Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Juli 1920.
twee maal moeten betalen, omdat de gemeente steeds
schade lijdt, wanneer zij maar eenmaal betaalt.
Spreker is ook nog tegen deze winstmakerij door
middel van retribution, omdat het dwars tegen het
belastingstelsel ingaat. Dit laatste laat betalen naar
de draagkrachtdie 't meeste inkomen heeft moet
ook 't meeste betalen. Als men in deze winst van de
gasfabriek meegaat, krijgt men precies het tegenover
gestelde de arbeiders en groote gezinnen moeten
meer betalen dan de kleine gezinnen. Dat is dus in
lijnrechten strijd met het belastingstelsel. Spreker
kan niet voelen voor de idee van den heer Oosterhoff
en hoopt dat deze bepaling inzake de retributiën uit
de verordening wordt weggenomen.
De heer Oosterhoff merkt op dat het laatste, wat
wethouder Schaafsma zegt, absoluut waar zou zijn,
als vast stond dat de retributiën geen reden van be
staan hadden als het dus een verkapte winstmakerij
was. Dat is echter niet aangetoond. Spreker moet
erkennen dat de heer Schaafsma uit de drie door
spreker genoemde voorbeelden het zwakste heeft ge
nomen, dat is heel handig geweest. Spreker geeft toe
dat alleen voor de schade, door de provincie aange
bracht, de gemeente het recht heeft om vergoeding
te vorderen. Zijn andere voorbeelden zijn naar spreker's
oordeel echter sterker, dit voorbeeld kan men dan
ook gevoegelijk voorbijgaan in dit geval. De verge
lijking met de provincie is niet zoo sterk, omdat hier
tusschen twee openbare lichamen een overeenkomst
wordt gesloten, waarbij de theoretische regelen niet
zoo zorgvuldig zijn toegepast. Spreker zou echter wel
eens eeu antwoord willen hebben op zijn beide andere
voorbeelden, die van de telefoon en de waterleiding.
De gemeente bedingt daar wel degelijk voordeelen
tegenover de rechten, die zij geeft. Daaruit blijkt
dat men particuliere lichamen wel laat betalen voor
de gunsten en rechten, welke zij genieten. Wil men
dan ook een gemeentebedrijf zuiver opzetten, dan
moet men dit precies zoo doen. Als dat juist is, zoo
als spreker meent, dan moet men ook toegeven, dat
deze retributiën moeten blijven gehandhaafd.
De heer De Boer kan volstrekt niet met den heer
Oosterhoff meegaan. Deze vergelijkt twee heel ver
schillende dingen een onderlinge verrekening van de
gemeente-eigendommen en een vereffening van de
gemeente .met een particulier door middel van retri
butiën, wat gebaseerd zou zijn op recht of recht van
bezit. Dat geldt echter voor de gemeente niethet
privaat bezit kan bij de gemeente worden uitgeschakeld,
daarmee is dus geen vergelijking te trekken. We
krijgen nu een nieuwen toestand in de gemeente, het
is een kwestie die de gemeente- of gemeenschaps
eigendommen onderling betreft, 't gaat niet tegen een
particulier en dus vraagt men ook niet die vergoedingen,
welke men voor een particulier wel laat gelden.
De heer Schaafsma (wethouder) wil graag voldoen
aan het verzoek van den heer Oosterhoff, die toegeeft
dat zijn eene voorbeeld niet erg gelukkig was, doch
graag een antwoord heeft op zijn andere voorbeelden.
Een vergoeding voor de telefoon is destijds wel ge
vraagd en ook gegeven in den vorm van vrij gebruik
van de telefoon, doch sedert het Rijk de telefoon
heeft overgenomen, laat het Rijk daarvoor heel ge
moedelijk betalen. Toen die zaak particulier was, was
het ook vrijwel gelijk met de waterleiding. Doch
spreker staat op 't standpunt dat al die bedrijven
aan de gemeente moeten worden gebracht en door
de overheid moeten worden geëxploiteerd. Als de
waterleiding niet is aan de gemeenschap, dan is het
een zaak om winst uit te maken, dus geen algemeen
belang. Geeft men echter die bedrijven, wanneer zij
aan de gemeente behooren, zekere concessies, dan
moet de gemeente daar tegenover geen vergoeding
eischen om van de winst ook iets te willen hebben.
Zoo ook bij de gasfabriek, een overheidsbedrijf dat
wordt bestuurd en gefinancieerd door de gemeente.
Daar moeten de resultaten uit de gemeenschap ook
aan de gemeenschap ten goede komen. Dan moet de
gemeente aan de gasfabriek, die haar exploitatie toe
past in eigen gemeentegrond, daarvoor geen retributiën
vragen. Dat standpunt is verkeerd en moet worden
afgeschaft.
De heer Oosterhoff zou willen voorstellen de retri
butiën van de buizenleidingen te behouden.
De VoorzitterDan moet U een voorstel maken.
Het voorstel van den heer Oosterhoff blijkt in-
tusschen niet te worden ondersteund,, zoodat het is
vervallen.
De algemeene beraadslagingen worden gesloten.
Wordt overgaan tot artikelsgewijze behandeling
der wijzigingen.
De wijzigingen sub I-V op de oude artikelen 1-12
worden onveranderd vastgesteld.
Punt VI.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Oosterhoff merkt op dat uit het nieuwe
artikel in de eerste alinea is verdwenen het woordje
„kolen". In het oude artikel staat„Aanbesteding
van kolen en magazijngoederen", nu staat er alleen
„Aanbesteding van magazijngoederen". Omdat het
college niet bij de openbare aanbesteding kan zijn,
is deze bepaling uit het geheele artikel verdwenen.
Nu staat er alleen nog„Inkoopen, waarvoor geen
openbare aanbesteding wordt gehouden, geschieden
door den directeur in overleg met den voorzitter van
de commissie van bijstand". Zal nu zonder een lid
van het college de directeur met den voorzitter van
de commissie van bijstand den aankoop van kolen doen
Dan heeft spreker daar ernstig bezwaar tegen, omdat
dit een zeer belangrijke aankoop is en deze dan
buiten Burgemeester en Wethouders om zal geschieden.
De heer Schaafsma (wethouder) zegt dat het vol
komen juist is, zooals de heer Oosterhoff het ziet.
De wijziging van het artikel vindt haar oorzaak hierin,
dat er wordt aangepast aan de werkelijkheid, die
sedert jaren, ook reeds voor de distributie, gold en
ook nu wordt toegepast. Daarom wordt voorgesteld
het artikel zoo te wijzigen, omdat jaren en jaren het
college over den inkoop van kolen heelemaal niets had
te zeggen. Thans is de zaak nog aan 't Rijk, maar
voor den oorlog had het college ook al niets te zeggen,
en als straks de rijkskolendistributie achter den rug
is, gaat het weer precies als voor den oorlog. Dan
worden de kolen gekocht door den directeur in over
leg met de centrale inkoopcommissie der noordelijke
gasfabrieken. Nooit wordt bij de levering van kolen
door Burgemeester en Wethouders een beslissing ge
nomen.
De heer Oosterhoff gelooft werkelijk dat de Wet
houder van Bedrijven hier niet juist is. Spreker her
innert zich heel goed, dat indertijd, toen hij nog deel
uitmaakte van het college, er lijsten werden opge
maakt door den directeur van de aangeboden soorten
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Juli 1920. 313
en dat dan daaruit verschillende soorten door Burge
meester en Wethouders werden gekozen. Het college
van Burgemeester en Wethouders besloot dan, spreker
geeft dat toe, in hoofdzaak overeenkomstig het advies
van den directeur, maar het besluit was toch bij
Burgemeester en Wethouders. En dat lijkt spreker
ook de juiste weg, omdat het over tonnen loopt.
Spreker wil volstrekt niet zeggen dat hij wantrou
wen heeft tegen den leider der gemeentebedrijven,
maar hij ontkent dat de praktijk zoo is geweest als
deze zegt.
De heer De Boer zegt dat zijn sympathie is bij het
idee van den heer Oosterhoff, maar de practijk gaat
het afwijzen. Men komt niet tot overleg' met het
college van Burgemeester en Wethouders. Bij handels
aangelegenheden is daar meestal geen tijd voor. Er
is dan slechts een formeel overleg met een van de
leden van het college. De voorzitter van de com
missie van bijstand zou ook nog vooraf verslag moeten
uitbrengen aan Burgemeester en Wethouders, wanneer
het college moest beslissen. Spreker gelooft daarom
dat ten opzichte van dit artikel geen groote bezwaren
moeten worden gemaakt.
De heer Oosterhoff gelooft dat de bezwaren, welke
de heer De Boer noemt, niet zoo gewichtig zijn. We
weten wel dat de factuurprijzen ieder oogenblik kun
nen veranderen, maar de voorziening van kolen ge
schiedt ook slechts een of twee maal per jaar. Als
het dus trof op 't allerslechtst, dat er b.v. een aan
bieding kwam met een heel korten termijn, zou het
college van Burgemeester en Wethouders daarvoor
toch wel even bij elkaar kunnen komen, 't Is een
formeele kwestie, maar spreker vindt het zoo eigen
aardig dat bij dergelijke belangrijke aankoopen de
goedkeuring slechts gebeurt door éen lid van het
college en dat zij niet worden gesanctionneerd door
het geheele college. Spreker wil dan ook voorstellen,
dat aan het artikel een aparte alinea wordt ingevoegd,
dat de aankoop van kolen geschiedt door Burgemeester
en Wethouders, op advies van den directeur, de com
missie gehoord.
De Voorzitter deelt mede dat er een amendement
is ingekomen van den heer Oosterhoff op het nieuwe
art. 12 (oud 13) om na de derde alinea in te voegen:
„Aankoop van steenkolen geschiedt door Burge
meester en Wethouders op advies van den directeur,
de commissie gehoord".
De heer Tulp heeft tegen dit amendement niet zoo
veel bezwaar, maar zijn de offertes zoo langen tijd
van kracht dat de directeur eerst de commissie kan
hooren, dan Burgemeester en Wethouders bij elkaar
kunnen worden geroepen en eindelijk, als deze besloten
hebben, de offerte kan worden geaccepteerd? Duurt
zoo'n offerte zoo lang?
De heer Schaafsma (wethouder) heeft wel bezwaar,
tegen het amendement van den heer Oosterhoff om
den aankoop van steenkolen te doen geschieden door
Burgemeester en Wethouders op advies van den direc
teur, de commissie gehoord. Dat is nogal ingewikkeld.
Komt dat in de verordening, dan zal eerst de com
missie moeten worden gehoord, dan de directeur ad
vies moeten uitbrengen aan Burgemeester en Wet
houders en dan eerst kunnen dezen komen met een
beslissing. Spreker zou dan ook namens de gascom-
missie willen voorstellen een nieuwe herziening van
het artikel. Hij is echter overtuigd dat het amende
ment-Oosterhoff bloote theorie is, maar dat de prac
tijk tot het nieuw voorgestelde artikel is gereduceerd.
En wat heeft men nu aan een theorie buiten de prac
tijk? Wat in het amendement wordt gezegd is een
veel te lange weg.
De heer Berghuis (wethouder) zou den Raad dit
voorstel willen doen, dat er eerst gestemd wordt over
het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Wordt
dit aangenomen, dan wordt het koopen der kolen
overgelaten aan den directeur met de commissie. Mocht
het niet worden aangenomen dan kunnen Burgemeester
en Wethouders ten aanzien van den aankoop van
kolen met een nieuwe redactie komen. Het lijkt spreker
ook beter toe dat dan door de commissie van de gas
fabriek wordt beoordeeld of er een nieuw lid aan het
artikel moet worden toegevoegd.
De heer De Boer meent dat er zelfs geen bezwaar
tegen is, als de aankoop van steenkool alleen aan
den directeur der gasfabriek wordt opgedragen. Hij
krijgt toch zijn offertes en moet toch elke gedane
koop kunnen verdedigen. Spreker ziet niet in dat er
tegen deze regeling veel bezwaar staat.
De Voorzitter: Weer een ander idee in stemming.
De heer Oosterhoff zegt dat het voor hem alleen
een theoretische kwestie is. 't Is voor hem niet het
slimste dat de verordening den aankoop opdraagt aan
één persoon, maar wel, dat men daarvoor het college
van Burgemeester en Wethouders niet aansprakelijk
zal kunnen stellen en dat mag niet bij dergelijk be-
langiijke aankoopen. Er zijn andere dingen, zooals
de verkoop van sintels, die wel aan den directeur
kunnen worden overgelaten. Spreker's hoofdmotief is
echter, dat het te gek zou wezen dat Burgemeester
en Wethouders ten opzichte van den aankoop van
steenkolen geen verantwoordelijkheid zouden dragen.
De Voorzitter zegt dat er nu allerlei verschillende
voorstellen komen. Als waar is wat de heer De Boer
zegt
De.heer De Boer: Ik doe geen voorstel.
De VoorzitterU redeneert toch zoo, de aankoop,
zegt U, zooals die daar ligt, kan de directeur zelf
wel doen. Dan moet D met een voorstel komen.
Spreker meent dat de zaak nu maar moet worden
uitgemaakt en zal daartoe eerst in stemming brengen
de wijziging van art. 13 (oud), zooals die door het
college is voorgesteld en welke bij de commissie van
bijstand in bespreking is geweest.
De beraadslagingen worden gesloten.
Punt VI wordt met 11 tegen 9 stemmen aange
nomen, waarna de wijziging op het oude art. 13 onver
anderd wordt vastgesteld. Het amendement-Oosterhoff
is hiermee vervallen.
Vóór stemmende heeren Terpstra, Lautenbach,
Tulp, Zandstra, Berghuis, Schaafsma, O. F. de Vries,
De Boer, Dijkstra, Schoondermark en Collet.
Tegen stemmende heeren Postma, Visser, Dijstra,
Fransen, Oosterhoff, De Vos, Nijholt, IJ. de Vries en
Jansen.
(De heer Van der Werff is bij deze stemming niet
tegenwoordig).
De wijzigingen sub VII en VIII op de oude artt.
14 en 15 worden onveranderd vastgesteld.
Punt IX.
De beraadslagingen worden geopend.