188 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Mei 1920. 8. schrijven van het bestuur der Leeuwarder In dustrie- en Huishoudschool om als buitengewoon subsidie over 1919 te willen toekennen een bedrag van f 4590.in totaal, waarbij dan is inbegrepen het reeds toegezegde bedrag van 1800. Wordt in handen gesteld van, Burgemeester en Wethouders om prae-advies. 9. schrijven van het bestuur der Nederlandsche Vereeniging ter bevordering der belangen van verpleeg sters en verplegers „Nosokomos", waarbij onderschei dene wenschen ten opzichte van de positie der wijk verpleegsters in overweging worden gegeven 10. correspondentie, naar aanleiding van eene op merking gemaakt bij de behandeling der gemeente- begrooting voor 1920, gevoerd met voogden der Stads- Armenkamer, omtrent het verschaffen van werk aan door hen bedeelden 11. dat Burgemeester en Wethouders definitief hebben aangesteld als verslaggever van 'sRaads hande lingen S. Jonker en tot directrice van het Stads-Zieken- liuis mej. A. de Jong, beiden thans tijdelijk werkzaam. De mededeelingen onder 9 11 worden voor ken nisgeving aangenomen. III. Wordt ter tafel gebracht: 1. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot verhuring voor den tijd van een jaar van de perceelen Peperstraat nos. 8 en 14 aan de Maatschappij de Noorderpost en F. Pranger. Heeft ter visie gelegen om nog heden te worden behandeld. 2. Alsvoren tot wijziging der verordening tot heffing van rechten voor het gebruik der Beurs (gemeente blad 1918 no. 2). 3. Alsvoren tot wijziging der verordening op de heffing eener belasting op tooneelvertooningen en andere openbare vermakelijkheden (gemeenteblad 1917 no. 40 en 1918 no. 87). De punten 2 en 3 worden gedrukt als bijlage tot het raadsverslag en bij de leden rondgezonden om te zijner tijd te worden behandeld. 4. Alsvoren tot wijziging der begrooting voor de gemeente-reiniging, dienst 1920. 5. Alsvoren tot wijziging der gemeentebegrooting dienst 1920. 6. Alsvoren tot vaststelling van de balans en de winst- en verliesrekening der gemeentelijke gasfabriek, dienst 1919. 7. Alsvoren betreffende de boeten, opgelegd aan onderscheidene erfpachters van gemeentelijke terreinen, die in gebreke zijn gebleven den canon over 1919 tijdig te voldoen. 8. Alsvoren om in te trekken het raadsbesluit d.d. 14 Januari 1919 no. 9R/12, betreffende verkoop van grond aan den Sneekertrekweg aan de provincie ten behoeve van de stichting eener Electrische Centrale. 9. Alsvoren om aan het circus Corty Althoff ten behoeve van het geven van voorstellingen gedurende 8 a 10 dagen in September of/en October 1920 een gedeelte van het Wilhelminaplein in gebruik af te staan. 10. Prae-advies op het adres van het bestuur der vereeniging Volksuniversiteit voor Friesland om toe kenning van een subsidie uit de gemeentekas. 11. Alsvoren op het adres der vereeniging „Pro Juventute" in het arrondissement Leeuwarden om toekenning van een subsidie uit de gemeentekas. 12. Alsvoren op het adres van de vereeniging „de Leeuwarder Burgerwacht" om toekenning van een subsidie uit de gemeentekas. 13. Alsvoren op het adres van den Leeuwarder Bestuurdersbond om in de verordening tot het heöen van een plaatselijke directe belasting naar het inkomen te bepalen, dat de leden der vakorganisaties, aange sloten bij de verplichte werkloosheidsverzekering, van hun inkomen mogen aftrekken den contributiebijslag. 14. Aanbeveling voor de benoeming van een lid in de Commissie van het gemeentelijk tehuis voor Dakloozen, vacature mevr. von WeyhrotherFeitz 1. mevr. A. de Vries-Louwmans, Zaailand, 2. E. van Hulzen-Niehof, Emmakade. 15. Alsvoren voor de benoeming van een stads- arts, vacature M. Rozenberg Dr. H. R. Gerbrandy, arts alhier. 16. Voordracht voor de benoeming van een onder wijzeres aan gemeenteschool no. 6, vacature mej. A. C. Oostmeijer 1. mej. T. Lachniet, te Laren (Geld.). 2. R. Terhenne, Bolsward. 3. T. Freerkstra, Siegerswoude. De punten 416 zullen in een volgende vergade ring worden behandeld. IV. Wordt overgegaan tot behandeling van de voor heden op de oproepingsbrief vermelde punten. 1. (Agenda no. 2.) Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot ontbinding van de huurovereenkomst met L. Eigelaar Gzn., aangegaan omtrent het pand Ber- lïkumermarkt no. 13 en om hen te machtigen over te gaan tot publieke verhuring daarvan. Dit voorstel luidt als volgt Van het perceel Berlikumermarkt No. 13 is L. Eigelaar Gzn. huurder. Het pand werd hem bij Uw besluit van 8 Januari 1918 no. 9"/6 voor 10.per week verhuurd, ingaande 12 Mei 1918 en eindigende 19 Mei d.a.v., met stilzwijgende verlenging van week tot week, terzij de huur 3 maanden van te voren schriftolijk wordt opgezegd. Eigelaar wenscht de huur gaarne te beëindigen en verzoekt daarom bij adres van 27 April j.l. de huurovereenkomst met hem tegen 12 Juli 1920 te willen ontbinden. Wij meenen, dat tegen inwilliging van dat verzoek geen bezwaar bestaat, wijl de woning bij publieke aanbieding wel weer een huurder zal vinden en allicht met het oog op den huurstandaard en den stand der woning meer huur zal doen. Het .gemeentebelang is alzoo ook met die ontbinding het beste gediend. Wij geven IJ alzoo in overweging te besluiten A. de huur van het perceel Berlikumermarkt no. 13, met L. Eigelaar Gz. aangegaan ingevolge het raadsbesluit van 8 Januari 1918 no. 9R/6, mot ingang van 12 Juli 1920 te ontbinden B. Burgemeester en Wethouders te machtigen over te gaan tot publieke verhuring van het perceel Ber likumermarkt no. 13. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 2. (Agenda no. 3.) Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot verhuring van de perceelen Peperstraat nos. 8 en 14, onderscheidenlijk aan de Maatschappij „de Noorderpost" en aan F. Pranger, beide voor den tijd van één jaar. Dit voorstel luidt als volgt Den 12en Mei j.l. is de gemeente krachtens Uw besluit van 15 April 1919 no. 159R/94 in het bezit gekomen van perceelen aan de Peperstraat, waarvan enkele reeds zijn verhuurd hetzij krachtens de voor waarden bij den verkoop door de vroegere eigenaren bedongen, hetzij krachtens Uw besluit van 13 April 1920 no. 191R/86. Omtrent de perceelen van de heeren Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Mei 1920. 189 F. Pranger en A. J. Ket aangekocht (Peperstraat no. 14 en no. 8) dient alsnog een besluit tot verhuring genomen te worden. De heer Pranger heeft bij den verkoop niet de voorwaarde gesteld het huis, zoo het na den eigendomsovergang door de gemeente niet dadelijk zou worden gesloopt, voor eene bepaalde som te huren. Nu hij den wensch te kennen heeft gegeven nog voor een jaar te blijven wonen en een huur biedt van 30.per week, meenen wij, dat tegen inwilli ging van het verzoek geen bezwaar bestaat. De heer Ket heeft bij den verkoop voor den „tegen- woordigen" huurder het recht voorbehouden, om het pand voor 500.'s jaars in te huren als deze op 12 Mei 1920 nog geen geschikt perceel heeft kunnen vinden en de gemeente op dien datum nog niet tot slooping overgaat. De hierbedoelde huurder heeft inmiddels reeds een nieuw pand gevonden, zoodat de gemeente thans vrij over dit perceel kan beschikken. Een huurster daarvoor heeft zich opgedaan in de Maatschappij ,,de Noorderpost" te Amsterdam, welke het perceel voor 35.per week wenscht te huren. Het komt ons voor dat op dit aanbod moet worden ingegaan. Wij hebben alzoo de eer U voor te stellen te be sluiten a. tot onderhandsche verhuring aan F. Pranger alhier van het perceel Peperstraat no. 14, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden sectie B no. 923 van 12 Mei 1920 tot 12 Mei 1921 voor een huur van 30.per week en verder op voorwaarden door Burgemeester en Wethouders noodig geoordeeld b. tot onderhansche verhuring aan de Maatschappij „de Noorderpost" te Amsterdam van het perceel Peperstraat no. 8 met ingang van 12 Mei 1920, tot wederopzeggens toe, uiterlijk tot 12 Mei 1921 voor eene huur van f 35.per week en verder op voor waarden door Burgemeester en Wethouders noodig geoordeeld. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 3. (Agenda no. 4). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging der verordeningregelende de aanstelling en den werkkring van schoolartsen bij het Lager Onderivijs en het bewaar schoolonderwijs (gemeente blad 1918 no. 22 en 1919 no. 43) (bijlage no. 15.) De algemeene beraadslagingen worden geopend. De heer De Boer vraagt of het de bedoeling is algemeene beschouwingen te houden, of dat bij elk artikel de gelegenheid zal worden gegeven het woord te voeren. De Voorzitter acht het 't beste dat er algemeene beschouwingen worden gehouden. Burgemeester en Wethouders stellen onderscheidene wijzigingen op artikelen voor en als de Raad deze goedkeurt worden die artikelen zoo vastgesteld. De heer De Boer zegt dat zijn fractie heeft kennis genomen van de voorgestelde wijzigingen en dat hij den vorigen keer ook alreeds heeft opgemerkt, dat bij de wijziging van artikel 13, waardoor de school arts zal optreden als behandelend geneesheer, de voet zal worden gezet op een verkeerden weg. Hij heeft hierbij toen het oordeel aangehaald van den heer Heijermans, directeur van den gemeentelijken genees kundigen dienst te Amsterdam, die ook van meening is, dat met den schoolarts te maken tot behandelend geneesheer de voet wordt gezet op een verkeerden weg. En ook de heer Zijlstra kwam in 1914 in den bond van anti-revolutionnaire gemeenteraadsleden in zijn referaat tot de conclusie, dat de taak van den schoolarts niet is het behandelen van de schoolkinderen. Ook wij, aldus spreker, meenen, dat wanneer den schoolarts dergelijke werkzaamheden worden opge dragen, een groot deel van zijn tijd in beslag zal worden genomen, dien hij op een nuttiger wijze in het belang van het schoolkind kan aanwenden dan als behandelend geneesheer. In de tweede plaats hebben de heer Zandstra en spreker een amendement op art. 2, dat de mogelijk heid zal scheppen, dat de werkzaamheden van den schoolarts eenige uitbreiding ondergaan in het belang van het schoolkind. Burgemeester en Wethouders hebben zelf bij dit artikel geen wijziging voorgesteld. Het amendement stelt voor om het artikel aldus aan te vullen Het artikel bestaat uit twee gedeelten en nu be doelt het amendement achter A punt 2 te lezen 3e. het onderzoek naar de huiselijke omstandig heden, waaronder het "kind leeft en naar de werk zaamheden, welke het geregeld, hetzij ongeregeld, ver richten moet 4e. het geven van advies aan de ouders omtrent te nemen voorzorgsmaatregelen, te volgen leefwijze en het al of niet inroepen van geneeskundige hulp 5e. het geven van advies aan Burgemeester en Wethouders omtrent de kinderen, welke naar zijn meening door middel van of met hulp van de ge meente geneeskundige behandeling moeten ondergaan, voedings- en geneesmiddelen moeten ontvangen of verpleging buitenshuis moeten genieten 6e. het controleeren of de onder 4 bedoelde ad viezen worden opgevolgd en nageleefd. De Voorzitter wenscht den Raad even mede te deelen dat de heer De Boer een amendement noemt wat eigenlijk geen amendement is. Een amendement kan alleen worden ingediend op een bestaand voorstel en dat is hier niet het geval, zoodat dit voorstel van de heeren Zandstra en De Boer een voorstel is, vreemd aan de orde van den dag. De Raad zal hieromtrent eerst moeten besluiten of hij het in behandeling wenscht te nemen en dan zou spreker willen voor stellen, het in handen te stellen van Burgemeester en Wethouders om prae-advies. De heer De Boer heeft het aldus opgevat, dat thans de geheele verordening in herziening is en op die manier zou het dus wel een amendement zijn op de voorgestelde wijzigingen. Nu is toevallig ten opzichte van het artikel, waarop het amendement is, door Burgemeester en Wethouders geen wijziging voor gesteld, maar de geheele verordening is hier in her ziening en niet een of twee artikelen. De Voorzitter moet toch in opinie met den heer De Boer verschillen, de geheele verordening wordt thans niet herzien. Burgemeester en Wethouders hebben op bepaalde artikelen wijzigingen voorgesteld en die zijn thans in behandeling. Wil de heer De Boer dit voorstel doen, dan kan de Raad dit al of niet aanvaarden. Het gaat hier echter enkel over die artikelen, waaromtrent Burgemeester en Wethouders wijzigingen voorstellen, die zijn ook alleen in be handeling en niet de geheele verordening. Uit het rumoer, dat zoo pas in den Raad opging, blijkt ook wel, dat de Raad dit ook wel gevoeldemen zou onvoorbereid beslissingen moeten nemen over voor stellen, die niet aan de orde zijn. Het voorstel is vreemd aan de orde van den dag. De heer De Boer kan straks bij een ander artikel ook wel weer voor stellen om dit te wijzigen, zoo krijgt de Raad de zaak in stukjes en brokjes voor zich. Terwijl de heer De Boer precies hetzelfde voorstel om de verordening

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1920 | | pagina 2