Vergadering van Dinsiag 8 Juni 1920. b. tot wijziging der gemeentebegrooting voor 1920, waarbij een uitgaafpost wordt aangebracht tot een bedrag van BOO.wegens subsidie aan de Leeuwarder Jeugdcommissie I Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Juni 1920. 20d Tegenwoordig 22 leden, te weten de heeren Terp stra, Lautenbach, Schaafsma, Van der Werff, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Tiomersma, Tulp, Collet, De Vos, O. F. de Vries, De Boer, Visser, Postma, Zandstra, Oosterhoff, JDijkstra, Berghuis, Dijstra, mevrouw BesuijenLindeboom, de heeren Nijholt, IJ. de Vries en Schoondermark. Afwezig met kennisgeving de heeren Van Wei deren baron Rengers en Fransen, zonder kennisgeving de heer Jansen. Voorzitterde heer Jhr. mr. J. M. van Beyma, Burgemeester. 1. Wordt medegedeeld 1- Dat Gedeputeerde Staten hebben goedgekeurd de raadsbesluiten d.d. 27 April 1.1. tot wijziging der gemeentebegrooting dienst 1919 en tot onderhandsche verhuring van tot weiland aan te leggen bouwland, nabij de Tijnje, aan P. Anema te Marssum 11 Mei 1.1. tot wijziging van de gemeentebegrooting dienst 1920 en tot aankoop van het perceel Nieuwe- buren no. 23 2. dat Gedeputeerde Staten niet hebben goedge keurd de raadsbesluiten d.d. 13 April j.l. a. tot betaling rechtstreoks uit den post voor onvoorziene uitgaven voor 1919 van f 25.vacantie- geld aan den gemeentesecretaris en den gemeente ontvanger ieder, op grond dat, hetzij dit vacantiegeld wordt aangemerkt als een vaste of een tijdelijke ver hooging der jaarwedde, de toekenning daarvan behoort tot de bevoegdheid van Gedeputeerde Staten De mededeelingen 1 en 2 sub a worden voor ken nisgeving aangenomen. Burgemeester en Wethouders stellen voor van dit besluit in hooger beroep te gaan bij de Kroon. De beraadslagingen worden geopend. De heer De Vos kan zich niet vereenigen met het voorstel om in hooger beroep te gaan bij de Kroon. Hij kan althans de zaak niet anders inzien dan dat de gronden, welke Gedeputeerde Staten hebben aan gegeven, juist zijn en waarom deze hun goedkeuring aan het raadsbesluit onthouden. Afgezien daarvan zou spreker echter toch niet aan het voorstel van Burge meester en Wethouders mee willen doen, omdat ook vroeger ten opzichte van de vereeniging „Pro Juven- tute" waaromtrent ook thans weer op punt 10 der agenda een verzoek aan de orde komt het juiste standpunt is ingenomen, dat de gemeente zich niet op glad ijs moet wagen. Er zijn toch tal van andere vereenigingen, die minstens zooveel aanspraak op subsidie kunnen maken als de Jeugd-commissie. Spre ker meent dan ook dat Burgemeester en Wethouders juister hadden gedaan, indien zij dat pad hadden be wandeld. Hij meent er nog op te moeten wijzen, dat andere vereenigingen de Jeugd-commissie reeds lang voor geweest zijn en dat het niet op den weg der gemeente ligt hier steunend op te treden. De heer Schoondermark (wethouder) kan niet mee gaan met het voorstel van Burgemeester en Wethou ders om in deze zaak in hooger beroep te gaan. Spreker wil zijn stem motiveeren, omdat het anders een verkeerden schijn zou verwekken, waar hij den vorigen keer het voorstel heeft verdedigd en nu tegen zou stemmen om in hooger beroep te gaan. De oor zaak is dezeEr is indertijd alB uitdrukkelijke voor waarde gesteld, dat er een van de raadsleden in het bestuur der commissie zitting zou nemen, waarin de bedoeling was uitgedrukt, dat het bestuur met dat bestuurslid zou samenwerken. Dat was de uitdruk kelijke voorwaarde, waarop het subsidie werd gegeven. Bovendien hebben de heeren van het bestuur aan spreker verzekerd, dat niets hun aangenamer zou zijn dan dat, waaruit spreker dan ook de conclusie trok, dat men werkelijk van plan was, met dat raadslid samen te werken, waardoor dan zoodoende do poli tieke kleur buiten de organisatie zou worden gehou den. Terwijl spreker nu aan dat raadslid beleefd heeft verzocht, hem op de hoogte te houden van wat er in de commissie gebeurt en te controleeren welke kleur het onderwijs en de opvoeding heeft, heeft gedurende al dien tijd het bestuur der Jeugd-commissie niets van zich laten hooren, zoodat er zelfs geen schijn van samenwerking blijkt te zijn. Dat is dan ook spre kers motief, hij is hierin teleurgesteld en zal thans niet meewerken om ten opzichte van dit raadsbesluit in hooger beroep te gaan bij de Kroon. Mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi zou de vraag willen stellen en daarop graag van de deskundigen in dezen Raad antwoord hebben, of de Leeuwarder Jeugd-commissie een onderdeel of afdeeling is van de Arbeiders-Jeugdcentrale. Waarom stelt spreekster deze vraag? Tot hare groote verwondering zag zij in den 1 Mei optocht jongelui van de Jeugd-centrale meeloopen, die opschriften droegen. Wanneer nu daar toe ook is meegewerkt door jongelui van de Jeugd commissie, dan moet spreekster niet alleen hare ver wondering daarover te kennen geven, maar toont zij zich daarover ook verontwaardigd, waar er toch in den Raad is gezegd, dat die jongelui te jong waren, om in de politiek te worden opgevoed. Daarom heeft het spreekster ten zeerste verwonderd, dat zij in dien optocht meeliepen. Wanneer het dan ook zoo is, dat de Jeugd-organisatio een onderdeel is van de Jeugd centrale, zal dat voor spreekster een reden zijn om niet met het voorstel van Burgemeester en Wethou ders mee te gaan. De heer De Boer meent, dat het de taak van Burge meester en Wethouders is, om op de vraag van me vrouw Buisman te antwoorden. Spreker wenscht alleen naar voren te brengen dat hij wil protesteeren tegen de voogdij, welke door Gedeputeerde Staten op de handelingen van dezen Raad wordt, uitgeoefend. Naar zijn meening wordt dit bij voortduring gedaan en al zal hij niet zeggen dat bedoeld college daarmee de perken van haar bevoegdheid te buiten gaat, met zijn kennis van het Nederlandsche gemeenterecht meent spreker toch, dat het de perken verre te buiten gaat. Er is hier nu reeds een keer of drie in korten tijd een voorstel aangenomen, dat strekt in het belang der gemeentenaren en telkens hebben Gedeputeerde Staten dit in strijd geacht met het algemeen belang en geweigerd, die voorstellen goed te keuren. Spreker zou daar een ernstig protest tegen willen uitbrengen. De heer Schaafsma (wethouder) vraagt in de eerste plaats het woord, om mede te deelen, dat hij vindt, dat de opvatting, welke de heer Schoondermark van de kwestie heeft, absoluut onjuist is. Deze beroept zich op het feit, dat het bestuur der Jeugd-commissie geen gevolg heeft gegeven aan de belofte, dat een lid van den Raad aan de bestuursvergaderingen zou deelnemen. Spreker heeft naar de reden hiervan geïn formeerd, omdat hij al behoeft hij dit hier niet te

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1920 | | pagina 1