176 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 Mei 1920.
gebruik van maakt kan het terrein worden, gebruikt
door andere vereenigingen. Het is dus wel te scheiden
van de school, maar het hoort er toéh eigenlijk ook
weer bij.
De heer Oosterhoff vraagt of het dan niet econo
mischer zou zijn om het speelterrein te vergrooten en
het terrein voor openluchtspelen te laten vervallen. Als
men het terrein voor de school wil gebruiken en ook
eventueel door vereenigingen wil laten gebruiken,
zou spreker hot beter vinden het speelterrein grooter
te maken en het andere voor bebouwing open te
laten. Nu krijgt men twee terreinen, die ieder slechts
voor een gedeelte van den tijd worden gebruikt, in
het andere geval kan het terrein afwisselend in gebruik
worden genomen, tijdens de schooluren door de school
en daarbuiten door de vereenigingen. Dit laatste lijkt
spreker beter.
De heer 0. F. de Vries (wethouder) zegt dat ver
grooting van de speelplaats niet mogelijk is, omdat
de andere strook grond, die daaraan grenst, verkocht
is. Dat kan dus in geen geval. En een andere oorzaak,
waarom het terrein, dat nu is bestemd voor open
luchtspelen, uit de erfpacht is genomen, is, dat er
over is gesproken om van de nieuwe school een
leerschool te maken, waardoor bedoeld terrein mogelijk
kan dienen om daarop mettertijd een kweekschool op
te richten.
De heer Zandstra heeft de stukken gelezen, doch
is daarover niet tevredea, omdat het hem wil voor
komen dat de toelichting eigenlijk „zoo maar wat" is.
Vroeger kreeg de Raad bij voorstellen omtrent school-
bouw wel eens wat meer toelichting over de inrichting
van de school zelf. Nu hoeft men echter nergens eenig
inzicht over, wat de lokaalinrichting betreft. Het
komt spreker nu dan ook voor, dat do Baad maar op
gezag moet gelooven, dat, zooals de zaak gesteld is,
het goed is.
Verder kon spreker niet in de stukken vinden dat
de schoolarts en het onderwijzend personeel is gehoord.
Hij moet zijn afkeuring daarover uitspreken, indien
dit niet het geval is geweest, omdat bij meent dat
de schoolarts en het onderwijzend personeel het beste
kunnen oordeelen over de inrichting.
Dan is spreker gebleken hij kon hieromtrent
althans niets vinden dat er geen gelegenheid komt
tot baden, er dus geen badinrichting komt voor de
kinderen, terwijl toch spreker van meening is, dat
schoolbaden niet mogen ontbreken.
Spreker heeft ook niet kunnen zien of er centrale
verwarming zal zijn of wel iets anders.
Ook wenscht hij een opmerking te maken over de
gangen. Zooals deze zijn geprojecteerd, met een breedte
van 2.40 M., zijn ze te smal. Men Moet niet vergeten
dat dit niet een gewoon gebouw wordt, maar een
school, dat daar geen oude mannetjes bijeenkomen,
maar levenslustige kinderen. De deuren, dio worden
opengeslagen naar de gang, veroorzaken nu een heele
belemmering, waardoor de passage zeer wordt ver
stoord. Dat die lokaaldeuren naar de gang wordeu
opengeslagen kan niet anders, men zou dan in strijd
komen met de bepalingen omtrent brandgevaar. Nu
spreker toch op dit pnnt is, wil hij meteen vragen of
er gedacht is aan nooduitgangen bij eventueel voor
komenden brand.
Dan betreurt spreker het dat het college komt met
het voorstel van een school met 14 lokalen. Dat is
een onmogelijk type. Laat men liever een school
bouwen met 8 lokalen, dat komt spreker oordeelkun
diger voor. Men moet een beetje verder vooruitzien,
mogelijk krijgt men de invoering van het 8e leerjaar.
De bijzondere school aan de Pieter Feddesstraat, die
gisteren is geopend, is, naar sprekers meening, hier
omtrent beter ingericht dan deze school. En dan acht
spreker het ook bezwaarlijk om zoo'n massa kinderen
bij elkaar te brengen.
Wat spreker goed heeft gevonden is, dat er een
speelterrein bij de school is en een afgebakend stuk
land voor lichamelijke opvoeding. Hij mist echter een
schooltuin, terwijl deze toch onmisbaar is voor een
stadsschool en een behoefte voor kinderen uit de
stad. Spreker zou dan ook in overweging willen geven
om daarvoor nog een stukje grond te zoeken en een
tuintje bij de school aan te leggen.
De heer De Boer wil gaarne een paar opmerkingen
maken en wel omtrent de opmerking van den hoer Oos
terhoff, die een en ander heeft gezegd over de ter
reinen bij de school en den voorslag heeft gedaan
om niet twee terreinen te nemen maar één terrein,
aangezien dit nuttiger zou zijn in het gebruik. Dat
lijkt, zegt spreker, oogenschijnlijk een voordeel, maar
hij gelooft toch dat het meer nadeel zal brengen dan
voordeel, omdat het gevolg zal zijn, dat men dan
allerlei menschen om de school zal krijgen, die toch
afgeschut moet liggen van voor het publiek toeganke
lijke terreinen. Het belang van één terrein valt
daardoor in 't niet.
Verder wil spreker zich aansluiten bij hetgeen door
den heer Zandstra is gezegd omtrent een 8-klassige
school. Bij de begrooting is hieromtrent geen beslis
sing genomen, de vraag of het een 8-klassige school
dan wel eene van een ander type zou worden is toen
in het midden gelaten. Toen is alleen hot besluit
genomen om een school te bouwen, maar de idee van de
besprekingen was, dat hot aantal klassen door Bur
gemeester en Wethouders nader in overweging zou
worden genomen. Van die overwegingen is spreker
echter in de stukken niets gebleken, blijkbaar is er
de aandacht niet op gevestigd geweest, dat het van
beteekenis kon zijn om een 8-klassige school te bouwen.
Toch meent spreker dat het type van een 8-klassige
school veel beter is dan dat van een 14-klassige of
wat het zal moeten worden, een 16-klassige school.
Want het 8e leerjaar zal toch bij de wet stellig ver
plichtend worden gesteld en dan zal het dus een
16-klassige school moeten worden.
De voordeelen, verbonden aan een 8-klassige school,
zijn, dat men niet krijgt een opeenhooping van kinde
ren, dat men een gemakkelijk overzicht heeft over
het geheel, terwijl men bij een vergelijking met een
16-klassige school dit voordeel heeft, dat men klassen
krijgt van 1 leerjaar Bij een 16-klassige school zijn
de klassen toch slechts een half leerjaar en die tijd is
zoo kort, dat onderwijzers en leerlingen ternauwernood
elkander kunnen leeren kennen. Er is dan nog wel
een ander geval mogelijk, n.l. dat van de parallel-
scholen, maar wil men dien weg op, dan is het veel
beter twee afzonderlijke scholen te stichten. Spreker
meent dan ook goed te doen door voor te stellen,
dat in don aanhef van het voorstel van Burgemeester
en Wethouders, waar gezegd wordt dat er gerekend
werd op een school met „14 gewone leslokalen", dit
gewijzigd wordt in „S gewone leslokalen".
De Voorzitter meent, ofschoon de wethouder van
Onderwijs niet aanwezig is, wel op een en ander een
antwoord te kunnen geven. De heer Zandstra heeft
de centrale verwarming aangeroerd. Bij de begrooting
is echter dit punt aangegeven en deze verwarming
zal dus hier worden toegepast.
Dat de gangen volgens den heer Zandstra te nauw
zijn, is naar sprekers meening een deskundige kwestie,
welke spreker niet kan beoordeelen. Evenwel zal hij
dit punt gaarne onder de aandacht brengen van
dengene, die met de uitvoering der plannen is belast.
Verder meent spreker Z6ker te weten, dat over deze
plannen het schooltoezicht, de schoolarts en andere
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 Mei 1920. 177
personen te zamen hebben geconfereerd en te zamen
hebben uitgemaakt, dat het zoo goed is. Daarmee is
meteen antwoord gegeven op de vraag of de school
arts is gehoord.
De heer Zandstra zegt dat ten opzichte van de
omschrijving van de school het aantal regels, waaruit
de toelichting bestaat, niet zooveel is. Maar er is toch
ook een teekening van de school bij, die de heer
Zandstra heeft moeten zien en waarbij men toch ook
een beschrijving heeft. Zonder dat deze beschrijving
dan ook weer in het aantal regels van de toelichting
is omschreven, meent spreker dan ook dat den Raad
voldoende duidelijk is gemaakt, wat de bedoeling is.
Wat de nooduitgangen bij brand betreft, daarop is
niet sprekers speciale attentie gevallen
De heer 0. F. de Vries (wethouder)Er zijn 3
hoofduitgangen.
De Voorzitter Daar is dus wel op gerekend.
Wat de schooltuinen aangaat, bij andere scholen is
hiermee ook reeds een proef genomen en 't is de
bedoeling dat men die hier ook krijgt.
De kwestie, door den heer De Boer aangeroerd,
zijn voorstel om in plaats van 14 of 16 lokalen er
8 te nemen, zal bij hetzelfde aantal kinderen betee-
kenen, dat men twee scholen zal moeten bouwen.
Dat is het geheele verschil men krijgt niet één maar
twee scholen. Nu mag het uit een oogpunt van on
derwijs niet heelemaal te ontkennen zijn, dat een
8-klassige school iets meer voordeelen geeft, maar
men moet de zaak van twee kanten bekijken. Er zijn
ook groote voordeelen aan verbonden dat men alle
kinderen concentreert in één school en dan stelt
spreker voorop het groote financieele voordeel, dat
toch niet te ontkennen is. Wil men één school met
16 lokalen, of deze nemen in twee groepen van 8 met
2 afzonderlijke gebouwen, dan dan zal toch in ieder
geval de stichting van één gebouw een groot finan
cieel voordeel geven. En dezelfde kwestie kan ieder
voor zichzelf nagaan ten opzichte van centrale ver
warming in twee afzonderlijke gebouwen, den aanleg,
het onderhoud enz. Dit is natuurlijk meer kostbaar
dan bij één gebouw. En of nu het aantal kinderen
een zoo groot bezwaar zal zijn dat het opweegt
tegen de bijna dubbele kosten Spieker meent niet
dat er uit een opvoedkundig oogpunt zulke groote
bezwaren tegen kunnen worden aangevoerd.
Men kan nu misschien iets liever willen, iets anders
en nog mooier willen maken, maar eigenlijk is de
gemeente aan het einde van haar budget. Dat is
sprekers idee, men kan het eenvoudig niet anders
doen. En als men dan eens nagaat welke scholen onze
ouders hebben bezocht en welke eminente mannen
dit toch soms zijn geworden, dan meent spreker dat
mon nu toch niet al te veel op zijn stokpaardje moet
rijden en niet alles op dat eene punt moet worden
gezet. De gemeente bouwt thans een zeer modern
ingerichte ruime school en nu kan men wel zeggen
ik heb er liever twee, maar spreker gelooft, dat men
hier al een heele stap mee vooruit gaat en dat men
er al vrij wat beter mee uit is dan het destijds was.
En men dient nu wel de toekomst voor oogen te
houden, spreker weet ook wel dat de maatschappij
op alle mogelijke punten vooruit gaat, maar men moet
toch ten slotte roeien met de riemen die mee heeft.
En dan zijn we er op 't oogenblik. De gemeente zit
in den put, dat weet de geheele wereld wel, en Leeu
warden is de eenige gemeente niet. Maar stichting
van twee scholen, waar men het kan doen met één,
zonder dat dit positief schadelijk is voor het onderwijs,
is absoluut het bewandelen van een te royalen weg.
De heer 0. F. de Vries (wethouder) zegt dat de
heer De Boer heeft voorgesteld om in den aanhef
van het voorstel voor „14 leslokalen" te lezen „8 les
lokalen. In de vergadering van 22 December is echter
principieel besloten tot den bouw van een school met
14 leslokalen.
De heer De BoerGeen sprake van.
De heer 0. F. de Vries (wethouder) vervolgt dat
naar aanleiding van dit raadsbesluit den directeur der
gemeentewerken is opgedragen om een plan voor een
dergelijk gebouw te maken.
De heer De Boer vestigt er de aandacht op dat
't geen wethouder Do Vries heeft gezegd, absoluut
onjuist is. Spreker zal daartoe uit het verslag van
22 December aanhalen wat wél is besloten, opdat
voldoende blijkt wat waar is. Spreker had toen voor
gesteld om een school te bouwen met 8 klassen en
8 leerjaren. Daarop volgde, volgens het verslag van
22 December
„De Voorzitter meent dat dus de heer De Boer
„een amendement indient op het voorstel van
„Burgemeester en Wethouders. Spreker vraagt,
„of de heer De Boer het schriftelijk wil indienen.
„De heer De Boer„Zeker". Hij dient het voor
stel schriftelijk in.
t
„De Voorzitter maakt er den heer De Boer op
„opmerkzaam, dat dit is een amendement op de
„toelichting van het voorstel van Burgemeester en
„Wethouders. Deze geven enkel in overweging te
„besluiten tot den bouw van een school. De be
doeling van den heer De Boer is dus aan Burge-
meester en Wethouders in overweging te geven
„met voorstellen te komen omtrent don bouw van
„een 8-klassige school.
„De heer De Boer ziet dat in het ontwerp
„besluit niet genoemd staat van welk type de
„school zal zijn- De Raad kan dus dit voorstel
„wel zoo aannemen".
Er is dus, zegt spreker, niet aangenomen of het
een 14-klassige of wel een 8-klassige school zou zijn.
Do heer 0. F. de Vries (wethouder): In de toelichting
stond toch, dat het de bedoeling was een 14-klassige
school te bouwen.
De heer De BoerJa, in de toelichting, maar niet
in het besluit.
Het heeft spreker ten zeerste verbaasd dat aan een
belangrijk vraagstuk als het type, waarvan de school
moet zijn, niet de minste aandacht is geschonken.
Niet Openbare Werken maar Onderwijs had dit punt
onder de oogen moeten zien, of het een 14-klassige
of wel een 8-klassige school zal worden, daar heeft
Openbare werken niets mee te maken.
De Voorzitter heeft als zijn meening te kennen
gegeven dat een dubbele school goedkooper zou zijn
dan twee enkele. Dit is, volgens spreker, nog zeer
de vraag, waar de onderbouw van een dubbele school
toch veel zwaarder zal moeten zijn dan die van een
enkele school
De heer Fransen: Dat heeft er niets mee temaken
al wil men 't vier hoog maken.
De heer De BoerHeeft dat er niets mee uit te
staan Ik dacht dat het wel van invloed was en dat
het plan voor een enkele school eenvoudiger kon zijn
dan voor een dubbele school.
Hoe het echter ook zij, bij het bouwen eener school
moet niet op den voorgrond staan welke de kosten