162 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 April 1920.
stemmen, de geheele verordening en de verordeningen
betreffende de heffing en de invordering van school
gelden voor de buitengewone school voor lager onderwijs.
10. (Agenda no. 11). Voorstel van Burgemeester
en Wethouders tot verhuring van landerijen nabij de
Tijnje aan P. A. Anema en H. Halbertsma.
Dit voorstel luidt als volgt
Jaarlijks wordt door ons het grasgewas van bermen
en plantsoenen en van andere gronden, welke zich
daartoe leenen, publiek verpacht. Zoo werd dit jaar
o. m. in die verpachting opgenomen het grasgewas
van de perceelen kadastraal bekend gemeente
Leeuwarden sectie G- nos. 9981 en 9905, gelegen ten
noorden van den spoorweg LeeuwardenGroningen
aan de Tijnje, met eene aangegeven grootte van
1.51.17 H.A.
Inmiddels is echter van H. Halbertsma Bz. te
Grouw (eigenaar van de kistenfabriek aan de Tijnje)
een verzoek ingekomen om het grasgewas dier per
ceelen dit jaar ondershands te mogen pachten voor
180.welk bod later tot 192.60 werd verhoogd.
Neemt men in aanmerking, dat de oppervlakte der
perceelen met gras begroeid 21/a pondemaat be
draagt, dan mag met de geboden som genoegen
worden genomen. Ook uit de inschrijvingen voor het
overige gras bij de publieke verpachting is af te
leiden, dat het gemeentebelang het beste wordt ge
diend door op het verzoek van Halbertsma in te gaan.
De deskundige voor de gemeente-landerijen advi
seert een huur te vorderen van 60.per pondemaat.
De perceelen, het vorige jaar tot bouwland omge
legd, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden sectie
G nos. 5763 en 3660, groot 3.96 80 en 1.63.60 H.A.,
gelegen aan de Tijnje, vonden bij de publieke ver
huring geen gegadigden. Zooals Uwe Vergadering
uit ons voorstel van 19 Februari j.l. en uit de daar
over door den deskundige uitgebrachte rapporten be
kend is, zijn deze perceelen ongeschikt voor bouwland,
terwijl het eerstgenoemde bovendien door den vorigen
huurder slecht is bebouwd en behartigd. Het uitblij
ven van inschrijvingen behoeft alzoo niet te ver
wonderen.
Na den termijn voor de publieke inschrijving ge
steld heeft zich een huurder opgedaan in P. A. Anema
te Marssum.
Onze deskundige adviseert aan dezen het land voor
vijf jaar te verhuren, onder de verplichting de
perceelen weder aan te leggen tot weiland en ze te ge
bruiken op de wijze als in zijn rapport van 9 April
j.l. wordt aangegeven. Deze omlegging zal met kosten
gepaard gaan, waarom voor het eerste jaar geen huur
gevorderd kan worden. Voor de volgende vier jaar
geeft de deskundige eene huur aan van 600.per
jaar. Wij kunnen ons met diens voorstel vereenigen.
Onder overlegging van de terzake betrekkelijke
stukken geven wij U in overweging te besluiten:
a. het grasgewas van de perceelen, kadastraal
bekend gemeente Leeuwarden sectie G nos. 9981 en
9905, voor 1920 ondershands te verpachten aan H.
Halbertsma Bz. te Grouw voor 192.50, op dezelfde
voorwaarden als voor de publieke verpachting golden,
voor zoover ter beoordeeling van Burgemeester en
Wethouders toepasselijk
b. tot onderhandsche verhuring aan P. A. Anema
te Marssum, gerekend met ingang van 5 Maart 1920
tot 5 Maart 1925, de perceelen, thans bouwland,
kadastraal bekend gemeente Leeuwarden sectie G
nos. 5763 en 3660, groot 3.96.80 en 1.63.60 H.A.met
bepaling, dat de gronden weder tot weiland moeten
worden aangelegd en voor het eerste huurjaar zonder
betaling van huur en voor de volgende jaren voor
eene huursom van 600.per jaar, voorts op voor
waarden door Burgemeester en Wethouders noodig
geoordeeld.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer De Vos heeft in verband met dit voorstel
een kleine vraag,
In de toelichting wordt medegedeeld, dat het perceel
G no. 6763 door den vorigen huurder slecht is be
bouwd en behartigd. Is, zoo vraagt spreker, in ver
band daarmede, daar dan geen contract geweest, en
zijn in dat contract geen voorwaarden opgenomen om
daarin te voorzien Het gaat toch niet aan, dat iemand,
die van de gemeente eigendommen in huur heeft en
die eigendommen slecht behartigt en bebouwt, vrij
uitgaat, terwijl enkel op zoo'n gemoedelijke wijze daar
over gesproken wordt.
De Voorzitter antwoordt, dat Burgemeester en Wet
houders in 't geheel niet de zaak zoo gemoedelijk
hebben opgevat, maar 't is de vraag, wat is er aan
te doen De grond is een slechte bouwgrond geble
ken en alleen door den grooten voedselnood is men
tot het ombreken er van overgegaan. De man, die
't huurde en 't bewerkt had, zag dat hij er niet
uithaalde wat er uitgehaald moest worden, en heeft
toen 't land laten liggen. Dat was feitelijk contract
breuk, maar 't is de vraag, wat doet men aan der
gelijke dingen
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
11. (Agenda no. 12). Voorstel van Burgemeester
en Wethouders tot het aangaan van eene leening groot
f 2,000.000.bij de Rijksverzekeringsbank.
Dit voorstel luidt als volgt
Op de gemeentebegrootingen voor 1919 en 1920
komt aan tijdelijke geldopnemingen voor aankoop van
vastigheden en voor buitengewone werken een bedrag
voor in totaal van ruim936,000.
welke som bij raadsbesluit van 13
April j.l. nog is vermeerderd met 110,000.
tengevolge van verhooging van het
crediet voor de stichting van een open
baar slachthuis.
In de naaste toekomst zullen gelden
noodig zijn voor:
a. den bouw van een nieuwe open
bare lagere school (school no. 14)
waartoe in principe reeds door den
Raad werd besloten, na aftrek van
de rijksbijdrage tot een bedrag van
ongeveer225,000.—
b. den bouw van een nieuwe brug
over de stadsgracht aan de Oosterkade,
waartoe eveneens reeds vroeger in be
ginsel door den Raad werd besloten,
tot een bedrag van ongeveer 100,000.
c. het aandeel der gemeente in de
kosten van het bouwen van midden
standswoningen en voor het verstrek
ken van voorschotten onder hypothe
cair verband, door den Raad reeds
verleend, toegezegd of in behandeling
minstens200,000.
Genoemde bedragen kunnen nog
worden vermeerderd zooals hieronder
nader is uiteengezet, met het bedrag
der zg, crisisleening ad450,000.
tot het aangaan waarvan door den
Raad den 11 November 1919 werd be
sloten doch die nog niet is opgenomen.
Tezamen ruim 2,021,000.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 April 1920. 163
De wenschelijkheid om tijdelijke geldopnemingen
zoo spoedig doenlijk in vaste leeningen om te zetten,
behoeft, gelet op het weinige crediet, dat de gemeente
besturen in de tegenwoordige tijdsomstandigheden
hebben, niet nader to worden aangetoond. Ook voor
de andere hierboven genoemde bedragen met uitzon
dering dan van dat der crisisleening, dat in 10 jaren
moet worden afgelost, is opneming op langen termijn
wenschelijk. De gelegenheid daartoe doet zich thans
voor. De Rijksverzekeringsbank heeft namelijk aan
geboden aan deze gemeente een bedrag van ƒ2,000,000.
te leenen tegen den koers van 100, en eene rente van
6 's jaars. Het geld kan worden verstrekt tegen
schuldbekentenis onder beding, dat op de eerste uit-
noodiging daartoe door de Bank, de schuldbekentenis
wordt vervangen door obligation aan toonder groot
1000.waarvoor officieele beursnoteering moet
worden aangevraagd.
De leening zal worden afgelost in 40 jaarlijksche
gelijke termijnen, met uitsluiting van vervroegde af
lossing en conversie. Onder deze leening is echter
begrepen het bedrag van de tot dusver nog niet op
genomen leening voor crisis-uitgaven ad 450,000.
Op laatstgenoemde leening zal jaarlijks ten minste
45,000.moeten worden afgelost. Waar op de
met de Rijksverzekeringsbank aan te gane geldleening
jaarlijks 50,000.moet worden gedelgd, zou voor
het overige deel dier leening ad 1,550,000.slechts
f 5000voor aflossing overblijven, hetgeen te
weinig is.
Om dit bezwaar te ondervangen en mede om eenigs-
zins tegemoet te komen aan den wensch van Gede
puteerde Staten, die naar wij meenen te weten in het
vervolg den aflossingstermijn van geldleeningen korter
dan op 40 jaren gesteld willen zien, is door ons college
de volgende oplossing gevonden, waarmede ook Ge
deputeerde Staten naar wij ons vooraf verzekerd hebben,
accoord gaan:
Aangenomen moet worden, dat de aan te gane geld
leening wordt gesplitst in twee gedeelten, n.l. van
ƒ450,000.(voor crisis-uitgaven) en van 1,550,000.
Op de crisisleening zal gedurende elk der jaren 1920
t/m 1929 moeten worden afgelost 45,000.Op
de andere leening zou in gelijke verhouding tot de
twee in 1919 gesloten leeningen op 40-jarigen aflos
singstermijn moeten worden betaald per jaar, in 1921
t/m 1925 20,000.—, 1926 t/m 1930 ƒ25,000.—, 1931
t/m 1935 30.000.-, 1936 t/m 1940 ƒ35,000.—, 1941
t/m 1945 40,000.—, 1946 t/m 1950 45,000.—,
1951 t/m 1955 50,000.—, 1956 t/m 1960 ƒ65,000.—.
De in de eerste jaren af te lossen grootere bedra
gen dan de door de Rijksverzekeringsbank gevorderde
50,000.zullen gedurende de jaren 1920 t/m 1922
óf gebruikt kunnen worden tot buitengewone aflossing
op de leening ad 1,200,000.aangegaan krachtens
raadsbesluit van 25 Maart 1919 óf gereserveerd kunnen
worden, wat voor de gemeente voordeeliger is, om
dan daarmede te betalen de obligatiehouders van de
leening ad 1,000,000aangegaan krachtens raads
besluit van 13 Mei 1919, die eventueel gebruik maken
van hunne bevoegdheid om vervroegde aflossing (per
1 Juni 1922) te vorderen. Gedurende de jaren 1923
t/m 1929 kunnen de grootere aflossingssommen worden
besteed zoowel voor buitengewone aflossing op de
leening van 1,200,000.— als op die van ƒ1,000,000.
De over de jaren 1930 t/m 1950 te doene mindere
aflossingen zullen moeten worden verhoogd, om ten
goede te komen gedurende de jaren 1951 t/m I960.
Een en ander tezamen vattende, zal worden afgelost
gedurende de jaren 1921 t/m 1960 ieder jaar op de
leening van de Rijksverzekeringsbank 50,000. is
40 X 50,000.— is2,000,000.—
terwijl bovendien op een andere lee-
Transporteeren 2,000,000.
Transport 2,000,000.
ning buitengewoon wordt afgelost of
voor aflossing wordt gereserveerd
in 1920 45,000.—
in 1921 t/m 1925 per jaar 15,000.
is in totaal75,000.
in 1926 t/m 1929 per jaar20,000
is in totaal80,000.
Tezamen 2,200,000.
In 40 jaren is alzoo de schuldenlast verminderd in
plaats van met 2,000,000.met 2,200,000.
zoodat gerekend kan worden dat de leening voor een
tijdvak van 36 jaren is aangegaan.
Wij meenen er met nadruk op te moeten wijzen,
dat eene zoo uiterst gunstige gelegenheid om geld te
krijgen en dan nog wel op eenvoudige schuldbeken
tenis, derhalve zonder drukkosten en zegels van obli-
gatiën zich niet gemakkelijk weer zal voordoen en
daarom naar onze meening niet ongebruikt moet
worden voorbijgegaan. De ondervinding in andere
gemeenten heeft geleerd, dat gemeenteleeningen, die
thans op de openbare markt gebracht worden, tegen
eene rente van 6 °/0 niet te plaatsen zijn.
Wij hebben de eer u voor te stellen te besluiten
a. tot het aangaan met de Rijksverzekeringsbank
van eene onderhandsche geldleening tot een nominaal
bedrag van 2,000,000.tegen den koers van 100
en eene rente van 6 °/0 's jaars
b. tot vaststelling van een besluit waarbij in ver
band met de opneming van het bedrag der crisislee
ning ad 460,000.onder de geldleening ad
2,000,000.enkele buitengewone aflossingen zijn
geregeld
c. tot wijziging van de gemeentebegrootingen voor
1919 en 1920, een en ander overeenkomstig de hierbij
behoorende ontwerpen.
ONTWERP I.
De Raad der gemeente Leeuwarden,
Overwegende dat het wenschelijk is voor verschil
lende buitengewone werken en voor aankoop van
vastigheden eene leening op langen termijn te sluiten
gelet op het voorstel van Burgemeester en Wet
houders,
Besluit
met de Rijksverzekeringsbank te Amsterdam eene
onderhandsche geldleenining aan te gaan, groot
2,000,000.— nominaal, tegen den koers van 100
en eene rente van 6 's jaars, op de voorwaarden,
zooals die door de Bank bij schrijven aan Burgemeester
en Wethouders van 14 April 1.1. no. 351 B. G. zijn
gesteld, wordende Burgemeester en Wethouders ge
machtigd om, zoonoodig, in overleg met Gedeputeerde
Staten en de Bank wijzigingen van ondergeschikten
aard in de voorwaarden aan te brengen.
ONTWERP II.
De Raad der gemeente Leeuwarden,
Overwegende dat, nu onder de krachtens besluit
van heden met de Rijksverzekeringsbank aangegane
geldleening ad 2,000,000.die in 40 jaren moet
worden afgelost, is opgenomen het bedrag der leening
voor crisis-uitgaven ad 450,000.dat in 10 jaren
moet zijn afgelost en mede om tegemoet te komen
aan den wensch van Gedeputeerde Staten om leeningen
op langen termijn in korter tijdvak dan 40 jaren af
te lossen, het wenschelijk is om de bedragen vast te
stellen die op leeningen der gemeente buitengewoon
dienen te worden afgelost
Besluit
op de geldleening ad 1,200,000.aangegaan