210 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Juni 1920.
het brood overgeven aan het publiek. Van dezen wordt
dan toch het brood gekocht. Evenwel zal volgens
sprekers oordeel dan toch de bakker ook gestraft
worden. Bij de melkslijters is dit niet anders, daar
gebeurt het evenzoo al knoeit de boer. Er zijn wel
eenige bakkers, die geheel met eigen personeel wer
ken, maar er zijn toch ook verscheidene op zich zelf
staande venters en spreker gelooft, dat de venters in
de eerste plaats aansprakelijk zijn.
De heer De Boer wil opmerken dat die parallel met
de melkslijters niet geheel op gaat. 't Is ook de
leverancier van de melk, die daartoe in staat is, maar
onder de melkslijters heeft men de grootste kans van
vervalsching. Terwijl de broodkarrijders hiertoe niet
in staat zijn. En in de meeste gevallen zal men den
bakker van het vervalschte brood dan niet kunnen
aanwijzen, de broodkarrijders kunnen het zelf wel
zeggen, maar het kan nooit offiicieel worden vastge-
gesteld. Bij den verkoop vliegen dus de broodver-
koopers er in, terwijl de bakkers de schuldigen zijn.
Want aan het uiterlijk van het brood is het niet te
zien of b.v. het watergehalte te groot of bij melkbrood
het melkgehalte te klein is, enz.
De Voorzitter meent, dat in de practijk toch alreeds
hetzelfde gebeurt. De kleinhandelaar, die slechte waren
verkoopt, doch ze niet zelf heeft gemaakt vliegt er
in, evenzoo degeen die valsch geld uitgeeft, zonder
het gemaakt te hebben ofschoon daar speciale
regels voor zijn gesteld. Bij dezen verkoop gelooft
spreker echter dat er wel degelijk rekening zal worden
gehouden met de omstandigheden, zoodat spreker
gelooft dat het gevolg zal zijn, dat de broodkarrijder
een zeer lichte straf krijgt en dat dan de eigenlijke
straf terugslaat op den bakker.
De heer De Boer ziet er ook geen andere weg op.
De algemeene beraadslagingen worden gesloten.
Aan de orde is sub I van het voorstel.
Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behandeling.
Artt. 18 worden onveranderd vastgesteld.
Art. 9.
De beraadslagingen worden geopend.
Mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi zou aan dit
artikel, waarvan zij voorlezing doet, nog een alinea
willen toevoegen, waarin bepaald wordt dat het bij
den verkoop van brood verboden is, dit anders dan
met een tang aan te vatten.
De Voorzitter zegt, dat hierover bij de commissie
ook ernstig is gedacht. Maar men was heel erg bang,
dat de tang niet anders voor den dag zou komen
dan wanneer de broodverkooper bij de menschen voor
de deur stond en 't gevolg zou zijn, dat die alinea
toch onmogelijk te handhaven was. De tang zou dan
enkel worden gebruikt bij den wagen en verder niet.
Mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi is het hiermee
niet eens. Ook bij do Huisvrouwen-vereeniging is de
aandacht hierop gevestigd en de huisvrouwen zijn
zeer op het gebruik van den tang gesteld. En als
iets niet mag, dan wordt daar wel degelijk rekening
mee gehouden.
De heer Tulp acht het voorstel van mevrouw Buis
man meer theorie, dat in de practijk zal afvallen. Als
de tang vuil wordt en niet wordt schoongemaakt, is
men nog even ver.
De VoorzitterStelt u een amendement voor
Mevrouw BuismanBlok WijbrandiJa. Spreekster
dient dit amendement in, luidende
„Het is verboden bij het verkoopen het brood
anders dan met een tang aan te vatten".
De beraadslagingen worden gesloten.
Het amendement van mevrouw Buisman— Blok
Wijbrandi wordt met algemeene stemmen aangenomen.
Art. 9 wordt, zooals dit door dit amendement is
aangevuld, vastgesteld.
Art. 10.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer De Boer vraagt of het niet gewenscht is
in dit artikel nog een clausule op te nemen. De heer
IJ. de Vries heeft in een vorige vergadering attent
gemaakt op personen, die lijdend zijn aan venerische
ziekten. Zou nu niet in art. 10 moeten worden opge
nomen, dat het voor dergelijke personen verboden is,
in een bakkerij werkzaam te zijn
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van den heer De Boer wordt niet
ondersteund en maakt dus geen punt van beraad
slaging uit.
Art. 10 wordt onveranderd vastgesteld.
Artt. 1120 worden onveranderd vastgesteld, waar
na de geheele verordening wordt vastgesteld.
Aan de orde is sub II van het voorstel.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig sub II van het voorstel der commissie voor
het ontwerpen van strafverordeningen.
9 (Agenda no. 10). Prae-advies van Burgemeester
en Wethouders op de adressen van de vereeniging „Pro
Juventute" in het arrondissement Leeuwarden en van
de vereeniging „Yolks-universiteit voor Friesland" om
toekenning van subsidies uit de gemeentekas.
Dit prae-advies luidt als volgt
Bij Uwe besluiten van 23 Maart en 11 Mei 1.1. zijn
achtereenvolgens adressen om subsidie van de ver
eeniging „Pro Juventute in het arrondissement Leeu
warden" en van de vereeniging „Volksuniversiteit
voor Friesland", beide alhier, in onze handen om
prae-advies gesteld. Hoewel op soortgelijke verzoeken
van de vereeniging „Kinderspeeltuin Rengerspark"
en de Leeuwarder Jeugdcommissie bij raadsbesluiten
van onderscheidenlijk 10 Februari en 23 Maart in
dit jaar reeds gunstige beslissingen zijn genomen,
komt het ons toch gewenscht voor ten aanzien van
dergelijke aanvragen voortaan een ander standpunt
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Juni 1920. 211
in te nemen en wel dit, dat deze met het oog op
den toestand der gemeentefinanciën voor 1920 niet
meer worden toegestaan en het nemen van een besluit
voor het jaar 1921 tot de behandeling der begrooting
voor dat jaar wordt aangehouden, als wanneer de
verschillende verzoeken kunnen worden overzien en
kan worden beoordeeld, welke aanvragen in verband
met den stand der begrooting kunnen worden inge
willigd en tot welk bedrag.
Wij geven U in overweging te besluiten ons te
machtigen aan do onderteekenaren van de ter tafel
liggende en mogelijk later nog inkomende adressen
van soortgelijke strekking van dit Uw standpunt
kennis te geven.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer De Vos zegt dat het voor hem zeer moeilijk
is om hierover te stemmen. Daarstraks toen het voor
stel van Burgemeester en Wethouders om ten opzichte
van het besluit van Gedeputeerde Staten over het
subsidie aan de Jeugdcommissie in hooger beroep te
gaan bij de Kroon, heeft spreker hier al op gewezen.
Wanneer dat voorstel toen niet was aangenomen dan
had spreker zich hiermee kunnen vereenigen, maar
toen hebben de stemmen gestaakt, zoodat de Raad
zal moeten overstemmen. Nu wordt het voor spreker
ten opzichte van dit voorstel een zeer moeilijke zaak.
In verband daarmee zou hij dan ook willen voorstellen
om dit punt heden aan te houden, een voorstel, waar
tegen wel niemand van de leden bezwaar zal hebben.
De heer Terpstra verwondert zich eigenlijk over de
houding van den heer De Vos. De kwestie zit dus
zoo als hij weet, dat de Raad ten opzichte van de
Jeugdcentrale in beroep gaat, dan is hij hier tegen,
maar verliest sprekers partij het in beroep gaan, dan
is de heer De Vos voor dit voorstel van Burgemeester
en Wethouders. Deze consequentie kan spreker niet
aanvaarden de houding van den heer De Vos valt
hem dan ook zeer tegen.
De heer De Boer De heer De Vos heeft nooit een
standpunt gehad, dat is het.
De heer De Vos memoreert, dat toen indertijd de
eerste aanvraag van „Pro Juventute" in kwam, hij
de eerste was, die zeilaten we daar niet mee be
ginnen. Spreker is in staat 10 tot 20 vereenigingen
te noemen, die evenveel aanspraak hebben om subsidie
te krijgen. Dat is het standpunt dat spreker heeft
ingenomen en nog inneemt, n.l. dat de Raad aan geen
enkele vereeniging subsidie moet geven. Wordt het
echter gegeven aan de Jeugdcommissie, die in een
bepaalde richting werkzaam is, dan moet het natuurlijk
worden gegeven aan een vereeniging als „Pro Juventute"
die werkt ten algemeen nutte en in het algemeen
belang.
De heer Schaafsma (wethouder) krijgt den indruk,
dat de heer De Vos bezig is tegen windmolens te
vechten. Ook in het prae-advies wordt absoluut niet
gesproken over afwijzing of toekenning van de sub
sidies, alleen worden dergelijke aanvragen verschoven
naar de begrooting
De heer De Vos:van 1921!
De heer Schaafsma (wethouder) begrijpt, dat de heer
De Vos verder zeggen wilen het subsidie aan de
Jeugdcentrale wordt reeds dit jaar toegekend. Dit is
echter een voorstel van sprekers fractie, dat bij de
begrooting van 1920 is ingediend. Dat maakt een
heel verschil met het verleenen van een tusschentijdsch
subsidie. En het voorstel van Burgemeester en Wet
houders beslist niet over het al of niet geven, maar
dit wordt eenvoudig uitgesteld.
De heer IJ. da Vries kan zich niet voorstellen, dat
bij de begrooting al die aanvragen moeten worden
behandeld. Misschien heeft men dan kans er een 10
of 15-tal in behandeling te moeten nemen en dan
loopt men licht over de princ.ipieële kwesties heen,
dan wordt er gezegd Nu, die heeft het, geef het die
ook maar. En dan zijn er zooveel zaken te behandelen,
die men niet ernstig genoeg onder de oogen kan zien,
dat, komen deze aanvragen er dan ook nog bij, men
voor veel te veel gevallen komt te staan. Daarom
acht spreker het beter om ieder geval maar op zich
zelf te beschouwen, dan ze alle bij de begrooting te
behandelen, wanneer er toch al zooveel is te doen.
Mevrouw Bujsman—Blok Wijbrandi merkt op, dat
in het prae-advies de vereenigingen „Volksuniversiteit"
en „Pro Juventute" wel in éénen zijn genoemd, maar
dat dit toch eigenlijk niet juist is. Beide vragen wel
een subsidie van 500.maar spreekster krijgt den
indruk dat „Pro Juventute" ook een lokaal vraagt.
De Voorzitter meent dat het zoo isdat er een
subsidie van 500.wordt gevraagd óf dat de
Secretaris van „Pro Juventute" niet meer in zijn
kosthuis, waar hij woont, zal behoeven te ontvangen,
maar dat men een apart lokaal zal geven.
De heer Berghuis (wethouder) Of subsidie óf een
lokaal.
Mevrouw Buisman Blok Wijbrandi blijft toch bij
haar meening, dat beide vereenigingen niet in éénen
genoemd hadden moeten worden. De vereeniging
„Volksuniversiteit" werkt met een groot tekort, terwijl
„Pro Juventute" niet met een tekort werkt. Zoodat
deze laatste met een lokaal geholpen kon worden,
maar voor „Volksuniversiteit" is een subsidie zeer
noodig.
De Voorzitter stelt voor om nu eerst de principieele
kwestie uit te maken of op het oogenblik een be
slissing zal worden genomen of dat de aanvragen
zullen worden verschoven tot de begrooting voor 1921
Wanneer de meerderheid van den Raad dit laatste
wil dan wordt ook alles verschoven.
De heer De Boer meent, dat het wel van beteekenis
zal zijn, wanneer de begrooting komt. Als deze weer
in December komt, dan zal het voor de Vereeniging
„Volksuniversiteit" een groot bezwaar zijn, wanneer
eerst dan een beslissing wordt genomen, maar komt
de begrooting omstreeks September en wordt het
subsidie toegestaan, wanneer „Volksuniversiteit" haar
werkzaamheden weer begint, dan is er geen bezwaar
om dit voorstel aan te nemen.
De heer OosterhofF zegt dat, waar de heer De Vos
zoopas is aangevallen, hij toch moet erkennen, dat
hij diens standpunt nog zoo onlogisch niet vindt,
om, als iets voor de Jeugd-centrale niet geldt en
dit wel zou gelden voor „Pro-Juventute" en „Volks
universiteit", zich daartegen te verzetten. Nu heeft
de heer Schaafsma wel gezegd, dat het met de aanvraag
van de Jeugd-centrale heel iets anders is en dat deze