172 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 Mei 1920.
hebben te houden met den ter plaatse geprojecteerden
wegenaanleg en met de ligging der perceelen op het
ontwerp-uitbreidingsplan, terwijl de kosten van den
aanleg van straten, voorzoover deze niet grenzen aan
het over te dragen terrein, komen voor rekening van
de gemeente en die van aanleg van straten, voorzoover
deze daaraan wel grenzen, voor gezamenlijke reke
ning en
onder D, om bepaald aangegeven gronden, waar
onder een gedeelte van het door den ruil in eigendom
te verkrijgen perceel sectie D no. '267, aan het Rijk
te verhuren,
zulks met intrekking van de punten '2 en 3 van
hot raadsbesluit van 19 Augustus 1919 no. 317R/18l.
Na goedkeuring van dat besluit zijn wij overgegaan
tot de aanwijzing van een deskundige voor de taxatie,
omdat over dezen ruil, naar onze meening, volkomen
overeenstemming was verkregen en do grondslagen
voor de waardeering geheel naar de bewoordingen,
door hot Bestuur der woningvereeniging aangegeven,
waren ingekleed.
Intusschen meent dat Bestuur bij schrijvon van
22 Maart j.l. no. '281 aan Uwe Vergadering de grond
slagen voor de ruiling te moeten „verduidelijken".
Deze verduidelijking komt echter neer op het opstellen
van geheel nieuwe grondslagen, waarin door de ge
meente niet getreden mag worden. Wij hebben het
Bestuur hierop gewezen bij brief van 31 Maart j.l.
no. 938/457. In het daarop gevolgde schrijven van
de woningvereeniging van 12 dezer no. 285 wordt
zelfs de verkregen overeenstemming in dezen in twijfel
getrokken.
Het behoeft U niet te verwonderen, dat wij meenen,
dat onder deze omstandigheden van verdere bespre
kingen met de woningvereeniging moet worden
afgezien. Wij vinden in de briefwisseling dan ook
aanleiding U voor te stellen den ruil ongedaan te
maken. Meteen moet dan vervallen de verhuring aan
het Rijk, waartoe den 10/24 Februari j.l. mede werd
besloten.
Als vanzelf herleeft dan Uw besluit van 19 Au
gustus 1919 no. 307R/18l, waarbij in eersten aanleg
besloten werd tot verhuring van gronden aan het
Rijk en wel van de kadastrale perceelen sectie D
nos. 1024 en '259 geheel en 505, 340 en 1023 ge
deeltelijk.
Ook Uw besluit van 9 Maart 1920 no. 130R/55 tot
verhuring o.m. van een deel van perceel sectie D
no. 267 aan G. Staphorsius alhier behoeft daardoor
eene kleine wijziging.
Het bovenbedoelde schrijven van 22 Maart j 1., om
prae-advies in onze handen gesteld en de daarop
gevolgde correspondentie leggen wij hierbij over.
Wij geven U alzoo in overweging te besluiten
A. in te trokken de punten A, B en D van het
raadsbesluit van 10/24 Februari 1920 no. 74101R/37.
B. het raadsbesluit van 9 Maart 1920 no. 130R/55
in dien zin te wijzigen, dat onder de aan G. Stap
horsius alhier te verhuren perceelen komt te vervallen
het gedeelte van perceel sectie D no. 267 en de huursom
wordt teruggebracht tot 979.40.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Van Weideren baron Rengere stelt mede
namens den heer Tiemersma voor dit punt heden aan
te houden, omdat hoogstwaarschijnlijk morgen in een
te houden conferentie tusschen de gemeente en de
Woningvereeniging „Leeuwarden" wel overeenstem
ming zal worden verkregen.
De heer Berghuis (wethouder) heeft natuurlijk tegen
het principe van aanhouden geen bezwaar, maar als
dit tengevolge heeft, dat de ruiling weer van kracht
zal worden, dan heeft spreker wel bezwaar, dat het
gemeentebestuur zich nu voor de derde maal om wij
ziging zal moeten wenden tot Den Haag, in verband
met de aan het Rijk te verhuren grond. Thans is
vanuit Den Haag weer toestemming gegeven, dat er
niet geruild zal worden. Wanneer men dan ook op
aanhouding prijs stelt dan zal de heer Rengers namens
de Woningvereeniging moeten kunnen mededeelen,
dat deze thans de kwestie met Den Haag zal regelen,
omdat het college niet genegen is, nog eens omtrent
hetzelfde stuk grond weer wijziging voor te stellen.
De heer Lautanbach zou ook het voorstel hebben
gedaan om dit punt aan te houden, omdat tot zijn
bevreemding niet het door het college aangehaalde
schrijven van '22 Maart bij de stukken was overgelegd.
Do leden van den Raad vragen nu waar de kwestie
aan vast zit. Zij kunnen dat nu niet beoordeelen.
Do heer Rengers brengt nu nog een tweede reden
naar voren, welke spreker natuurlijk niet kon vermoeden.
De heer Van Weideren baron Rengers meent wel de
verzekering te kunnen geven, dat er van den kant
der Woningvereeniging wel geen bezwaar zal bestaan
om zich, zoodra overeenstemming is verkregen, tot
het Rijk te wenden.
De Voorzitter zou den heer Lautenbach willen vragen
welk stuk niet was overgelegd.
De heer Lautenbach: Het schrijven van het bestuur
der Woningvereeniging van '22 Maart, dat door Bur
gemeester en Wethouders wordt aangehaald in hun
voorstel, ligt niet bij de stukken.
Den Voorzitter blijkt na onderzoek dat de opmerking
van den heer Lautenbach volkomen waar is, de brief
van 22 Maart ligt niet bij de stukken. Echter had
niet moeten worden aangehaald het schrijven van 22
Maart no. '281, maar dit moest zijn de brief van 25
Maart no. 285. Het aanhalen van de brief van '22
Maart no. '281 is dus verkeerd, het schrijven van '25
Maart no. 285 was wel bij de stukken.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van de heeren Van Weideren baron
Rengers, Tiemersma en Lautenbach wordt met alge-
meene stemmen aangenomen, zoodat dit punt wordt
aangehouden.
5. (Agenda no. 6) Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot het verleenen van steu?i aan de Coöpe
ratieve Tereeniging Woningbouwvoor den bouw van
70 zoogenaamde middenstandswoningen op terreinen aan
den Harlingerstraahveg (bijlagen nos. 9 en 17).
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Collet herinnert er aan dat in een van de
vorige vergaderingen de inkomensgrens is behandeld
en dat toen is besloten dat degenen, die meer dan
4000.belastbaar inkomen hebben, niet voor een
van deze woningen in aanmerking zullen komen.
Inmiddels komt er nu een schrijven van den .minister
en deze wil de inkomensgrens tot 6000.verhoogen,
dat wil dus zeggen, dat de minister van oordeel is,
dat menschen met een inkomen van 6000.nog
een toeslag op de huur moeten hebben. In verband
hiermede wil spreker even nagaan wat het jaarverslag
over 1918 vertelt, n.l. hoeveel menschen hier in
Leeuwarden wonen, die meer dan f 6000.inkomen
hebben. Wanneer de minister dat geweten had, zou
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 Mei 1920. 173
hij vermoedelijk dit niet hebben gedaan. In 1918
waren er dan volgens het jaarverslag in Leeuwarden
8007 belastingbetalers en daarbij waren er slechts
440 die meer dan 6000.inkomen hadden. Dus
zijn er volgens den minister in Leeuwarden meer dan
7500 belastingbetalers, die in aanmerking komen voor
een toeslag op de huur. Dat aantal vindt spreker
veel te groot. Den vorigen keer is aangenomen, dat
de inkomensgrens zou zijn bij 4000.belastbaar
inkomen, dat wil dus hier zeggen, dat in ieder geval
nog een zuiver inkomen van 4700.mag worden
genoten voor menschen zonder kinderen en voor
menschen met kinderen nog meer. De inkomensgrens,
genomen naar het zuiver inkomen, komt dus om en
bij de f 5000.m. a. w. de menschen met een in
komen van 5000.krijgen dus nog een toeslag
op do huur. Volgens het jaarverslag van 1918 woonden
in Leeuwarden 479 belastingbetalers, die een hooger
inkomen hadden dan 5000.Waarom spreker ook
die grens veel te hoog vindt. Dit is echter den vo
rigen keer aangenomen en spreker wil op dat besluit
nu geen inbreuk maken. Maar hij wonscht nu echter
toch voor te stellen om den menschen, die een hooger
inkomen hebben dan f 5000.meer huur te laten
betalen. Sprekers voorstel is om aan punt e der
voorwaarden, 9e regel na het woordje „huurder" toe
te voegen
wanneer deze minder dan 5000.in-
„komen heeft, en ^6 wanneer het bedrag daarboven
„gaat.
Iemand die f 1000.meer inkomen heeft zal dan
een beetje te veel betalen. Als huurgrens is aange
geven f 675.maar in die huurgrens van 675.
zijn niet begrepen de sommen, door Rijk en gemeente
beschikbaar gesteld. Dit was voor het Rijk een bedrag
van 199,000.en voor de gemeente een bedrag
van 66,000.en die twee bedragen, bij de vorige
kosten opgeteld, geven de zuivere stichtingskosten
en zullen dan de huren natuurlijk verhoogen. In de
exploitatie-rekening, welke is opgezet, is geen reke
ning gehouden met dat groote bedrag, zou men dit
bedrag er nog wel in opnemen, dan zouden de huur
prijzen nog wel met minstens f 220.naar boven
gaan. En dan werd de hoogste huurprijs, voor de
woningen van type A, thans gesteld op ƒ675.dus
in ieder geval 895.Waaruit spreker de vrijheid
put om dit amendement op voorwaarde e in te dienen.
De heer Visser wil een vraag stellen. Volgens de
bepaling van den Minister kan iemand met een
inkomen van f 6000.nog in een pand trekken, dat
gebouwd is met subsidie van Rijk en Gemeente. De
bepaling van den Minister is dat 1/7 van het inkomen
moet worden betaald als huur. Het is de bedoeling
om de menschen aan een woning te helpen en deze
betalen dan reeds als huurprijs J/7 van hun inkomen.
De heer Berghuis (wethouder)Dat is nog te weinig -
het kost meer.
De heer Nijholt merkt op dat is aangenomen dat de
erfpachtscanon zal zijn 5s/4 °/0. In een vorige verga
dering is deze kwestie ook besproken en toen is van
den kant van het college toegezegd, dat ook het rente
type, dat tegenwoordig algemeen voor erfpacht geldt,
zou worden genomen. Waarom spreker wil voorstel
len dit ook hier te brengen op 6 °/0.
In de tweede plaats heeft spreker een opmerking
over de hypotheek. Er wordt wel voorgesteld een
voorschot te verleenen onder hypothecair verband,
maar daarbij wordt van geen rente gesproken. Mis
schien is het nu moeilijk om deze op 't oogenblik
precies vast te leggen, maar spreker zou dan van het
college toch gaarne toezegging willen hebben, dat
dit do gemeente geen geld zal kosten en dus de ver-
eeniging dezelfde rente zal betalen als de gemeente
schuldig is.
Den heer Berghuis (wethouder) was het niet geheel
vreemd, dat de heer Collet met dit voorstel zou komen,
om wijziging te brengen in de huurbetaling van in
komens boven 5000.Spreker zou echter toch in
overweging willen geven om, indien het mogelijk is,
te bepalen, dat bij inkomens tusschen 5000.en
f 6000.de kost-huurprijs moet worden betaald en
desnoods aan het college van Burgemeester en Wet
houders over te laten, dien kostprijs te berekenen.
Het lijkt spreker niet goed toe den huurprijs na 5000.
op 1/6 van het inkomen te brengenx/7 en 1/6 maakt
bij die inkomens nog al een groot verschil.
De heer ColletNa 5400.betaalt men te veel.
De heer Berghuis (wethouder) geeft dus den heer
Collet in overweging zijn amendement zoodanig te
wijzigen, dat na een inkomen van 5000.in reke
ning wordt gebracht de kosthuurprijs, onder goedkeu
ring van Burgemeester en Wethouders vast te stellen.
Den heer Nijholt kan spreker antwoorden, dat hij wel
gelijk heeft dat het college toezegging heeft gedaan
tot het zich houden aan den erfpachtscanon van 6 "/0,
maar het college heeft deze aanbieding al eenigen
tijd geleden gedaan, vóór dat de Raad de erfpachts
rente had gebracht op 6 en toen heeft het college
de vereeniging dan ook gezegd, dat deze moest reke
nen op een rente van minstens 53/4 °/0. Zoodoende
is dit cijfer blijven staan, evenwel bestaat er geen
bezwaar om bij het aanbrengen van andere wijzigingen
dit cijfer te veranderen in 6
Wat de hypotheekrente betreft, die zal moeten
worden vastgesteld spreker gelooft niet dat de ge
meente bij de vereeniging een lagere rente zal be
dingen dan zij heeft moeten geven, omdat dit bedrag
voor hypotheek is opgenomen onder de leeningen, die
thans gesloten zullen worden.
Den heer Collet kan spreker geruststellen door de
mededeeling dat Burgemeester en Wethouders het
fonds perdu en de rente daarvan ook onder den kost
prijs beschouwen.
De heer Collet wenscht zijn amendement zoodanig
te wijzigen dat in plaats van „1/6 van het inkomen"
wordt gelezen „de kost-huurprijs onder goedkeuring
van Burgemeester en Wethouders".
De Voorzitter Wijzigt U het amendement in dien
geest?
De heer Collet: Ja.
De Voorzitter kan dan meedeelen dat Burgemeester
en Wethouders het amendement van den heer Collet
overnemen.
De redactie van het amendement is thans zoodanig
gewijzigd, dat na „huurder" wordt gelezen
„wanneer deze minder dan 5000.inkomen heeft,
„terwijl, wanneer het inkomen daarboven gaat, de huur
„volgens den kostprijs onder goedkeuring van Burge
meester en Wethouders wordt bepaald en
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders,
zooals dit is gewijzigd door opneming van een erf
pachtscanon van 6 en het door hen overgenomen
amendement van den heer Collet, wordt met alge-
meene stemmen aangenomen.