo'n ernstige kwestie, dat niet alleen de betrokken onderwijzer dient te worden gehoord, maar wel degelijk de be slissing van de gezamenlijke leerkrachten moet worden gehoord. Spreker zou niet weten wat voor bezwaar er tegen is, dat hieromtrent door de schoolvergade ring wordt besloten. Het hoofd moet natuurlijk het voorstel doen maar het besluit moet vallen in de schoolvergadering. Dit is een beginsel dat in de democratische schoolregeling past. Spreker wil dus bedoelde zinsnede doen luiden„den schoolarts ge hoord, volgens besluit der schoolvergadering". De heer Schoondermark (wethouder) wil er den Raad attent op maken dat per slot van rekening de districts-schoolopziener toch beslist. Het komt dus vrijwel op hetzelfde neer en de heer De Boer zal niet bereiken met zijn amendement, dat de school vergadering besluit. De districts-schoolopziener be sluit toch, die heeft alles zoowat te zeggen. Nu kan de heer De Boer wel een betoog houden over een zuiver democratische school, maar daar zal ook de districts-schoolopziener wel rekening mee houdenals er staat dat de onderwijzers gehoord moeten zijn, zal de districts-schoolopziener ook wel zoo democra tisch zijn om dat te doen. De heer Da Boer gaat niet met de opmerking van den Wethouder van Onderwijs mee. Volgens diens mededeeling is er echter absoluut geen bezwaar, dat de Raad met sprekers amendement meegaat. Het is inderdaad waar, dat de schoolopziener de eindbeslissing heeft, maar dat neemt niet weg, dat het beter is dat het onderwijzend personeel medezeggingschap heeft dan dat het enkel „gehoord" wordt. We weten wel, wat onder dit „hooren" moet worden verstaan, dit gebeurt dikwijls onder het speelkwartiertje ojr de speelplaats.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1920 | | pagina 8