192 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Mei 1920.
Dan moet spreker nog eens hooren welke medische
fout er in zit, dat de schoolarts die kinderen behan
delt. Men spreekt alleen over den tijd, maar een
medische fout kan hier niet in zijn. In de toekomst
en wel binnen afzienbaren tijd zal men toch ook aan de
scholen specialiteiten krijgen als tandarts-schoolarts,
oogarts-schoolarts, oorarts-schoolarts enz. Die zullen
dan ook moeten behandelen en dan zal men dus
heelemaal over het principe van niet-behandelen heen
moeten gaan. De Raad moet het echter zelf weten
op welk standpunt hij zich zal stellen, de schoolarts
die heelemaal niet behandelend optreedt of in dit
geval wel. Want daar loopt het over.
Mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi hoort den wet
houder zeggen dat hetzelfde geval zich zal voordoen
bij den oog-schoolarts of bij den tand-schoolarts.
Spreekster wil dan echter opmerken, dat het terrein,
dat de schoolarts moet beheerschen, niet alleen groot
is, maar dat het in de toekomst nog veel meer uit
breiding zal ondergaan. Terwijl het terrein van den
oog-schoolarts, enz. uit den aard der zaak beperkt
is, veel beperkter dan dat van den schoolarts in
algemeenen zin.
De heer Schoondermark vraagt welke medische fout
er in is. Maar we hebben hier het advies der Gezonds-
commissie en waar deze zich tegen behandeling door
den schoolarts verklaart, blijkt, dat men toch ook
van medische zijde daartegen is.
Het terrein van den schoolarts is reeds zoo onbe
grensd groot, dat men het aan een anderen medicus
moet overlaten om het hoofdzeer te bestrijden. En
waar men daar tot nog toe de gunstige resultaten
van heeft ondervonden, moet men niet, om een paar
honderd gulden te besparen, een nieuwen weg in
slaan, waarvan men de resultaten niet eens kan weten.
De heer Schoondermark (wethouder) wil er mevrouw
Buisman toch op wijzen dat men voorzichtig moet
zijn met het beoordeelen der werkzaamheden. Zij
zegt dat een schoolarts het veel drukker heeft dan
een specialist, doch dat is per sé niet waar. Uit de
feiten, die men in andere steden heeft, blijkt wel,
dat wanneer men hier de instelling zou krijgen van
den tand-schoolarts, deze het veel drukker zou krijgen
dan de schoolarts. Dan moest men er wel 3 of 4
hebben.
Als de Raad echter meent, dat de schoolarts het
te druk krijgt, dan kan dit punt nu wel worden
aangehouden en dan kan spreker den schoolarts
vragen hoe hij er onder staat. De algemeene over
tuiging is echter, dat de schoolarts zijn taak zeer
goed af kan.
De heer Schaafsma (wethouder) wenscht mede te
deelen, dat de heer O. P. de Vries en hij voor het
voorstel van Burgemeester en Wethouders zullen
stemmen. De zaak wordt veel te veel opgeblazen,
't betreft hier niet een 300 of 400 favus-patiënten
maar slechts een tiental. En de schoolarts behandelt
ze niet zelf, hij schrijft slechts voor en de behandeling
geschiedt door de zuster, zooals dat tot nog toe gebéurde.
De tijd, dien de schoolarts dus voor de favus-behande-
ling zal besteden, is niet zoo groot als door mevrouw
Buisman en de heer De Boer wordt voorgesteld. En
spreker gelooft zeker, dat men het bedrag van 300.
dat men er mee bespaart, gemakkelijk beter in het
belang van het schoolkind kan besteden.
De heer Visser leest in het voorstel tot wijziging
van het betreffende artikel
„In afwijking van het in het eerste lid bepaalde,
„treedt de schoolarts desverlangd als kosteloos be
handelend geneesheer op."
Nu heeft diezelfde geneesheer de controle over 6000
kinderen en nu zal de Raad alweer een beslissing
moeten nemen over zaken waartoe hij niet de be
voegdheid heeftalleen over het financieele gedeelte
kan men oordeelen. Sprekers persoonlijke meening is
echter, dat wanneer de schoolarts alreeds de controle
en het onderzoek heeft over een zoo groot aantal
kinderen en men wil, dat dit onderzoek plaats heeft,
zooals dat wenschelijk is, men de volle arbeidsprestatie
daarvoor alleen moet eischen. En als men deze ge
legenheid open stelt dan 1 het geldt voor minver
mogenden zal het gevolg zijn, dat de schoolarts
door verscheidene onvermogenden wordt geaccepteerd.
Zoodat hij dan naast zijn gewone werkzaamheden nog
breede andere werkzaamheden zal krijgen, dat hij
daarnaast optreedt als practiseerend geneesheer. En
is dat wel wenschelijk? Er staat wel „desverlangd",
maar spreker vreest dat men op deze wijze zal af
glijden, zoo, dat de schoolarts meerdere werkzaam
heden krijgt, waardoor het werk der controle benadeeld
wordt.
De heer De Boer wil nog een kleine opmerking
maken. Hij meent dat in de voorgestelde wijzigingen
van Burgemeester en Wethouders ook een vinger
wijzing ligt, dat de schoolarts zijn taak niet gemak
kelijk af kan. In de wijziging op art. 4, le lid wordt
n.l. voorgesteld om den termijn van „binnen 3 maanden
na hunne toelating tot de school" te wijzigen in 6
maanden en den anderen termijn van 8 dagen te ver
anderen in 14 dagen. Dat is toch ook een teeken, dat
de schoolarts zijn taak gedurende de eerste 3 maanden
van het leerjaar niet af kan, dat hij zijn werkzaam
heden dan niet kan verrichten, zooals hij deze moet
verrichten. Dit acht spreker een vingerwijzing, die de
ruimte van tijd van den schoolarts niet zoo voorstelt
als deze door den wethouder van Onderwijs naar voren
is gebracht.
De Voorzitter wil naar aanleiding van het voorstel
van de heeren De Boer en Zandstra opmerken, dat
het hem voorkomt dat juist daardoor den schoolarts
nog veel meer werkzaamheden zullen worden opge
dragen. De heer De Boer heeft het voorstel voorge
lezen, dus is het den Raad bekend, maar omdat het
waarschijnlijk niet geheel is doorgedrongen tot de
leden, wil spreker nog even memoreeren dat er staat
onder 4e „het geven van advies aan de ouders omtrent
te nemen voorzorgsmaatregelen, te volgen leefwijze
en het al of niet inroepen van geneeskundige hulp."
Spreker weet niet hoe een medicus over een kind kan
oordeelen, als hij dit kind enkel onderzoekt zonder
de huiselijke omstandigheden te kennen en als hij het
kind „de te volgen leefwijze" voorschrijft, dan komt
hij daarmee op het terrein van den behandelenden
geneesheer. Te zijner tijd zal de Raad hierover wel
kunnen oordeelen, maar spreker meende dit toch even
naar voren te moeten brengen, omdat de Raad het
voorstel niet geheel in zich op genomen zal hebben.
Maar als men zegt, dat de schoolarts advies moet
geven over de volgen leefwijze van het kind, dan
treedt hij op het terrein van den behandelenden ge
neesheer en dan wordt daarmee ook het principe, dat
de heer De Boer naar voren heeft gebracht, over
boord geworpen.
De heer Tulp Slaat de 45-urige arbeidsweek ook
op den schoolarts Men begint hem te overladen.
De Voorzitter brengt'het voorstel niet in behande
ling, want de Raad zal het niet zoo vlug hebben ont
houden, daarom wilde spreker het even memoreerenen
daarom acht hij het ook beter dat er prae-advies over
wordt uitgebracht. Sprekers oog viel er op, dat wordt
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Mei 1920. 193
voorgesteld dat de schoolarts advies moet geven over
te volgen leefwijze en dan zal zijn inziens deze
medicus in de eerste plaats volkomen op de hoogte
moeten zijn van allerlei omstandigheden betreffende
het kind en verder zal hij op het terrein komen van
den behandelenden geneesheer, wat juist den heer De
Boer absoluut niet wil.
Mevrouw Buisman Blok Wijbrandi zegt dat „de te
volgen leefwijze" misschien niet een zeer gelukkige
uitdrukking is, maar in do practijk gebeurt het toch
zoo. De schoolarts heeft het liefst dat de moeder bij
het onderzoek van het kind tegenwoordig is en dan
wordt wel niet de te volgen leefwijze voorgeschreven
maar aan de moeder worden toch allerlei raadgevingen
verstrekt, wat spreekster uitstekend vindt. Zij zou dit
dan ook hèel graag aan den schoolarts willen opdragen
en herhaalt, dat de door den heer De Boer gekozen
woorden niet de meest geschikte uitdrukking is.
De Voorzitter: Nu zal de Raad dus nog een stapje
verder moeten gaan en niet alleen met woorden komen,
maar ook met daden.
De heer De Boer gelooft dat nu op het oogenblik
zijn amendement in behandeling is gekomen. Hij had
eerst plan om daar nu niet over te spreken, maar de
Voorzitter maakt hem dat zeer moeilijk. Terwijl toch,
waar een wijziging van het bepaalde artikel niet den
Raad is voorgelegd, het amendement ook niet in be
handeling is, volgens den Voorzitter.
De Voorzitter zegt dat de heer De Boer het voor
stel wel aan den Raad heeft voorgelezen, maar dat
deze het waarschijnlijk niet goed onthouden heeft.
Waarom spreker het nogmaals heeft voorgelezen en
er zijn conclusie aan heeft vastgeknoopt.
De heer De Boer wil dan alleen nog opmerken dat
de conclusie van den Voorzitter absoluut verkeerd is.
De heer Dijkstra meent dat het nu het beste is, het
voorstel maar aan Burgemeester en Wethouders om
prae-advies te sturen. Dan schiet men ten minste op.
De Voorzitter wil den Raad nog mededeelen, dat
hij van dezelfde heeren tevens een voorstel tot wijziging
van art. 5 heeft ontvangen.
Dit voorstel luidt
„In elke school worden twee registers gehouden.
„Het eene door den secretaris van de schoolvergadering,
„waarin leden van het personeel aanteekeningen
„kunnen maken omtrent lokaliteit, ventilatie, ver
warming, of hetgeen omtrent leerlingen is waar
genomen. De schoolarts neemt van deze aanteeke-
„ningen kennis en teekent ze voor gezien.
„Het andere wordt door den schoolarts gehouden
„en strekt voor algemeene en bijzondere wenken en
„raadgevingen aan het personeel der school. Zoo
„noodig worden deze door den schoolarts op de
„schoolvergadering met het personeel der school
„behandeld. In de notulen der schoolvergadering
„wordt er aanteekening van gehouden."
Het voorstel is ook onderteekend door de heeren
De Boer en Zandstra.
De heer Berghuis (wethouder) zegt, dat nu dit er
ook nog weer bij komt, men zoo meteen niet meer zal
weten, wat voor werkkring de schoolarts krijgt.
Waarom spreker voorstelt, nu de geheele zaak aan
te houden, dan kan het college eerst onderzoeken en
den schoolarts hooren. Eerst krijgt men 5 of 6 gevallen
waarbij hij het geheele jaar door aanwijzingen moet
geven en nu dit weer, op die manier weet men niet
meer wat zijn werkkring wordt. Spreker stelt voor
de geheele zaak aan te houden.
De algemeene beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van den heer Berghuis om dit punt
der agenda met de daarbij ingediende voorstellen aan
te houden, wordt met algemeene stemmen aangenomen.
4. (Agenda no. 5.) Prae-advies van Burgemeester
en Wethouders op het adres der afdeeling Leeuwarden
van den Centraal Nederlandschen Ambtenaarshond
betreffende de toepassing der bepaling van artikel 42
van het Werkliedenreglement op de gemeente-ambtenaren.
Dit prae-advies luidt als volgt
Bij Uw besluit van 13 April j.l. werd in onze
handen gesteld ten fine van prae-advies een adres
d.d. 1 April j.l., no. 80 van den Centraal Ned. Ambte-
naarsbond, afd. Leeuwarden, waarbij verzocht wordt,
in afwachting eener algeheele rechtspositieregeling
de bepalingen van artikel 42 van het Werklieden
reglement ook van toepassing te verklaren op de
gemeenteambtenaren.
Gemeld artikel 42 van het Werkliedenreglementluidt:
„Bij besluit van Burgemeester en Wethouders wordt
aan de weduwe van een overleden werkman of aan
zijn minderjarige ouderlooze kinderen of aan zijn ouders,
indien hij hun eenige kostwinner was, na het over
lijden een bedrag ineens gelijk aan drie maanden loon
of ziekengeld van de week van overlijden toegekend,
verminderd met de schadeloosstelling, bedoeld in ar
tikel 23, lste lid, 2de der Ongevallenwet 1901".
Het ambtenaren-reglement, waarin een bepaling, als
hier bedoeld, thuis behoort, laat nog op zich wachten.
Het zou U reeds voor eenigen tijd ter vaststelling
zijn aangeboden, zoo bij de Tweede Kamer het wets
ontwerp, regelende den rechtstoestand der ambtenaren,
niet ware aangebracht en een spoedige behandeling
daarvan in uitzicht gesteld. Het reglement dient
zich bij die wet aan te sluiten en daarom verdient
het de voorkeur met het vaststellen der verordening
te wachten tot de tekst der wet bekend is.
Bij ons bestaat echter geen bezwaar in afwachting
van het ambtenaren-reglement de bepalingen van ar
tikel 42 van het werkliedenreglement op de ambte
naren toe te passen. Tevens ware het misschien
gewenscht in het algemeen de voor de werklieden
gunstige bepalingen van het reglement, die ook voor
de ambtenaren van belang zouden zijn, in afwachting
van de inwerkingtreding der rechtstoestandwet voor
dezen te doen gelden.
Wij hebben derhalve de eer II voor te stellen te
besluiten
I. de bepalingen van artikel 42 van het werklieden
reglement en in voorkomende gevallen ook andere
daarvoor in aanmerking komende bepalingen van dat
reglement, ter beoordeeling van Burgemeester en
Wethouders, van toepassing te verklaren op de ambte
naren in dienst der gemeente Leeuwarden, totdat
hunne rechtspositie definitief zal zijn geregeld
II. aan de afdeeling van den Centraal Nederland
schen Ambtenaarsbond te berichten, dat op haar
verzoek is gelet.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
5. (Agenda no. 6). Prae-advies van Burgemeester
en Wethouders op het adres van J. N. H. Weidema
e. a., betreffende gemeenschappelijk onderwijs aan jongens
en meisjes aan een eventueel op te richten derde school
der eerste klasse.