236 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 Juni 1920. 14. Agenda no. 14.) Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot herziening van de salaris-verordening 1919 (gemeenteblad 1919 no. 36 en 1920 no. 6.) (bijlage no. 23). De Voorzitter stelt thans eerst aan de orde het voorstel van de heeren Dijstra en Terpstra luidende; „Ondergeteekenden hebben de eer voor te stellen punt 14 van de agenda van heden te behandelen in een buitengewone zitting, te houden op Maandag 28 dezer en om deze week aan de werklieden en ambtenaren, voorzoover hiervoor in aanmerking komende, op voor schot te betalen 100. De beraadslagingen worden heropend. De heer Dijstra deelt mee, dat, voorzoover het laatste gedeelte van het voorstel betreft, dit door den heer Terpstra en spreker wordt gehandhaafd, n.l. de uit- keering van 100.op voorschot. Het andere gedeelte van het voorstel zal de heer Terpstra nader toelichten. De heer Terpstra zegt, dat de voorstellers den in het voorstel genoemden datum van a.s. Maandag niet per sé zullen handhaven, omdat, zooals zij gehoord hebben, dan verschillende leden uit de stad zullen zijn. De datum van a. s. Maandag zou dus te vroeg zijn. Wordt echter het laatste gedeelte van het voorstel aangenomen, dan zou men de buitengewone vergade ring ook wel over 14 dagen kunnen houden en als dat niet kan, op a. s. Maandag over een week. Spreker gelooft, dat het vandaag over 14 dagen juist Staten- zitting is, anders zou het dan wel kunnen. Maar laat men het dan een dag vroeger nemen. De leden, die het te druk hebben, kunnen dan ook allen tijd nemen om de ingediende amendementen te bestudeeren. De Voorzitter: Op wanneer stelt U nu voor? De heer Terpstra Vandaag over 14 dagen of een dag daarvoor, des Maandags. De VoorzitterDus op Maandag 5 of op Dinsdag 6 Juli. Wijzigt U het voorstel op Maandag 5 Juli De heer Terpstra Ja. De heer Schoondermark (wethouder) kan met dit voorstel wel meegaan, omdat sommige leden van den Raad anders niet kunnen. Hij moet dit apprecieeren, maar ten opzichte van een van de hoofdpersonen wordt heelemaal niet gevraagd of die kan of niet. De Wethouder van Financiën zal dan heelemaal niet kunnen, is dat nu niet een klein beetje negeeren van den Wethouder van Financiën? De reden, dat deze dan niet kan is, dat hij dan de stad uit is. Zou men nu niet liever eerst in overleg treden met den Wet houder van Financiën, wanneer deze wèl kan De heer Jansen blijft bij zijn eens ingenomen standpunt, dat het niet meer opgaat de verschillende groepen van gemeentepersoneel nog langer te laten wachten. Spreker stelt voor hedenavond in bijzondere zitting bijeen te komen ter behandeling van punt 14 en desnoods te behandeling voort te zetten op morgen avond. De heer Terpstra; Wat de heer Berghuis betreft, laat men dan een dag daarna nemen of laat hij den tijd zelf noemen. Omdat de behandeling op a.s. Maandag voor verschillende raadsleden nog te vroeg is, wil spreker wel uitstellen, hij wil, dat ieder raadslid zooveel mogelijk de ingekomen stukken en amendementen kan beoordeelen en zou gaarne het punt in een voltallige zitting behandelen. Aks de wethouder een datum kan noemen Wat de heer Jansen betreft, uit de besprekingen, die hij heeft geleverd moet worden geconstateerd, dat hij nog geen benul of geen oordeel over deze zaak heeft. Als gebeurde wat hij voorstelt, dan zat de Raad hier vannacht om 4 uur nog, de besprekingen konden dan niet frisch meer worden gevoerd en spreker wil deze zaak met volle aandacht en objectief doen behan delen. Zooals de heer Jansen het voorstelt zou het niet worden een werkelijk goede behandeling, doch slechts een schijnbehandeling. De heer Visser wenscht naar aanleiding van het voorstel Jansen een enkel woord te zeggen. Hij meent, dat dit voorstel een afwijking is van het voorstel, dat in behandeling is, om een voorschot te verstrekken en te bepalen op welken datum punt 14 zal worden behandeld' Nu komt de heer Jansen met een voorstel om het punt hedenavond te behandelen, doch spreker meent, dat het voorstel-Dijstra-Terpstra toch eerst in behandeling komt. Het ligt buiten zijn bevoegd heid om hierover te oordeelen, maar hij kan zich toch niet begrijpen, waarom het niet zoo zou zijn. De VoorzitterDe zaak is als volgtEr is een voorstel om punt 14 aan te houden en deze week f 100.uit te keeren. Dit aanhouden is een prin- cipieele kwestie, die eerst dient te worden uitgemaakt. Als het punt niet aangehouden wordt, dan behoeft de Raad over de uitkeering niet meer te spreken. In de eerste plaats komt dus in stemming „zal het punt worden aangehouden" en in de tweede plaats „zal er zoo mogelijk f 100.worden uitgekeerd aan de gemeentewerklieden en ambtenaren." De heer Berghuis: Als het punt wordt uitgesteld dan moet er een datum worden vastgesteld waarop het zal worden behandeld. De Voorzitter't Is beter „op een nader vast te stellen datum". Het voorstel om punt 14 der agenda van heden aan te houden en te doen behandelen in een buiten gewone vergadering, te houden op een nader vast te stellen datum, wordt met 22 tegen 2 stemmen aan genomen. Vóór stemmen de heeren Van der WerfF, Lauten- bach, Terpstra, mevrouw BesuijenLindeboom, de heeren O. F. de Vries, OosterhofF, Tulp, Nijholt, Visser, Zandstra, Fransen, Tiemersma, De Vos, Van Welderen baron Rengers, Schaafsma, De Boer, Collet, Dijkstra, Dijstra, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi en de heeren Postma en Schoondermark. Tegen stemmende heeren Jansen en Berghuis. De Voorzitter wenscht thans in stemming te brengen het tweede gedeelte van het voorstel-Dijstra-Terpstra „om deze week aan de werklieden en ambtenaren, voorzoover hiervoor in aanmerking komende, op voor schot te betalen 100. Spreker wenscht hier echter deze restrictie bij te maken, dat het misschien niet positief mogelijk is in ieder geval de uitbetaling deze week te doen ge schieden. Maar het zal dan toch gebeuren zoo spoedig als het kan. De heer Oosterhoff zou nog willen vragen of zoo'n uitbetaling formeel wel in orde is. De loonsverhooging Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 Juni 1920. 237 komt er zeer waarschijnlijk wel door, maar er is toch nog geenerlei besluit genomen en op een verhooging, die nog niet vaststaat kan toch maar vast geen voor schot worden gegeven. De Voorzitter meent, dat het zoo zal zijn dat, als de Raad geen verhoogingen aanneemt, dan eenvoudig het voorschot van het loon zal worden afgehouden tot alles vergoed is. Er zit dan niets anders op, dat die 100.dan wordt ingehouden, 't Is een voor schot op het loon die het niet wil hebben behoeft het niet aan te nemen. De heer Visser meent, dat het bezwaar ondervangen wordt. Die zich uitspreekt voor een voorschot, geeft daarmee ook te kennen, dat hij voor loonsverhooging is. Is hij dat niet dan spreekt hij zich ook niet uit voor een voorschot. De beraadslagingen worden gesloten. Het tweede gedeelte van het voorstel-Dijstra Terpstra wordt met 18 tegen 6 stemmen aangenomen. Vóór stemmen de heeren Van der Werff, Lauten- bach, Térpstra, mevrouw BesuijenLindeboom, de heeren O. F. de Vries, Tulp, Nijholt, Visser, Zandstra, Fransen, Tiemersma, Jansen, Schaafsma, De Boer, Collet, Dijkstra, Dijstra en Postma. Tegen stemmende heeren Oosterhoff, De Vos, Van Welderen baron Rengers, Berghuis, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi en de heer Schoondermark. De heer Terpstra zou nog even over dit punt het woord willen hebben. Spreker zou graag willen, dat de leden vandaag hunne amendementen indienden en dat die amendementen dan even bij de raadsleden langs werden gezonden. De heer Lautenbach Dat woord „vandaag" moet geschrapt worden, dat spreekt vanzelf, het moet Vrijdag a.s. wezen. Mevrouw Buisman Blok Wijbrandi vraagt of de stukken van de hoofden der verschillende takken van dienst, die nu op 't oogenblik bij de andere stukken liggen, ter inzage mogen blijven liggen? De Voorzitter: Ja. De heer Oosterhoff vraagt of het nog mogelijk is een lijst van loonen en salarissen, die in 1914 werden gegeven, bij de stukken over te leggen. Spreker kan die wel voor een deel uit de begrooting halen, maar toch niet geheel en zou er toch wel prijs op stellen om die salarissen te kennen. De Voorzitter kan toezegging doen, dat een derge lijke lijst zal worden overgelegd. De heer OosterhoffDank U. De VoorzitterLaat er dan dit gezegd zijn, dat de amendementen uiterlijk Donderdag 24 Juni, dat is dus overmorgen, moeten inkomen. De heer Dijstra Er moet nog één dag bij, als het kan. De Voorzitter U hebt de stukken al zoo lang in huis gehad, U hebt ze nu al een week thuis. Als Burgemeester en Wethouders niet voortmaken, wordt hen de huid volgescholdeneen tijd geleden kon de verhooging geen uitstel meer lijden, geen dag en geen nacht en nu maken de heeren zelf niet voort. De amendementen kunnen dan worden ingediend uiterlijk tot en met a.s. Vrijdag 25 Juni. 15. (Agenda no. 15). Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het adres van het bestuur der Leeu warder Industrie- en Huishoudschool om verhoogiag van het subsidie over 1919 tot f 4590.inbegrepen het reeds toegezegde bedrag van f 1800. Dit prae-advies luidt als volgt Bij schrijven van 20 Mei 1920 wendt het Bestuur van de Leeuwarder Industrie- en Huishoudschool zich tot Uwe Vergadering met de mededeeling, dat aan de school een buitengewoon rijkssubsidie van f 7649. in de meerdere uitgaven voor verhoogde salarissen aan het personeel over 1919 werd verleend, dat dit bedrag 50 °/0 is van die meerdere uitgaven en met het ver zoek voor dekking van de resteerende helft dier meer dere uitgaven, een extra subsidie uit de gemeentelijke fondsen te willen verleenen van 30 °/0 van de totale ver hooging der bezoldiging, bedragende 4590.Dat schrijven, den 25en Mei j.l. om prae-advies ontvangen, wordt U hierbij weder aangeboden. Bij Uw besluit van 22 Mei 1917 no. 203"/118 is aan de vereeniging de Leeuwarder Industrie- en Huis houdschool tot wederopzeggens toe een subsidie ver leend van 4000.'s jaars. Dat subsidie werd bij besluit van 24 December 1918 no. 621R/298 voor één jaar (1919), in verband met de hoogere bezoldiging van het onderwijzend personeel, verhoogd met 1800 Het blijkt, dat daarmede de meerdere uitgaven niet zijn te dekken en dat nog 4500.noodig is. De extra bijdrage over 1919 dient dus nog met/2790. (ƒ4590.ƒ1800.vermeerderd te worden. Daar toe strekt het verzoek van adressant. Hoezeer wij nog kort geleden als ons standpunt hebben te kennen gegeven dat in den loop van het jaar geen gelden uit de gemeentekas beschikbaar moeten worden gesteld, waarop bij het opmaken van de begrooting niet kon worden gerekend, voor de onderwerpelijke aanvrage meenen wij een uitzondering te moeten maken. Wij vinden voor die uitzondering grond in Uw besluit van 23 Maart 1920 no. 158R/74, waarbij aan de vereeniging voor Middelbaar Technisch- en Ambaclitsonderwijs, in verband met meerdere uit gaven voor bezoldiging van het personeel aan hare scholen, een vermeerdering van subsidie werd toege staan. Ook in het onderhavige geval zou het personeel gedupeerd worden, als de gemeente weigerde het aandeel in de kosten van de Industrie- en Huishoud school te verhoogen. Op billijkheidsgronden tegenover het personeel, in verband met eene reeds genomen beslissing tegenover anderen, die in hetzelfde geval verkeeren, hebben wij alzoo de eer U in overweging te geven, zulks met behoud van de gestelde voorwaarden, op het adres van het Bestuur eene gunstige beschikking te nemen, mits de uitkomst van de rekening van de gemeente over 1919 de uitgave toelaat. De heer Terpstra hoorde zoo pas van den heer Berghuis, dat er over 1919 geen overschot was. Van wat voor overschot is dan in het advies sprake De heer Berghuis (wethouder)Op het verhoogde in het voorstel is al gerekend bij de begrooting. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met algemeene stemmen aangenomen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1920 | | pagina 8