270 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Juli 1920.
Voortzetting der vergadering op Woensdag 14 Juli.
betwijfelt hij ten zeerste, want professor Aengenent,
een bekend uitlegger van de Encycliek Rerum Novarum,
acht alleen den kindertoeslag in een absoluut familie-
loon verdedigbaar.
De heer Visser heeft echter als grondslag genomen
de behoeften van den werkman en nu zegt juist
professor Aengenent, lijnrecht in tegenspraak met
den heer Visser, „dat de behoeften van den werkman
den maatstaf van het loon niet kunnen zijn". Andere
katholieke economen, zooals professor van Aken,
zeggen hieromtrent
„Het is duidelijk, dat de Paus het oog heeft op
„gewone omstandigheden. Men zou dus óók kunnen
„zeggen In normale omstandigheden moet het loon
„toereikend zijn voor het levensonderhoud van den
„arbeider.
„Als men maar steeds voorop blijft stellen, dat het
„bestaansminimum de grens is naar onderen, dan is
„de eigenlijke maatstaf voor een rechtvaardig loon
„de waarde der gepresteerde diensten.
„Wie inderdaad denzelfden arbeid verricht, moet
„ook hetzelfde loon ontvangen, onverschillig of het
„een man is of een vrouw."
Dat is dus in lijnrechten strijd met hetgeen de
heer Visser naar voren heeft gebracht. Het ging toch
juist om de kwestie, dat de behoefte van den werk
man de grondslag moest zijn van het loon, terwijl
de heer Visser hierbij als grondslag nam den sociaal-
democratischen gedachtengang. Spreker wil er wel
op wijzen, dat inderdaad de sociaal-democraten het
inkomen willen bepalen naar de behoeften, maar zij
staau tevens op het standpunt, dat deze grondslag
in de kapitalistische samenleving niet tot stand kan
worden gebracht. Dan moet er eerst tot stand komen
een nieuwe samenleving, een socialistische samen
leving. In de tegenwoordige samenleving zou een
loon naar behoefte niet in het belang van den werk
man zijn, omdat het tengevolge zou hebben een
loondruk voor de ongehuwden en voor gezinnen met
een lager kindertal.
Door verschillende schrijvers en sprekers van de
rechterzijde wordt ook dit standpunt gedeeld. Het is
een der eersten uit de christelijke vrouwenbeweging,
Johanna Naber, die sterk optreedt tegen het vormen
van gezinsloon. In een ingezonden stuk in het
„Handelsblad" laat zij een waarschuwend woord
hooren tegen het drijven om bij eenige salarieering
de ongehuwden achter te stellen bij de gehuwden.
Op het Tweede Christelijk Sociaal Congres, waar
over den kindertoeslag is gesproken, is het de heer
Schokking geweest, die dit onderwerp heeft ingeleid.
Nu is het eigenaardige van dezen spreker dat hij in
de conclusie van zijn referaat heeft vooropgezet dat
hij van meening was, dat de kindertoeslag een zeer
goede loonbepaling kon zijn. In het debat komt deze
spreker echter zelf tot de opmerking dat hij aanvan
kelijk veel meer voor kindertoeslag was dan na zijn
onderzoek.
Verder zegt hij „Toch is de opvatting, dat de
overheid met het kindertal moet rekenen, niet zonder
bedenking. De kindertoeslag werkt namelijk remmend
op het grondloon. Maar juist in de algemeene be
looning moet hooger stijging komen" en ten slotte
„Is de kindertoeslag alzoo aan te bevelen, zij hangt
„zoo nauw samen met andere vragen, die de loon-
„kwestie beheerschen, dat de aanbeveling niet onvoor-
„waardelijk kan zijn".
Zoodat men zonder oplossing van deze kwestie
van het congres komt.
Spreker gelooft, dat hij met deze aanhalingen van
christelijke schrijvers en sprekers wel genoegzaam
heeft aangetoond, dat de door de rechterzijde voor
gestelde kindertoeslag niet een christelijk loonsysteem
is, omdat hij door verschillende katholieke en christe
lijke sociologen wordt verworpen.
Spreker zou gaarne zien dat de kindertoeslag niet
werd opgenomen in het loonsysteem, omdat dit niet
in het belang is van de arbeidersklassen en de grond
slag van een gezonde salarisactie er door wordt
ondermijnd.
De heer Collet zegt dat in een vorige vergadering
er op gewezen is, dat de Raad kennis moest dragen
hoe hoog de kosten van de loonen waren. Het college
heeft nu de verhooging der loonen geschat op een
bedrag van f 201300.Door spreker is daaromtrent
nu ook een zeer nauwkeurige berekening gemaakt en
nu gelooft hij toch, dat het college dit bedrag te veel
naar boven heeft gebracht. Spreker kan zich vergissen
doch het bedrag, wat de gezamenlijke verhoogingen
moeten kosten, berekent hij op ruim 176000.Dat
zijn dus de gezamenlijke verhoogingen die, zooals de
heer Oosterhoff terecht heeft opgemerkt, gedeeltelijk
moeten worden gedragen door de bedrijven, hier het
gas- en het electriciteitbedrijf. Dit laatste zal, als het
voorstel van het college wordt aangenomen, tot die
meerdere kosten moeten bijdragen voor ruim ƒ4200.
de gasfabriek voor ruim 34000.zoodat, wanneer
men deze 34000.en ruim 4000.in totaal
aftrekt van de f 176000.de salarisverhooging dus
aan de gemeente zal komen te kosten en voor zoo
verre zal drukken op de begrooting voor een bedrag
van f 138000.Het college heeft gezegd, dat het
gezamenlijk bedrag zal beloopen ruim f 201000.
maar spreker wil herhalen, dat hij gelooft, dat dit
bedrag een f 25000.te veel naar boven is gebracht.
De heer Oosterhoff heeft er op gewezen, dat het
publiek moet weten, dat men door deze loonsver-
hooging meer belasting zal moeten betalen. Laat men
dan echter niet te veel naar boven gaan en, als het
niet behoeft, de schrik niet grooter doen worden. De
heer Oosterhoff heeft er ook op gewezen dat men
aanstonds door de loonsherziening ook duurder gas
zal krijgen. Spreker weet echter zeker dat, wanneer
de kolenprijs dit jaar niet meer naar boven gaat, de
gasprijs op 16 cent kan blijven, wat in Leeuwarden,
bij andere gemeenten vergeleken, al zeer laag is. Die
prijs behoeft dan niet meer naar boven te worden
gebracht, dat is dan niet noodig.
De heer Jansen kan in tweede instantie nog korter
zijn dan den eersten keer, maar moet noodzakelijk
nog op enkele dingen terug komen. Hij zal niet doen
zooals de heeren Dijkstra en De Boer en niet de
groote politiek er bij halen, maar zeer bescheiden
zijn en alleen den toestand, zooals die in Leeuwarden
is, constateeren. Wij hebben hier dan op het oogen-
blik salarissen en loonen, die schrijnend zijn ten op
zichte van die de uit particuliere bedrijven. Door de
sociaal-democraten is hier in hun toelichting al op
gezinspeeld, doch spreker meent, dat de door den
Raad ontvangen voorgestelde salaris-herziening van
Burgemeester en Wethouders met de werkelijkheid
den spot drijft, terwijl door hen toch slechts enkele
groepen per amendement werden verhoogd. Bij zijn
cijfers heeft spreker niet gehoord naar de moderne
bonden, maar hij heeft voor zichzelf de werkelijkheid
laten spreken en hij gelooft dat hij met de amende
menten, die hij lieett voorgesteld en waarbij hij een
eenigermate logische leiding heeft genomen, iets dichter
bij de werkelijkheid komt, hoewel hij niet vermeent
het verlossende woord te hebben gesproken, integendeel.
Maar als spreker aan de overzijde de pertinente vraag
steltZijt gij overtuigd, dat een gemiddeld gezin van
man, vrouw en vier kinderen met f 30.toe kan?
dan meent hij dat die vraag ontkennend moet worden
beantwoord, omdat de prijsstijging de laatste dagen
weer zoo schrikbarend is.
De heer De Boer heeft kortelings gesproken over
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Juli 1920. 271
Voortzetting der vergadering op Woensdag 14 Juli.
den kindertoeslag. Nu heeft spreker voor zichzelf
niet het gevoel een specialiteit daarin te zijn, maar
toch acht hij het een voorrecht daarvoor steeds weer
een pleitbezorger te mogen zijn en deze steeds weer
te verdedigen. De heeren van de overzij spreken
echter altijd tegen beter weten in.
De heer Dijkstra: Dat is kras!
De heer De Boer Prachtig
De heer Jansen. Bij de debatten van 14 October
1919 was de heer Terpstra een principieel tegenstander,
toentertijd heeft hij den kindertoeslag principieel be
streden, maar hij is vandaag niet meer een principieel,
bestrijder; hij wenscht den kindertoeslag niet te zien
doorgevoerd in de gemeentebedrijven, omdat hij daarin
ziet een particulier bedrijf. De heer Terpstra heeft
dus zijn eerste standpunt verlaten en als hij nu nog
een kieine zwenking maakt naar sprekers richting, is
hij aanstonds voor diens amendement.
Wat de heer De Boer omtrent den kindertoeslag
naar voren brengt raakt kant noch wal. Hij noemt
wel den heer Schokking, maar dat is geen specialiteit
op dit gebied en ook de vrouwelijke rechtsgeleerde,
die hij noemt, is dat niet. Had hij dr. Van der Laar
genoemd en dien geciteerd, dan was hij wel anders
uitgekomen. De heer De Boer staaft altijd zijn be
weringen met de groote politiek. Wanneer wij echter
voor een gezin met 2 kinderen als grondslag nemen
een loon van 30.is de heer De Boer dan over
tuigd, dat daarvan ook een gezin van 8 personen kan
leven Hij zal moeten toegeven van „neen". Daarom
mag men op dien grondslag het voorstel doen om het
grondloon te bepalen voor een gezin met 2 kinderen
en dan een toeslag te geven voor het derde kind enz.
En dan kan de heer De Boer met geen enkel woord
bewijzen dat dit stelsel loondrukkend werkt.
De heeren Tulp, Rengers en Oosterhoff spreken
over de financieele gevolgen voor de gemeente.
Spreker gelooft dat, zooals de heeren Dijkstra en
Terpstra terecht hebben opgemerkt, de Raad de ambte
naren en werklieden in gemeentedienst niet verant
woordelijk mag stellen voor de berooide gemeente-
financiën, door met opzet hun loonen beneden peil te
laten. Dan komen de lasten op de schouders van
enkelen en niet op die van de geheele burgerij. De
gemeente moet integendeel ook voor de particuliere
bedrijven een goed voorbeeld geven en een model
werkgeefster zijn.
De heer Dijkstra vraagt het woord.
De VoorzitterU hebt het al drie keer gehad.
De heer DijkstraNiet, als U mij niet onderbroken had.
De heer Postma zegt dat de bewering, in den
aanvang door den Schoondermark tot alle partijen
gericht, even daarna werd aangedikt door den heer
Dijkstra, speciaal tegenover de rechtsche raadsfractie,
welke, volgens den heer Dijkstra, er niets voor gevoelt
om den arbeidersstand te verbeteren, omdat alles,
wat zoogenaamd „rechts" is, volgens de leer der
sociaal-democraten dienaar is van het kapitaal, zoodat
volgens den heer Dijkstra, de amendementen, van
rechts ingediend, niets anders beoogen dan een politiek
voordeel van de rechtsche fractie. Spreker kan deze
bewering wel laten voor wat ze is en zal niet meedoen
aan die politieke haarkloverij, overtuigd als hij is,
dat noch de gemeentewerklieden, noch de ambtenaren
er belang bij hebben, noch dat de goede gang van
zaken er door bevorderd wordt. Wat sprekers over
weging wel is, is dat hij den heer Dijkstra de vraag
wil stellen of hij ooit kennis heeft genomen van het
katholieke standpunt in het arbeidersvraagstuk. Spreker
bedoelt hiermee niet de historische feiten en ook niet
de houding die sommige katholieke werkgevers zich
hebben veroorloofd ten opzichte van de werklieden
en zich nog veroorloven. Dat zijn feiten, die ook
spreker afkeurt en houdingen, die ook hij afkeurt.
Spreker bedoelt de leer der katholieke kerk als zoo
danig, haar leer over het arbeidersvraagstuk in het
algemeen en over het loonvraagstuk in het bij
zonder. Als de overzij daarvan eens grondig kennis
nam, zou de heer Dijkstra tot de conclusie komen,
dat er meer instellingen zijn, die den werkman willen
opheffen en dat het niet alleen de sociaal-democratie
is, die dit voorrecht heeft, al matigt zij zich dat ook
aan. Spreker wil thans alleen wijzen op het loon.
Het standpunt der katholieke economen is, dat het
zoo moet zijn, dat het toereikend is voor het levens
onderhoud, dat een spaarzaam en eerzaam werkman
met zijn gezin noodig heeft en dat er bovendien nog
iets gespaard kan worden voor kwade dagen, door
ziekte of andere moeilijkheden ontstaan. Ziedaar het
standpunt, waarvan de katholieke kerk uitgaat en
steeds uitgegaan is en waarmee ook spreker steeds
rekening zal houden.
Ten opzichte van den kindertoeslag komt men van
de overzijde steeds met het argument, dat dit is een
druk op het loon. Voor spreker heeft dit argument
geen waarde. Wanneer de kindertoeslag wordt toe
gepast, zooals sprekers fractie verlangt, dus naast een
goed grondloon, dan is er geen sprake van loondruk.
Spreker zou wel gaarne willen weten, waarom men
steeds zoo ageert tegen kindertoeslag op het loon,
terwijl men het toch wel geeft bij de uitsluiting of
bij stakingen. Als men het dan bij het eene wel toepast,
moet men bij het andere niet achterblijven.
De heer Dijkstra vraagt wederom het woord.
De Voorzitter vraagt of de Raad het goed vindt
dat de heer Dijkstra voor de vierde maal het woord
krijgt. Spreker zal het dan echter ook aan anderen
moeten geven.
De Raad staat dit toe.
De heer Dijkstra zal van de toestemming van den
Raad geen misbruik maken en zich. alleen bepalen
tot de woorden van de heeren Postma en Jansen.
De heer Jansen stelt aan de sociaal-democraten de
vraag of zij van meening zijn dat een groot gezin
van 30.kan bestaan. Spreker persoonlijk is nu
van meening, dat dit loon te laag is. Maar de heer
Jansen voegt er bij, dat hij niet wil spreken over de
algemeene politiek en dat kan spreker best begrijpen,
omdat de heer Jansen de kapitalistische politiek dezer
regeering ondersteunt. Dat is de oorzaak van alles.
Een loon van 30.is niet voldoende, maar een
van f 35.ook niet. En als de prijsstijging zoo
doorgaat, dan is de loonsverhooging al weer bijna
geneutraliseerd, voor de menschen het in de vingers
krijgen. De zaak moet wel degelijk in verband worden
gebracht met dq algemeene politiek. Met dat zoekend
tasten is er geen aardigheid aan het debat. De be-
lastingpolitiek dezer regeering is oorzaak van de ver
hooging der loonen, het is een riem zonder eind, de
prijzen stijgen en de loonen worden verhoogd, dat
ligt in het wezen van de zaak zelf.
Den heer Postma, die een uitdrukking bezigt als
„politieke haarkloverij", wil spreker zeggen, dat dit
geen haarkloverij is. De sociaal-democraten spreken
ook niet voor hun pleizier over de politiek, derhalve
moet men er zoo'n schuine uitlegging niet aan geven.
Dat is alles te wijten aan het maatschappelijk gebeu-