304 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Juli 1920.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Berghuis (wethouder) wenscht even een
paar mededeelingen aan den Raad te doen. Het col
lege van Burgemeester en Wethouders heeft in dubio
gestaan om vandaag met dit voorstel te komen of het
uit te stellen. Het bleek n.l. bij de behandeling en
vergelijking der verschillende salarissen, dat niet pre
cies was te overzien of in verband met de salarissen
der werklieden ook het verband bij de bedrijven was
verdwenen. Dit bleek bij het nagaan zeer moeilijk
vast te stellen, omdat op het oogenblik aan het col
lege de klassenindeeling ontbreekt. Spreker kan daar
om den Raad medodeelen, dat het ten opzichte van
een of twee ambtenaren bij de bedrijven mogelijk is,
dat het college over eenigen tijd nog komt met voor
stellen tot verhooging van de eventueele minima. Dat
hangt echter af van de klassen-indeeling, die zal
worden vastgesteld.
In de tweede plaats kan spreker namens het col
lege mededeelen dat bij de verhooging, die thans
wordt voorgesteld voor den adjunct-commies eerste
klasse, ook moet worden beschouwd het salaris van
den tegenwoordigen eersten klerk ten kantore van
den gemeente-ontvanger en dat dit laatste salaris
met het eerste regelmatigen tred houdt, wanneer de
Raad hiertoe besluit.
De heer Lautenbach memoreert dat hij e. a. de vorige
vergadering een amendement hebben ingediend op het
salaris van den keurmeester van vleesch en visch.
Burgemeester en Wethouders volharden echter blijk
baar in hun standpunt. Spreker heeft zich laten voor
lichten door den betrokken ambtenaar, dien hij reeds
tal van jaren als een zeer serieus persoon kent. Van
wat spreker dan ook in de vorige vergadering over
dezen ambtenaar heeft gezegd, is geen woord over
dreven. Zijn werkuren per week zijn 49, 451/2,
42 uur enz.in de allerwarmste week was het nog
38 uur, gemiddeld dus ongeveer 8 uur per dag. Het
verwondert spreker dan ook dat men dezen ambtenaar
wil afzouten met een bedrag, zooals Burgemeester en
Wethouders voorstellen. Hij kan dan ook niet anders
doen dan zijn amendement handhaven.
De heer Berghuis (wethouder) kan namens het college
van Burgemeester en Wethouders de verklaring af
leggen, dat sedert de vorige vergadering het college
ook daar, waar het meende dat dit noodig was, alle
inlichtingen heeft ingewonnen en dat naar aanleiding
hiervan het college moet blijven bij zijn voorstel. Met
deze salarissen zijn deze ambtenaren (de keurmeester
en de assistent-keurmeester) betaald. Den heer Lauten
bach geeft spreker'te kennen, dat de werkuren van
den keurmeester lang zoo hoog niet zijn.
De Voorzitter wenscht het amendenent Lautenbach
c.s., om het salaris van den keurmeester te bepalen
op 1500.en dat van den assistent-keurmeester
op f 350.in stemming te brengen.
De heer Terpstra vraagt, alvorens het amendement
in stemming wordt gebracht, nog het woord.
Spreker was van plan voor het voorstel Lautenbach
te stemmen, doch nu hoort hij van den Wethouder
van Financiën, dat de door den heer Lautenbach ge
noemde uren onwaar zijn. Dan verlangt spreker van
den Wethouder dat deze de uren opgeeft. Als het
waar is wat deze zegt, dat dus de door den keurmeester
opgegeven uren bedrog is, dan stemt spreker tegen het
amendement.
De heer De Vos had, toen in de vorige vergadering
over deze salariskwestie gesproken werd, een amen
dement willen indienen op het salaris van den assistent
keurmeester, om dit te brengen van 300.op ƒ500.
De zaak is toen echter aangehouden. Wat spreker
vreemd vond was, dat word voorgesteld het salaris
van den keurmeester te verhoogen van 1300,tot
1500.en dat van den assistent met slechts 50.
Dat is geen verhouding.
Bij nadere en ernstige overweging spreker weet
ook wel wat deze ambtenaren te doen hebben, hij kan
daarover oordeelen kwam spreker echter tot de
conclusie, dat hun werk op het oogenblik betaald is
met wat door Burgemeester en Wethouders is voor
gesteld. Spreker kan dan ook niet meegaan met het
voorstel-Lautonbach.
De heer Berghuis (wethouder) antwoordt den heor
Terpstra dat het college in de onmogelijkheid verkeert
om het aantal uren te noemen, daar dit geheel afhangt
van de wijze van uitvoering. Het college heeft echter
alle mogelijke inlichtingen ingewonnen en Burgemees
ter en Wethouders kwamen unaniem tot de conclusie
dat men tot zoo'n aantal uren, als de heer Lautenbach
noemt, nooit kan komen.
Het doet spreker plezier dat de heer De Vos deze
woorden spreekt, omdat de heer De Vos iemand is,
die, wat den werkkring van den keurmeester betreft,
daarover beter mededeelingen kan doen dan. een van
de leden van den Raad.
De heer Schaafsma (wethouder) zal tegen het amen
dement stemmen, omdat hij niet kan begrijpen, dat
de keurmeester aan de hand van zijn instructie zooveel
werkuren kan hebben. Men moet de zaak zien zooals
zij is. De keurmeester heeft niets anders te doen dan
noodslachtingen te controleeren en te berichten dat
vee met een hoogere waarde dan 90.voor de be
lasting moet worden aangegeven. En dan wordt hem
door de politie nog eens aangezegd om hier en daar
eens even te zien, maar dat kan voor hem nooit een
werkdag maken van 8 a 9 uren. Het beste, bewijs
hiervoor is dat, toen de vorige keurmeester Bijlsma
afging, er eerst gezocht is naar iemand, die het tijde
lijk opknapte. Daarvoor is toen genomen De Jong,
die het als bijbaantje graag voor 500.wilde doen.
Daaruit blijkt wel dat het absoluut een bijvak is.
De hulpkeurmeester is, naar spreker meent, een
belastingambtenaar, die in zijn gewonen tijd dus zijn
werk bij de belastingen doet, die hier en daar eens
wat rondneust of er ook frauduleus wordt geslacht,
dan daarvan kennis geeft aan den keurmeester en
dan
De heer Fransen is het te laat!
De heer Schaafsma (wethouder)Juist! en daarom
moeten we zoo noodig een abattoir hebben, want dan
is het meestal te laat.
Met het door Burgemeester en Wethouders voor
gestelde bedrag zijn deze ambtenaren echter voldoende
betaald.
De heer Jansen is het met de nieuwe voorstellen
van Burgemeester en Wethouders absoluut eens, wijl
de meeste nieuwe voorstellen van Burgemeester en
Wethouders van hem overgenomen amendementen zijn,
doch kan niets anders doen dan herhalen, wat hij in
de vorige vergadering in zijn amendementen heeft
gezegd, n.l. deze vraagHoe komt het dat het reden
van bestaan heeft, dat Burgemeester en Wethouders
de salarissen van den adjunct-commies le klas en den
adjunct-commies 2e klas verhoogen, terwijl daartusschen
in wordt geschakeld de le klerk, die op zijn salaris
blijft zitten Spreker heeft daar terecht in zijn memorie
van toelichting iets van gezegd, kan het college nu
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Juli 1920. 305
geen toelichting geven, hoe het komt dat deze cate
gorie van menschen niet in de verhooging is opgenomen?
De heer Berghuis (wethouder) zegt dat de heer Jansen
mogelijk denkt aan de le en 2e klerken. Het salaris
van de 2e klerken is echter in den Raad verhoogd en
gebracht op 1500.tot 1800.Toen moesten
de salarissen van de ambtenaren ter secretarie hierbij
successievelijk aansluiten, zoodat de functies van
adjunct-commies eerste en tweede klas worden ver
hoogd, waardoor een klerk ter secretarie dadelijk
aansluit bij een adjunct-commies 2e klasse.
De heer Jansen Maar in het salaris van den klerk
der lichtbedrijven is geen verandering gekomen, ter
wijl juist de tweede klerken in salaris werden ver
hoogd bij amendement.
De heer Berghuis (wethouder)Dat behoefde niet,
daar was aansluiting. Burgemeester en Wethouders
zijn van meening, dat het salaris van den adjunct
commies 2e klasse gelijk moet wezen aan het maximum
van den klerk.
Den heer Jansen is de zaak nog niet duidelijk. Zijn
vraag geldt den eersten klerk bij de bedrijven deze
was steeds geplaatst tusschen den adjunct-commies
eerste klas en den adjunct-commies tweede klas. Hij
staat nu in minimum gelijk met den adjunct-commies
tweede klas, dit is nog nooit zoo geweest, en beteekent
dus „achteruitgang".
De heer Lautenbach heeft de cijfers, die hij zooeven
heeft genoemd, niet kunnen controleeren, doch, zooals
gezegd, de keurmeester is een man, dien spreker al
eenige jaren kent en absoluut vertrouwt. Als een lid
van den Raad zich had veroorloofd om over een ambte
naar te spreken, zooals van den kant van het Dage-
lijksch Bestuur is gedaan, werd hij tot de orde geroepen.
Zooiets mag men niet doen als de betrokkene niet
aanwezig is om zich te verdedigen.
Spreker moet alleen nog zijn leedwezen uitspreken,
dat hier is gepoogd dezen ambtenaar in oen hoek te
zetten, waardoor hij tegenover het publiek in een
alleronaangenaamste positie wordt geplaatst, ook ten
opzichte van het werk, dat hij moet doen.
De heer Schaafsma (wethouder)Mij dunkt dat de
heer Lautenbach thans Burgemeester en Wethouders
op een minder nette wijze kwalificeert.
De heer Lautenbach: 't Geldt U niet!
Het amendement-Lautenbach c.s., om het salaris van
den keurmeester te bepalen op f 1500.wordt ver
worpen met 17 tegen 4 stemmen.
Vóór stemmende heeren Lautenbach, Van der
Werff, Dijstra en IJ. de Vries.
Tegen stemmen de heeren Terpstra, Postma, Visser,
Tulp, Fransen, Zandstra, Oosterhoff, Berghuis, Schaaf
sma, O. F. de Vries, De Vos, De Boer, Dijkstra,
Nijholt, Jansen, Schoondermark en Collet.
De VoorzitterHandhaaft de heer Lautenbach nu
zijn tweede amendement
De heer Lautenbach wil den assistent-keurmeester
niet aan dezelfde behandeling blootstellen. Spreker
trekt zijn amendement op diens salaris in.
De heer Tulp vindt de salarissen der lantaarnopstekers
wel wat klein, 't Is berekend op een uur per gang,
doch spreker gelooft dat de menschen het niet in één
uur kunnen doen, dat het dichter komt bij anderhalf
uur dan bij een uur.
De heer Schaafsma (wethouder) kan op de opmer
king van den heer Tulp antwoorden, dat men in de
opgave van den directeur der gasfabriek niet al te
precies moet kijken hoe lang de persoon loopt. De
persoon toch moet men hier wel degelijk bij in oogen-
schouw nemen. De eeno loopt vlugger dan do andere,
ieder heeft zijn bepaalde wijze van loopen, doch de
lantaarnopstekers schijnen nu juist niet de beste loopers
te wezen. Door den directeur der gasfabriek is vast
gesteld dat het loopen van de wijken, die we hier hebben,
in een uur kan worden gedaan. Dan heeft men
ouder de lantaarnopstekers allerlei soort van menschen
die dit baantje buiten hun gewone werk waarnemen
De heer Tulp Dat kan niets schelen.
De heer Schaafsma (wethouder) Dat kan niets
schelen, maar iemand, die een beetje aan den manken
kant is, loopt niet zoo vlug als een ander, die zijn
gezonde ledematen heeft. En als men dan het loon
gaat vaststellen naar den tijd, waarin degene, die aan
den manken kant is, de wijk loopt, dan komt men
niet goed weg.
De heer Tulp is het niet eens met wat de heer
Schaafsma zegt. Er is wel controle uitgeoefend van
den kant van de gasfabriek, maar heeft men ook
inlichtingen gewonnen bij de lantaarnopstekers zelf?
Spreker wel. De heer Schaafsma spreekt over manke
personen, maar men moet soms zien hoe hard manke
menschen kunnen loopen.
De controle bestond dan hierin, dat er een jong en
vlug opzichter met de menschen meeging. Dezen konden
zij niet bijhouden. De lantaarnopstekers hebben er
altijd een goeden gang in, spreker ziet ze alle avonden
voorbij komen. Ze doen hun werk bij nacht en op
Zondag ook, een ander wordt daar dubbel voor betaald.
In aanmerking genomen wat de menschen prestoeren
voor de gemeente en op welken tijd en ook dat de
gang van een uur te kort is genomen, vindt hij hun
belooning te gering. Hij stelt dan ook voor hun salaris
te brengen op 12.per week. Spreker dient dit
voorstel in.
De heer Jansen kan zich volkomen vereenigen met
de woorden van den heer Tulp. Spreker verwijst naar
de memorie van toelichting tot zijn amendement. Hij
heeft twee lantaarnopstekers gevraagd hoe lang ze
werk hebben en het antwoord was: als we vlug loopen,
zonder tegenspoed, vijf kwartier en anders anderhalf
uur. Altijd komt het echter gemiddeld op 20 uren per
week. En omdat die menschen steeds nachtwerk en
Zondagsarbeid verrichten, acht spreker voor hen een
loon van 12.alleszins billijk. Hij zal dan ook
zijn amendement handhaven.
De heer Visser merkt op, dat er gezegd is, dat
de menschen 's morgens en 's avonds telkens een uur
werk hebben. Dat kan gebeuren, maar men moet niet
vergeten, dat die menschen ook hun eigen bezigheid
hebben. Al zijn ze dan een uur op straat, ze worden
toch uit hun bezigheden weggehaald, zijn niet direct
weer aan den arbeid, lijden dus arbeidsverlies en zijn
zoo allicht anderhalf uur kwijt. Als men zich al een
uur op straat bevindt, doch daarmee anderhalf uur
uit zijn werk is, moet dit meerdere mee worden
aanvaard. En dan wordt in den regel voor een enkel
uur duurder uurloon berekend dan anders. Spreker is
daarom voor een loon van 12.