316 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Juli 1920. De VoorzitterDe directeur van gemeentewerken wel. Per slot van rekening is het ontwerp toch van den directeur. De heer Fransen De ontwerper is wiens naam er onder staat. De heer 0. F. de Vries (wethouder) meent een mis verstand te moeten wegnemen. De ontwerper blijft de heer Stapensea, het plan is echter gewijzigd door den nieuwen directeur der gemeentewerken en ten slotte heeft de heer Stapensea zich ook met dit ge wijzigde ontwerp vereenigd. Burgemeester en Wet houders achtten het noodig dat degene, die de laatste hand aan het werk heeft gelegd en er zich volkomen in heeft gewerkt, in de vergadering aanwezig is. 't Is echter onnoodig dat er twee aanwezig zijn. De heer FransenMet dit verschil, dat de heer Stapensea berust in het ontwerp, dat door den direc teur is herzien en in overleg met hemzelf is gewij zigd. Daarbij blijft toch de heer Stapensea de ont werper van het plan en spreker meent dan ook, dat deze het recht heeft, hier zijn meening kenbaar te maken. De heer Schaafsma (wethouder) is het met den heer Fransen niet eens. Men moet niet vergeten dat er een speciale commissie is ingesteld, die zich bezig zou houden met het uitbreidingsplan. Die commissie heeft een deskundige genomen, doch deze deskundige is niet de deskundige der gemeente, maar die der com missie. De commissie heeft het ontwerp ingediend bij de gemeente, deze heeft het ontwerp gegeven aan den directeur der gemeentewerken en deze laatste heeft het plan bestudeerd en enkele wijzigingen aan gebracht, na deze te hebben besproken met den heer Stapensea. Nu is het voldoende dat in de vergade ring van raadsleden komt de directeur van gemeente werken, die de laatste hand aan het ontwerp heeft gelegd. In hoofdlijnen is het plan-Stapensea gevolgd, maar de detailleering is zuiver van den directeur van gemeentewerken. En spreker meent dat in bedoelde vergadering de vragen meer over de detailleering zullen gaan dan over de hoofdlijnen. De Voorzitter wil daarbij voegen dat de commissie zelf de overtuiging heeft dat zij is afgetreden. De commissie zou een plan ontwerpen en heeft daartoe dien deskundige benoemd. Maar zij voelt nu zelf dat zij af is, nu het resultaat van het werk der commissie is gezien door den directeur der gemeentewerken. Nu moet de zaak verder in den Raad in orde worden gebracht en daarvoor zal de Raad bijeenkomen en daarbij, om advies te kunnen uitbrengen, de gezond heidscommissie en voor het geven van inlichtingen, de directeur der gemeentewerken. De heer Fransen heeft er niet tegen dat die heeren er bij komen, maar als er vragen worden gesteld dan kan toch de ontwerper, die zijn ideëen in het ontwerp belichaamd heeft, betere inlichtingen geven. De Voorzitter't Zal blijken als de bijeenkomst is bijgewoond door den directeur van gemeentewerken. Is de heer Fransen dan niet voldaan, dan heeft hij nog altijd het recht te vragen het ontwerp te be spreken met den heer Stapensea zelf er bij. De heer Fransen 't Gaat niet over mij. De VoorzitterOf de Raad voldaan is natuurlijk, 't Is naar aanleiding van de reden, genoemd door den heer Schaafsma, dat Burgemeester en Wethouders komen met het voorstel om ook den directeur van gemeentewerken in de vergadering tegenwoordig te doen zijn. De commissie is af. De heer Dijstra veronderstelt toch dat de mogelijk heid bestaat, dat de leden van den Raad niet bevre digd zullen zijn door de toelichtingen van den direc teur. De Voorzitter zegt, dat wanneer de Raad niet bevredigd is, dan kan worden voorgesteld, een ver gadering te houden, waarbij de ontwerper aanwezig is De VoorzitterNaar aanleiding van de woorden van den heer Fransen De heer Dijstra Ik volg toch Uw betoog en als ik dan juist gis, zouden de leden twee maal bijeen moeten komen. Bestaat er een overwegend bezwaar tegen dat de ontwerper ook tegenwoordig is De VoorzitterJa, omdat dan de commissie wordt gepasseerd. De commissie is af. Dan zou men de geheele commissie moeten vragen en die zou dan haren deskundige moeten meebrengen. Dat wordt te omslachtig. De commissie voelt zelf zij heeft het zelf gezegd dat zij af is. Spreker vraagt of de Raad kan goedvinden dat Burgemeester en Wethouders den datum bepalen. Wanneer de Raad zegt, dat hij den heer Stapensea er bij wil hebben, laat er dan uit den Raad daartoe een voorstel komen, dan moet de meerderheid van den Raad het maar uitmaken. De heer Fransen stelt dan voor den ontwerper van het plan uit te noodigen op de vergadering. De heer 0' F. de Vries (wethouder) vraagt wat het voorstel-Fransen bedoelt, dat de ontwerper er alleen zal zijn en niet de directeur van gemeentewerken 't Wordt toch wat een vreemde geschiedenis als de twee heeren er beiden zullen zijn. Dan acht spreker het beter dat slechts een van beiden wordt uitgenoodigd, óf deze óf die. De heer Oostarhoff voelt in het voorstel-Fransen een bepaalde bedoeling. De heer Fransen noemt geen naam maar spreekt van de „de ontwerper", 't Is nu maar de vraag wie dat is. Is het plan van den heer Stapensea en daar gevoelt spreker iets voor, omdat deze over de wijzigingen is gehoord en de eenige is die zelfstandig is opgetreden dan is 't ook het meest voor de hand liggende, dat die wordt gehoord. Wethouder Schaafsma zegt dat de groote lijnen zijn van den heer Stapensea en het andere, de detail leering, van den directeur der gemeentewerken. De wethouder meent nu dat de besprekingen in hoofdzaak zullen loopen over de detailleering. Daarmee is spreker 't niet eens, hij meent integendeel dat 't in hoofdzaak zal gaan over de groote lijnen van het plan. De Voorzitter vraagt den heer Fransen nog of het zijn bedoeling is dat behalve de door Burgemeester en Wethouders genoemde personen de ontwerper er bij komt. De heer Fransen antwoordt dat dit de bedoeling is. Het voorstel van den heer Fransen wordt met 14 tegen 6 stemmen aangenomen. Vóór stemmende heeren Lautenbach, Postma, Visser, Tulp, Van der Werff, Dijstra, Fransen, Zandstra, Oosterhoff, De Vos, De Boer, Nijholt, IJ. de Vries en Jansen. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Juli 1920. Tegen stemmende heeren Terpstra, Schaafsma, O. F. de Vries, Dijkstra, Schoondermark en Collet. De heer Dijkstra vraagt of nu de directeur van gemeentewerken er niet bij komt. De Voorzitter merkt op dat duidelijk is gezegd dat het de bedoeling is dat, behalve de personen door Burgemeester en Wethouders genoemd, de ontwerper zal worden uitgenoodigd. De heer Nijholt zou graag willen dat vóór de bijeen komst een gekleurde teekening ter inzage werd gelegd. Spreker bedoelt niet die teekening, die ter inzage lag, die is afgekeurd. De heer 0. F. 08 Vries (wethouder)Er zijn geen gekleurde teekeningen. De VoorzitterDe teekening van Burgemeester en Wethouders hebben de raadsleden ook. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten het bepalen van den datum der bijeenkomst aan Burgemeester en Wethouders over te laten. V. Aan de orde is de vraag van den heer Lauten bach „Ondergeteekende zou een vraag willen stellen naar de bemoeiingen van de gemeente bij de ver strekking van turf aan de gemeentewerklieden". De interpellatie wordt geopend. De heer Lautenbach zegt dat voor hem zelf het stellen van de vraag niet meer noodig is, aangezien hij voor den aanvang der vergadering hierover met den wethouder heeft gesproken en een afdoend ant woord heeft gekregen. Hij zal nu echter ter wille van het publiek zijn vraag stellen en doen uitkomen hoe men van verschillende kanten samenrotte tegen de gemeente en een lezing aan de zaak gaf, zooals spreker thans laat hoorenDe gemeente laat een sleepboot met waardeloos goed, geladen in pramen, varen naar de Tjonger, tot demping van een zeker gedeelte. De sleepboot keert terug, de pramen ge laden met turf. Het vervoer geschiedt op kosten der gemeente, op kosten der gemeente wordt de turf rondbezorgd bij de werklieden en ambtenaren der gemeente en ook bij den waarnemenden directeur der reiniging. De verstrekking is daardoor zoo goedkoop, dat de handelaars in brandstoffen er schade onder lijden en zij gedwongen zijn hun turf goedkooper te verkoopen in deze gemeente Dat is de lezing van het publiek, zoo beknopt mogelijk weergegeven. Spreker zou nu willen weten, hoe het inderdaad geschiedt, hoe de regeling is om de werklieden en ambtenaren der gemeente aan goedkooper turf te helpen. Dat het bij den waarnemenden directeur gebeurde heeft spreker zelf gezien, het werd er op platte wagens naar toe gereden. Dat is dus geen praatje. De heer Schaafsma (wethouder) antwoordt. De zaak zit zoo Een sleepboot vaart het waardelooze puin naar den Tjonger, waar men nog bezig is met ver venen. Nu bleek den opzichter, den waarnemenden directeur, dat de turf daar aanmerkelijk goedkooper wordt verkocht dan in Leeuwarden. Aan spreker is toen gevraagd of het goed was, dat men eens een praamvol turf meenam, de ambtenaren en werklieden van de gemeentereiniging zouden die dan zelf koopen en men kon dan meteen zien, hoeveel goedkooper de turf geleverd kon worden. Spreker heeft toen ge zegd, daar niets tegen te hebben, ook bij Burge meester en Wethouders heeft hij de zaak ter sprake gebracht. Er zijn echter niet pramen vol turf mee gebracht, maar slechts één praam. Die eene praam turf is gekocht, daarbij is gerekend het vaarloon dat uit den aard der zaak niet te hoog is berekend, omdat de boot toch terug moest, maar er is iets gerekend het loon der werklieden, en de kosten voor het vervoer per as en het gebruik der paarden. Dit alles is omgeslagen over de kosten van de turf en nu kan spreker meedeelen, dat die turf nog aan merkelijk goedkooper kon worden geleverd dan die in de stad. Dat is voor spreker aanleiding geweest om ook te ti achten voor de gemeente zelf turf te krijgen voor lageren prijs. Dit ging echter niet, om dat de aanbesteding al reeds geweest was en er ook aan den Tjonger niet meer zooveel turf te krijgen was. De heer Tulp: Hoe hoog was de prijs? De heer Schaafsma (wethouder)Dertien gulden. En dat is niets bijzonders. Yan een kennis van mij te Ter Apel heb ik prijsopgaaf gekregen van eerste soort turf en deze komt ook met vracht- en losloonen aanmerkelijk goedkooper dan de hier verkochte turf. De heer Lautenbach is den wethouder dankbaar voor diens antwoord en daarover voldaan. Er is mee bewezen, dat de legende ten eenenmale onwaar is, omdat wel degelijk de onkosten worden omgeslagen over hen, die de turf ontvangen. De lezing, dat de belasting-betalers er weer voor opdraaien, in dus on juist. Spreker wist dit al wel, maar had met wet houder Berghuis afgesproken dat de zaak nog eens in 't openbaar zou worden herhaald dan was 't praatje afgeloopen. De interpellatie wordt gesloten. YI. De Voorzitter stelt aan de orde de vraag van den heer Dijkstra „Ondergeteekende verzoekt bij deze het woord naar aanleiding van een advertentie in de Leeuwarder Courant van 20 Juli 1920, waarboven staat Waar schuwing" (in verband met de uitsluiting van bouw materialen)." De interpellatie wordt geopend. De heer Dijkstra wil beginnen met te zeggen dat hij, toen hij de advertentie in de krant las, paf stond, niet over de advertentie als zoodanig, maar wel over het feit dat, zooals spreker zal voorlezen, onder de uitgeslotenen voorkomt Gemeentewerken te Leeu warden. Die advertentie luidt als volgt „Waarschuwing. „Aan H.H. Handelaren in Bouwmaterialen enz. „In opdracht van de Hoofdbesturen van den Bond „van Patroonsvereenigingen in Nederland en den Ne- „derlandschen R. K. Bond van Bouw-Patroons deelen „wij U mede, dat aan onderstaande personen en in stellingen te Leeuwarden niets door U mag worden „geleverd, noch direct, noch indirect, gedurende de „op 5 Juli 1920 ingegane uitsluiting in de bouwvakken „en gedurende een tijdvak van 7 jaren na afloop „daarvan, terwijl wij u daarbij tevens mededeeling „doen, dat voor het geval door U hieraan niet wordt „voldaan, geen der bij voornoemde organisaties aan gesloten leden gedurende deze uitsluiting en gedu rende vijf jaar daarna van u iets zal betrekken en „uwe firma bij alle landelijk aangesloten vereenigingen „zal worden gesignaleerd. „Leeuwarden, Juli 1920."

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1920 | | pagina 13