184 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 Mei 1920. turns van sommige artikelen achterwege werden ge houden, maar nu men weer een grootere stabiliteit in de prijzen heeft en er weer meer orde is, nu zit de fout niet bij de middenstanders. De waren komen van de grootere fabrieken, met een gemeentewinkel bereikt men dan ook niets. Daarmee zou men boven dien ook nog voorzichtig moeten zijn. Men zou de winstmarge willen uitschakelen maar voor spreker zou het de vraag zijn of dit mogelijk was. Hoe toch komt men aan den kostprijs van eenig product Men krijgt dan bij elkaar de prijs, dien men den fabrikant betaalt, het arbeidsloon, het loon voor verwerken, de rente van het kapitaal en een winstmarge. Nu kan men deze laatste wel uitschakelen, maar spreker gelooft dat de gemeente dan te kort zal komen, doordat zij een hooger bedrag aan loon moet uitkeeren voor niet zoo intensieven arbeid. Een billijke winstmarge is te maken in het particulier bedrijf, maar dat dit ook is te handhaven in een gemeentelijk bedrijf gelooft spreker niet, Er zijn enorme kapitalen verdiend, vooral door de groot-industrie in Twente met veel minder productie en veel meer winst. Dan is door kartel en trust een reuzen winst gemaakt. Maar niet door de kleine nering doenden en den middenstand, de laatste schakel tusschen producent en consument. Dan, er zijn, zooals spreker al opmerkte, zoovele coöperatieve vereenigmgen, die wel zullen voorkomen, dat de middenstanders een te hooge winstmarge zullen maken. Dan is het ook de practische ervaring dier coöpe ratieve vereenigingen, dat men ter zake kundige men- schen moet hebben, want als men die niet heeft, dan ligt de boel gauw tegen den grond. Zij, die practisch jaren lang werkzaam zijn geweest, houden de zaak in orde. Men moet niet vergeten dat de leiders waren kennis en verstand van handelen moeten hebben. Zou een gemeentewinkel niet uit kunnen, dan zou men wel op de eene of andere manier het geld vinden, maar dan zouden de belastingbetalers er weer goed voor zijn en daar gaat het niet om. Het is om prijs- regelend op te treden en om afzetterij te voorkomen en ten opzichte daarvan meent spreker, dat men met een gemeentewinkel geen succes heeft. Niet bij de neringdoenden maar bij het groot-bedrijf schuilt de fout. Zooals bij Philips gloeilampenfabriek wat de heer De Boer ook al reeds heeft opgemerkt, in het socialisatierapport komen die bedrijven dan ook het eerst in aanmerking voor socialiseering. De heer Dijstra is voor het prae-advies van Bur gemeester en Wethouders. Het debat is lang uitge dijd, maar spreker gelooft toch dat de grens nauwer getrokken kan worden. Wil men iets op dit terrein bereiken, dan zal men meer bereiken met algemeene maatregelen, zooals in het prae-advies al even is aangeroerd, n.l. met een Duurtewet. Als deze aange nomen was geworden, dan ware er in elk geval een stap in de goede richting gedaan. Wanneer men het betoog van den heer Jansen ontdoet van zijn franje, dan staat men voor een tweetal vragen heeft de heer Jansen aangetoond de groote misstanden, die er volgens zijn beweren, in Leeuwarden zijn en gaat het over de belangen van de burgerij van Leeuwarden, die zoo al niet is uit gezogen, dan toch zeer onredelijke winsten moet betalen En nu is spreker het volmaakt met den heer Tulp eens, dat niet het bewijs is aangevoerd en dat het daarom onjuist is den middenstand op deze manier naar voren te brengen. Deze heeft ook eer en goeden naam te verliezen. Spreker zal niet ontkennen, dat er wel dingen gebeuren, die niet door den beugel kunnen, maar men moet niet te veel generaliseeren en wanneer de heer Jansen dan ook niet met beter bewijzen komt, zal spreker zich onvoorwaardelijk verklaren voor het prae-advies van Burgemeester en Wethouders. Met bevreemding heeft spreker de argumentatie van den heer De Boer gehoord. Deze heeft gezegd, dat eigenlijk alleen dan eenig resultaat was te verwachten met betrekking tot Leeuwarden, als wij hier mono polistische gemeentebedrijven hadden. In de eerste plaats acht spreker dit practisch een onmogelijkheid, doch in de tweede plaats heeft hij niet absoluut de overtuiging, dat dit de belanghebbenden, hier de burgerij, ten goede zou komen. Het eenige lichtpunt dat spreker daarin ziet is, als men er sympathiek tegenover staat, dat men dan de absolute macht in handen heeft, zij het dan ook, dat degenen, die daar tegenover staan, voortdurend geslachtofferd worden. Men heeft hier echter ook een paar keer de gelegen heid gehad om met een tegenovergestelde m.eening van de heeren sociaal-democraten kennis te maken. Er waren toen zeer veel heeren, die hun stem gaven tot het oprichten van een gemeentelijke groenten- winkel. En spreker heeft toen ook niet het betoog gehoord, dat de beer De Boer zoopas geleverd heeft. Indien er dan ook een gewijzigde gedachtengang is gekomen, zou spreker een nadere verklaring daarvan wel van belang achten. De heer Jansen kan kort zijn. Tegenover de dingen die do heer Tulp zoo scherp naar voren wenscht te schuiven, het noemen van feiten en namen, kan spreker het beste doen met de woorden van den heer De Boer over te nemen, dat er thans in de samenleving ten opzichte van prijsregeling een anarchie bestaat. Het gaat niet om den bewusten middenstand een hak te zetten en om dezen te weren, maar om hem te behouden. Waar het misbruik wordt gemaakt, dat is in de verschillende bonden daar worden de prijzen vastgesteld, daar heeft zich een monopolie gevestigd en tegenover de burgerij is het nu hoog noodig, dat daaraan paai en perk wordt gesteld. De heer De Boer wil nog veel verder gaan, maar daar staat spreker in principe lijnrecht tegenover. De heer De Boer wil den geheelen middenstand uit schakelen, spreker zal hem principieel juist willen behouden, omdat hij het een noodzakelijke schakel acht in de samenleving, die men moet bestendigen. Waar het vertrouwen in dien middenstand geschokt is, daar ligt het op den weg van de overheid om een prijsregulateur in het leven te roepen, om dat ver trouwen te doen herwinnen en uitbuiting te voor komen. De Voorzitter heeft den heer De Boer, hoewel te vroeg, maar ten aanzien van dit prae-advies, hooren zeggen, dat het de spuigaten uitliep, 't Kan zijn, zegt spreker, dat er spuigaten in zijn, maar dat het er uit loopt heeft spreker niet gemerkt. De heer De Boer: Dat is aardig gezegd. De Voorzitter vervolgt dat de heer De Boer op het prae-advies voor wat betreft de wereld, zooals zij daarin beschreven wordt, niet veel heeft te zeggen alleen is hij het niet eens met de fatalistische meening van Burgemeester en Wethouders. Welnu, dat kan voorkomen, er zullen wel menschen zijn, die er nog een andere meening op na houden dan de heer De Boer. Maar dat het daarmee de spuigaten uitloopt vindt spreker dan toch wel wat al te kras gezegd. Het beeld, dat bij spreker weer dezen middag sterk naar voren is getreden, is het bijwonen van een vuurwerk, waarbij diverse vuurpijlen zijn opgelaten en waarvan enkelen achtergehouden zijn, omdat zij toch niet wilden branden. Daar was eerst die van het ontwikkelingspeil van het volk, daarna die van twee Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 Mei 1920. 186 scholen in plaats van een. Deze laatste is echter maar niet eens aangestoken, omdat hij niet wou branden. En zoo kan men doorgaan met verschillende vuur pijlen op te laten, maar men zal daar toch met elkaar al heel weinig mee opschieten. De heer Jansen is in tweede instantie om gaan leggennu moet de gemeentewinkel niet dienen ter bestrijding van de willekeurige duurte, maar ter bescherming van den middenstand, om den eerbied voor den middenstand weer terug te winnen. Spreker kan zich volkomen aansluiten bij den heer Tulp, dat men werkelijk groote argumenten niet heeft gehoord. Het is nog op een ander terrein geprobeerd, n.l. op het wereld-terrein en men wil dan door socialisatie zoo goed mogelijk trachten den janboel, die er thans heerscht, voor mekaar te krijgen. Den heeren, die dit voorstaan, zou spreker echter willen vragen of zij den anderen kant van de zaak ook wel eens bekeken hebben, n.l. of, indien zij er niet zoo in hadden ge roerd, het dan wel ooit zoo'n beroerde boel zou ge worden zijn, of dan wel ooit deze janboel zou zijn ontstaan. Dan kan het argument van concentratie wel ge bruikt worden bij bakkerijen, maar als Burgemeester en Wethouders voorstellen om het product onderwijs te concentreeren, dan moet het in tweeën. Zoo ge bruikt men zijn argumenten, net zooals men ze te pas kan brengen. En wanneer de heeren nu straks weer naar huis gaan, dan hebben zij merkwaardige debatten voor de krant geleverd en voor het verslag, dat alleen aan drukkosten misschien zooals het begrootings verslag weer een f 2000.zal kosten. Spreker wil daar even voor waarschuwen, de debatten zijn dan tenminste ook wederom „gulden" woorden geworden. De heer Jansen verzet zich te zijnen opzichte tegen de kwalificatie van „vuurpijlen" en bestrijdt de meening van den Voorzitter dat hij eenigermate zijn argumen ten zou hebben gewijzigd. Hij moet deze dus weer naar voren brengen. De argumenten voor de oprich ting eener gemeentewinkel zijn voor spreker tweeërlei in de eerste plaats om de willekeurige duurte te bestrijden die bestaat, daarvan is iedereen over tuigd en in de tweede plaats, opdat de midden stand het vertrouwen van de burgerij terug zal winnen. Dat zijn sprekers twee argumenten. De heer Tulp heeft na de keurige manier, waarop de Voorzitter den heer Jansen heeft geantwoord, niets meer te zeggen. Hij dankt er voor, den door den heer Jansen aan geboden hulp te aanvaarden en zou hem dan ook maar willen adviseeren, zijn voorstel in te trekken. De heer De Boer heeft, toen de Voorzitter zoo aardig aan 't spreken was, gedacht: Gelukkige kinderen in deze klas die een Pa hebben die hen niet laat schieten als ze te royaal en te veel het woord voeren. Anders toch zou in den vorm van het al te veel af vuren van vuurpijlen het te veel geld kosten. Hieraan wil spreker niet meewerken, hij heeft de woorden van den Voorzitter zeer ter harte genomen. Op één ding moet spreker echter nog even terug komen. De Voorzitter heeft gezegdHadden de heeren er vroeger wat meer aan gedacht en hadden zij er wat minder in geroerd, dan was het niet zoo'n jan boel geworden. Ik geloof echter niet, aldus spreker, dat wij, maar dat het kapitalisme de oorzaak is van den janboel van den tegenwoordigen tijd. Van onze zijde is daar al jaren en jaren steeds tegen gewaar schuwd, dat het zoo moest komen. Dat men dit dan ook durft beweren loopt dan toch inderdaad wèl de spuigaten uit. Ten opzichte van deze uitdrukking heeft spreker in eerste instantie een verkeerden aan loop genomen, of liever, in tweede instantie is hij anders begonnen, hij was van plan zijn aanloop te nemen met de woorden „dienst" en „ambtenaren", want het is juist dat gedeelte uit het prae-advies, dat de spuigaten uitloopt. Spreker gelooft toch ook, dat er op de gemeentelijke bureaux wel gewerkt wordt, hij meent zelfs dat daar goed gewerkt wordt. Mis schien is het anders, doch die overtuiging zal men spreker dan eerst moeten geven, hij meent dat er op de gemeente-bureaux goed gewerkt wordt. En zoolang dit het geval is, moet men de woorden „dienst" en „ambtenaren" niet bezigen als in het prae-advies waar ze klinken als een synoniem van „niet werken". Den heer IJ. de Vries verheugt het werkelijk dat dit punt op de agende voorkomthet is heel goed, dat daar eens over gesproken wordt. Uit de woorden van den heer Tulp had spreker de vaste overtuiging, dat er onder de winkeliers velen zijn, die niet gaarne hun boeken willen overleggen, omdat zij het publiek afzetten, terwijl verschillende hun boeken niet durven toonen, omdat zij geen redelijke winst maken. De heer Visser verlaat thans de vergadering. De heer Zandstra zegt dat de Voorzitter zich zoo juist heeft laten ontvallen, dat de vuurpijl van de 8-klassige school niet wou ontbranden. Spreker wil er echter even de aandacht op vestigen, dat het terug trekken van het voorstel niet is een gebrek aan moed, maar dat men er te zijner tijd wel op terug zal komen. De nood dwingt hier echter, omdat er zoo weinig schoolruimte alreeds is. Dat achtten de voorstellers een gegronde reden om hun voorstel in te trekken, omdat het anders nog tijden zou duren. Want het heeft al te lang geduurd. Maar die vuurpijl is niet teruggenomen, omdat hij niet wou branden, die zal te zijner tijd wel worden afgestoken. De Voorzitter wenscht naar aanleiding van de laatste woorden van den heer De Boer nog even op te merken dat spreker niet heeft gezegd dat het zoo was, dat het een janboel is, doordat de heeren er in hebben geroerd, maar spreker heeft alleen dit gezegd De heeren mogen den anderen kant van de zaak wel eens overdenken, zij moeten eens achterom kijken of er nog niet een andere oorzaak kan geweest zijn. Spreker heeft niet positief gezegd dat het zoo ge weest is, maar hij heeft den heeren gevraagd om de mogelijkheid eens te overdenken of door hun roeren niet deze janboel kan ontstaan zijn. Wat de heer Zandstra opmerkt, dat de vuurpijl niet weg is en te zijner tijd wel aangestoken zal worden, spreker gelooft dat graag, maar hij wou van daag niet branden, dat is de kwestie. De beraadslagingen worden gesloten. De conclusie uit het prae-advies van Burgemeester en Wethouders wordt met 19 stemmen tegen 1 stem aangenomen, zoodat het voorstel-Jansen is verworpen. Tegen verklaart zich de heer Jansen. VI. De Voorzitter doet nog mededeeling dat tijdens de behandeling der agenda van den heer K. de Boer het volgende verzoek is ingekomen „Ondergeteekende verzoekt den Raad, de volgende „vraag tot Burgemeester en Wethouders te mogen „richten „Naar welk beginsel of naar welke regels heeft de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1920 | | pagina 9