174 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 Mei 1920.
De Voorzitter wil, alvorens verder te gaan, nog even
op dit punt terugkomen. Bij de stukken is overge
legd een kaartje van het in erfpacht uit te geven
terrein en nu bestaat de mogelijkheid, dat deze teeke-
ning een kleine wijziging moet ondergaan. Spreker
zou van den Raad machtiging willen vragen, dat het
college niet gebonden is aan dit kaartje, maar dat
het terrein zoo goed mogelijk door Burgemeester en
Wethouders wordt uitgegeven.
De gevraagde machtiging wordt met algemeene
stemmen verleend.
6. Agenda no. 7). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot het verstrekken van gelden in voorschot
aan de Vereeniging voor Volkshuisvesting voor den aan
koop van terrein tusschen den Harlingerstraatweg en den
Snenserweg bijlage no. 19) en tot wijziging der begroo
ting voor het jaar 1920.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Oosterhoff zou niet tegen dit voorstel willen
stemmen, maar hij zou nu toch willen vragen of het
niet wenschelijk is, dat de Raad eens te weten komt,
hoe groot de behoefte aan woningen in deze gemeente
eigenlijk nog is. Spreker heeft nu telkens bij derge
lijke voorstellen als deze het gevoel: ik kan er eigen
lijk niet tegen stemmen, maar is het nu nog wel noodig
Spreker zal niet zeggen dat het niet meer noodig is,
maar het tegendeel zou hij ook niet durven beweren.
Daarom zou hij in overweging willen geven, dat men
eens trachtte na te gaan of niet al voor een groot
deel in de behoefte aan woningen is voorzien en hoe
groot deze behoefte thans nog is.
De heer 0. F. de Vries (wethouder) kan hierop antwoor
den, dat Burgemeester en Wethouders wel degelijk met
den woningnood en met het aantal woningen dat nog
noodig is, rekening houden bij het ter tafel brengen
van deze voorstellen. De uitslag van de woningtel
ling, dit voorjaar op last van den Inspecteur gehou
den, was, dat er in deze gemeente bijna 1100 wonin
gen te kort waren. En dan is er verder nog een
tekort, doordat sedert 1915 geen onbewoonbaar-ver-
klaringen volgens de woningwet meer hebben plaats
gehad. Het tekort van 1100 woningen dient dus eerst
te worden aangezuiverd en dan zullen er elk jaar nog
een 265 woningen moeten komen in de plaats van de
onbewoonbaar verklaarde. Hoewel zeer globaal zijn
deze cijfers niet te gunstig. En Burgemeester en
Wethouders houden daar wel degelijk rekening mede.
De heer De Boer vraagt of ook een gespecificeerd
verslag van de woningtelling aan den Raad wordt
overgelegd.
De Voorzitter kan mededeelen dat er op verzoek
van het Rijk in verschillende plaatsen een woning
telling is gehouden. Spreker vermoedt, dat er zeer
zeker nog wel een opgave omtrent de hier gehouden
telling zal zijn en er is geen bezwaar tegen, dat deze
voor den Raad ter inzage wordt gelegd.
Naar aanleiding van de vraag van den heer Ooster
hoff zegt spreker, dat Burgemeester en Wethouders
ook de bezwaren hebben gevoeld, dat er zooveel
verschillende woningvereenigingen hier zijn. Naar
hun oordeel zal hierin eenige centralisatie moeten
plaats Lebben en moet er ook onderling contact
tusschen de woningvereenigingen bestaan. Van Burge
meester en Wethouders is dan ook eerstdaags een
voorstel in dien geest te verwachten. Het zal dan
ook mogelijk zijn de zaken beter voor elkaar te houden.
Er komen nu langzamerhand zooveel vereenigingen,
dat men ze al niet meer uit het hoofd kan optellen,
elk oogenblik komt er een andere bij en alle bouwen
volgens de woningwet, worden dus toegelaten. Er moet
daarom centralisatie zijn, ook om een soort van
concurrentie in het verhuren en niet-verhuren want
dat gebeurt ook wel eens te voorkomen. Daarom
zijn er ook voorstellen in dien geest te verwachten
en dan kan ook beter naar voren komen, wat de heer
Oosterhoft heeft gevraagd, hoeveel gezinnen er nog
aan een woning moeten worden geholpen en hoeveel
huizen er dus nog moeten worden gebouwd. De
geheele verhuurderij dient dan ook te worden gecon
centreerd naar het oordeel van Burgemeester en
Wethouders moet er meer voeling zijn tusschen de
woningvereenigingen onderling, moeten zij meer van
elkaar afweten. Dit is ook in het belang van het
publiek, dat dan niet van het kastje naar den muur
wordt gestuurd en dan naar die vereeniging wordt
verwezen en dan naar een andere, zooals dit tegen
woordig gebeurt. Naar het oordeel van het college moet
er dus komen een centralisatie en contact onderling
van de verschillende woningvereenigingen. Misschien
kan met deze kwestie ook in verband worden gebracht
het oprichten van een woningbeurs, waarmede dit
doel ook bereikt kan worden en waarvan het publiek
het beste profijt kan trekken. De vraag van den heer
Oosterhoff is dan nu ook wel globaal beantwoord,
maar de heer Oosterhoff zal ook wel toegeven, dat er
zoo goed mogelijk in den woningnood moet worden
voorzien en het zal bij centralisatie heel goed kunnen
gebeuren, dat er een juister antwoord op zijn vraag
kan worden gegeven.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders
wordt met algemeene stemmen aangenomen.
7. (Agenda no. 8). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot wijziging der verordening, regelende de
aanstelling en den werkkring van schoolartsen bij het
Lager Onderwijs en het bewaar schoolonderwijs (gemeente
blad 1918 no. 22 en 1919 no. 43) bijlage no. 15).
De beraadslagingen worden geopend.
De heer De Boer heeft in de allereerste plaats niet
bij do stukken gevonden een advies van de commissie
van toezicht op het Lager Onderwijs. Hij gelooft ten
minste niet dat hij dit over 't hoofd heeft gezien,
trouwens dan was in het advies van het college het
schrijven zelf ook wel aangehaald. Spreker meent dat
een zaak als deze ook om prae-advies had moeten zijn
gezonden naar de commissie van toezicht op het L. O.
en niet alleen naar de Gezondheidscommissie.
Spreker meent niet mis te zijn, dat de commissie ter
bestrijding van het hoofdzeer is samengesteld uit de
Schoolcommissie en de Gezondheidscommissie, van
daar de naam gemengde commissie, welke nu opge
heven zal worden. Hij acht deze kwestie nu niet van
zoo groot belang, dat hij dit voorstel er nog om wil
aanhouden, maar het is niet de goede gang van zaken.
In de tweede plaats kan spreker niet meegaan met
het voorstel, zooals dit door Burgemeester en Wet
houders is ingediend, maar hij sluit zich geheel aan
bij het advies der Gezondheidscommissie, waar deze
meent, dat de schoolarts enkel moet blijven toeziend
en adviseerend schoolarts en niet tevens behandelend
geneesheer. Met dit laatste toch wordt de voet gezet
op een verkeerden weg. Hierin is ook overeenstemming
verkregen in de Amsterdamsche commissiën voor
schooltoezicht en de Gezondheidscommissie. Op advies
van dr. Heijermans, directeur van den geneeskundigen
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 Mei 1920. 175
dienst aldaar, is met algemeene stemmen op een ver
gadering van de subcommissie uit genoemde com
missiën besloten, dat bij den werkkring van den school
arts niet moet worden aangesloten het behandelen
van de schoolkinderen.
Spreker gelooft dan ook dat de Raad goed zal doen
het voorstel niet zoo aan te nemen, maar deze zaak
te laten, zooals zij is, en de behandeling over te laten
aan de geneesheeren, die geen schoolarts zijn.
De Voorzitter wil, alvorens de debatten zich hier
over ontwikkelen, voorstellen, dit punt aan te houden.
De Wethouder van Onderwijs heeft spreker n.l. ver
zocht om, indien een van de leden van den Raad
tegen dit voorstel in oppositie kwam, het voorstel aan
te houden. Nu blijkt dat de heer De Boer den Raad
adviseert tegen het voorstel te stemmen, waarom
spreker thans voorstelt dit aan te houden.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten dit voorstel
aan te houden.
8 (Agenda no. 9). Voorstel van Burgemeester en Wet
houders tot wijziging van het besluit tot heffing van een
recht tvegens tijdelijk straatgebruik gemeenteblad 1900
no. 21) bijlage no. 16).
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
9 (Agenda no. 10). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om voor de nabij den Groninger straatweg te-
bouwen gemeenteschool no. 14 het vereischte crediet toe
te staan enz.
Dit voorstel luidt als volgt
Bij raadsbesluit van 22 December des vorigenjaars
(bijlage no. 51) is besloten over te gaan tot den bouw
van een nieuwe school der 2e klasse, no. 14, op het
gemeentelijk bouwterrein aan den Groningerstraatweg.
In de toelichting is medegedeeld dat, behalve Reali
teiten voor onderwijs in handenarbeid en gymnastiek
en een kamer voor den schoolarts, gerekend werd op
een school met 14 gewone leslokalen.
De plannen, teekeningen en begrootingen van den
Directeur der Gemeentewerken, waarmede ook de
Commissie voor de Openbare Werken zich kan
vereenigen, zijn thans bij ons ingekomen. Deze laatste
eindigen met hetzelfde cijfer, als reeds bij het voor
stel van December is vermeld, n.l. 221.800.buiten
en 240.300.met den grond. Niettemin heeft het
plan een kleine wijziging ondergaan, bestaande in de
vergrooting van het gymnastieklokaal en een andere
plaatsing van de privaten. De Directeur geeft do
volgende beschrijving van de indeeling
„Het gebouw bevat op den beganen grond zeven
leslokalen, een slöjd- en een gymnastieklokaal.
Ter weerszijden van den hoofdingang bevinden zich
twee kamers, waarvan één voor bibliotheek en één
voor onderwijzerskamer ingericht kan worden.
Naast het gymnastieklokaal is een kleedkamer,
waarin een closet met urinoir en driedeelige wasch-
tafel, benevens kapstokhaken. Het is de bedoeling
dit iokaal met bijvertrekken van alle andere school-
lokaliteiten door een sluitbaar hek desgewenscht af
te scheiden ten behoeve van gymnastiekvereenigingen.
Op de verdieping zijn de overige leslokalen, acht
in getal, gelegen, waartusschen zich een kamer voor
het hoofd der school en een voor den schoolarts be
vindt".
De frqptzijde is naar het zuiden gekeerd, achter
de school is een speelplein gedacht van ongeveer
gelijke oppervlakte als de school zal beslaan, terwijl
het tevens wenschelijk geoordeeld is tegenover de
school nog eenige ruimte beschikbaar te houden voor
een terrein voor openluchtspelen. Een gedeelte, groot
836 M2., zal daartoe uit de uitgifte kunnen worden
genomen en voorloopig voor het doel worden ingericht.
In verband met een schrijven van het Rijksschool-
toezicht komt het gewenscht voor reeds dadelijk in
de richting te sturen, dat de nieuwe school wordt
aangewezen als leerschool voor do Rijksnormaallessen.
Er is dan kans, dat als plaats voor de hier of elders
in de provincie te vestigen Rijkskweekschool voor
onderwijzers Leeuwarden zal worden aangewezen.
Wij hebben de eer U voor te stellen te besluiten
1. Burgemeester en Wethouders voor de stichting
op het gemeentelijk bouwterrein nabij den Groninger
straatweg van de school der 2e klasse no. 14, met
meubelen, toestellen enz. volgens de plannen, teeke
ningen en begrooting, door den Directeur der Ge
meentewerken ingezonden bij schrijven van 25 Februari
1.1. no. 296/31, een crediet te verleenen van ƒ221,800.
2. voorloopig als terrein voor openluchtspelen te
bestemmen gedeelten van de bouwblokken Q en R,
ter gezamenlijke grootte van 836 M2., deze gedeelten,
aangewezen op de door den Directeur bij voornoemd
schrijven ingezonden teekening, daartoe uit de uit
gifte te nemen en Burgemeester en Wethouders uit
te noodigen voor de inrichting van dat terrein te
zijner tijd de noodige financieele voorstellen in te
dienen
3. Burgemeester en Wethouders te machtigen het
noodige te verrichten voor do bestemming der nieuwe
school als leerschool voor de Rijksnormaallessen alhier.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Oosterhoff zou een vraag willen doen. Hij
leest in het voorstel onder 2 om
„voorloopig als terrein voor openluchtspelen te be-
„stemmen gedeelten van de bouwblokken Q en R enz."
Spreker meent dat een terrein voor zoodanige spelen
niet in eenig verband staat met den voorgenomen
schoolbouw, zoo'n speelterrein staat geheel los van
de school. Waarom moet daarover dan nu beslist
worden
De Voorzitter kan hierop antwoorden dat beide zaken
misschien los van elkaar staan, maar toch ook weder
in verband met elkaar. Het is wel degelijk de be
doeling om het terrein voor openluchtspelen ook voor
dat doel te besteden voor de kinderen van die school,
terwijl het dan, wanneer het niet door hen in gebruik
is genomen, b.v. Zaterdags- en Woensdagsmiddags,
ook aan anderen in gebruik kan worden gegeven.
Het eene hangt dus met het andere samen. Het speel
terrein bij de school is eigenlijk niets meer, dan dat
de kinderen er een oogenblik gelucht worden en
tusschen de muren van de school uit zijn. Maar waar
de lichamelijke opvoeding in do toekomst wel degelijk
een groote uitbreiding zal verkrijgen, zal het terrein
voor openluchtspelen voor dat doel voor de kinderen
onder schooltoezicht kunnen worden gebruikt. Overigens
is het de bedoeling van het college om er voorloopig
niets aan te doen, maar het terrein grasland te laten.
Hoewel een speelterrein eigenlijk begaanbaar moet
zijn in weer en wind, is het hier de bedoeling om
het voorloopig zoo te laten. En als het dan noodig
en nuttig wordt geoordeeld, kan b.v. door de kinderen
het schoolkorfbalspel daar worden beoefend, waar het
speelterrein niet geschikt voor is. Het terrein is dus
niet alleen voor de school maar ook voor de lichame
lijke opvoeding in 't algemeen, als de school er geen