324 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 17 Augustus 1920.
daar zijn de menschen bang voor. Maar spreker wil
bij de zaak blijven en kan dan niet toegeven dat men
in den loop van het jaar aan den opzet van de be
grooting, niet voor een bedrag van 10 gulden maar
met een verlaging van f 41000.aan de begrooting
mag gaan tornen. Als men dat systeem volgt, staat
de geheele gemeente-begrooting absoluut op losse
schroeven, dan leeft men bij den dag en behoeft men
in 't geheel geen begrooting op te zetten.
Waarom zal men nu de gemeente-begrooting er bij
halen, terwijl het advies der gascommissie zeer duide
lijk zegt, dat de gasprijs moet worden verhoogd en
Burgemeester en Wethouders hier volkomen in mee
gaan, behalve dat zij niet een deel van het tekort
uit het reservefonds maar ook door de menschen die
het gas gebruiken, willen laten betalen.
De heer Berghuis (wethouder) wenscht den Raad
nog te waarschuwen tegen betaling van een deel van
het tekort uit het reservefonds, omdat, wanneer die
meerdere cent daaruit wordt betaald, dit eenvoudig
het volgend jaar moet worden ingehaald.
Het voorstel van den heer Nijholt wordt verworpen
met 13 tegen 7 stemmen.
Vóór stemmen: de heeren Nijholt, O. F. de Vries,
Tiemersma, Zandstra, Dijkstra, Jansen en De Boer.
Tegen stemmenmevrouw BuismanBlok Wij brandi,
de heeren Van der WerfF, Dijstra, Visser, Tulp,
Lautenbach, De Vos, Postma, Berghuis, Van Weideren
baron Rengers, IJ. de Vries, Fransen en Schoon-
dermark.
Aan de orde is thans het voorstel van Burge
meester en Wethouders zelf.
De heer Nijholt wil wel zeggen, dat hij nu zal
stemmen tegen verhooging van den gasprijs, omdat
Burgemeester en Wethouders het voorstel niet willen
aanhouden en ook geen moeite willen doen om in
een volgende vergadering duidelijk te maken of ver
hooging noodzakelijk is. Spreker weet niet of die
verhooging noodzakelijk is en zal er daarom niet
voor stemmen.
De heer Tulp is op de vergadering van de licht-
commissie, waar tot haar voorstel is besloten, niet
aanwezig geweest, maar was hij daar wel geweest,
dan zou hij zeker niet zijn meegegaan met het voor
stel om een deel uit het reservefonds te laten betalen.
Spreker begrijpt ook eigenlijk niet, hoe de heer Nijholt
bij het bepalen van den gasprijs den hoofdelijken
omslag kan halen. De gasfabriek is toch een apart
industrie-bedrijf, door de gemeente geëxploiteerd
De heer Nijholt: Dat moest zoo zijn
De heer Tulp vervolgt, dat het advies van den
directeur toch luidt„Bleef toch in de eerste helft
van het jaar de kostprijs van het gas iets beneden
den verkoopprijs, waardoor eenige winst werd gemaakt,
in de tweede helft zal de kostprijs, tengevolge van
de verhoogde kolenprijzen, stijgen boven den tegen-
woordigen verkoopprijs". Het zou dus al een zeer
ziekelijke exploitatie zijn, wanneer men dan ging ver-
koopen beneden den exploitatieprijs. En als de prijs
van het gas 18 en 19 cent is, dan zal deze gemeente
in 't land nog een heel goede figuur slaan, omdat
in verschillende gemeenten de gasprijs reeds 21 en
23 cent is. Spreker kan niet met het advies der gas
commissie meegaan.
De heer Tiemersma behoort ook tot degenen die
lid van de gascommissie zijn, doch die, toen de zaak
daar behandeld is, niet aanwezig konden zijn. Wat
betreft het advies der commissie om den gasprijs met
1 cent te verhoogen en het restant, in evening met
de uit de begrooting weggevallen retributie, te halen
uit het reservefonds, daarmee kan spreker zich niet
vereenigen. Doch uit het advies blijkt ook niet, dat
de tweede cent noodig is; de kostprijs komt binnen
en het moet toch in 't algemeen zoo zijn, dat die
prijs uit het gas wordt gehaald, ofschoon er nog
altijd wel eenige winst zal worden gemaakt. Waar
de gasfabriek zich dus wel bedruipen kan, zou spreker
het verstandiger vinden, voorloopig niet verder te
gaan dan tot verhooging met 1 cent. Een verhooging
met 2 cent lijkt hem hier niet gewettigd, ook omdat,
zooals er straks zeer terecht is opgemerkt, we dit
jaar een grooten meevaller hebben in de opbrengst
van den hoofdelijken omslag.
De heer Jansen wil, nu de zaak min of meer in
verband wordt gebracht met de belasting, opmerken,
dat hij door zijn werkkring nog al eens komt in
achterbuurten, waar hij heeft ondervonden dat daar
een groote belastingsdruk" heerscht, vooral onder
menschen, die beneden een zeker inkomen zijn aan
geslagen. Om nu dien menschen aanstonds nog weer
een verhooging van den gasprijs op te leggen, wat
zij niet kunnen betalen, daaromtrent is spreker over
tuigd, dat hij hiertoe niet mag meewerken. Daarom
zal spreker een amendement indienen, dat luidt als
volgt
„te lezen achter „het gas"„voor hen die zijn
aangeslagen in den hoofdelijken omslag, dienst 1920,
naar een belastbaar inkomen van 800.en hooger".
Het is dus de bedoeling om hen, die zijn aange
slagen naar een belastbaar inkomen, lager dan
f 800.vrij te stellen.
De heer Nijholt zegt, dat de heer Tulp het voor
stelt alsof spreker er voor te vinden is het gas lager
te leveren dan tegen kostprijs. Niets is echter
minder waar. Als spreker iets.wil, dan is het wat de
heer Tulp meent dat zoo is, n.l. een afzonderlijk be
drijf, los van de gemeentebegrooting, dat werkt zonder
verlies en zonder winst. Dat zulks dit jaar nog niet
het geval is geweest, blijkt wel hieruit, dat de gas
fabriek al 38,000.winst heeft gemaakt. Daarom
is het ook niet zoo'n groot bezwaar, dat zij ook eens
een paar maanden met verlies werkt, dan boekt zij
aan 't eind van het jaar nog geen verlies en heeft
zij het gas over het geheele jaar dus niet onder maar
zelfs nog boven den kostprijs geleverd.
De heer Tulp is het hiermee heelemaal niet eens.
Wanneer men het eerste halfjaar al eenige winst
heeft gemaakt, dan mag men daarom het tweede
halfjaar nog niet een verlies riskeeren.
Wat betreft het beschikken over een deel van het
reservefonds, dit mag eerst gebeuren in een nood
toestand. Men moet wel in aanmerking nemen, dat
niet gewoonweg bij een verhooging van den gasprijs
met 1 of 2 centen de reservekas mag worden aange
sproken. Een noodtoestand is hier niet, een gasprijs
van 18 en 19 cent is niet hoog.
De heer Lautenbach heeft van den directeur der
gasfabriek en ook in de lichtcommissie gehoord, dat
de productie van gas meer af- dan toeneemt, m. a. w.
dat de afname van gas meer afneemt dan toeneemt,
doordat de winkels, die den invloed van de hooge
prijzen ondervinden, ook meer aansluiting vragen bij
de electrische centrale. Daaruit volgt dat de winst
over het eerste gedeelte van het jaar niet zal kunnen
worden gehandhaafd, omdat de winst over het laatste
gedeelte vermoedelijk minder zal bedragen.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 17 Augustus 1920. 325
In de gascommissie heeft spreker opgemerkt dat
een verhooging van den gasprijs met 2 cent zoo
verbazend drukt, vooral op den kleinen man, doch
nadat spreker de toelichting van den Voorzitter en
van den wethouder van Financiën heeft gehoord,
acht hij het toch niet wenschelijk het reservefonds
aan te spreken, maar meent hij, hoe moeilijk hem
dat ook valt, op het voorstel van Burgemeester en
Wethouders in te moeten gaan.
De heer Berghuis (wethouder) weet niet of het
amendement-Jansen ondersteund wordt.
De Voorzitter: Wordt dat amendement ondersteund?
Dit blijkt wel het geval te zijn.
De heer Berghuis (wethouder) wenscht dan daar
over een enkel woord te zeggen, n.l. dat bij deze
regeling de gewraakte „toeslag" weder wordt inge
voerd, iets wat de Raad bij groote meerderheid had
verworpen.
De heer Jansen zegt dat de heer Tulp heeft ge
sproken dat hier geen noodtoestand aanwezig is.
Spreker beweert echter dat deze er wel is, vooral
voor den kleinen man, hoewel de middenstand en
anderen natuurlijk ook onder de aanhoudende prijs
stijging te lijden hebben. Nu komen Burgemeester
en Wethouders nog weer met een nieuwen belasting
druk, door 2 cent op den prijs van het gas te leggen,
en waar nu spreker den noodtoestand wel aanwezig
acht, meent hij dat zijn voorstel inzake een „toeslag",
als Burgemeester en Wethouders dat dan willen
hebben, wel is gemotiveerd.
De heer LautenbachAls men de aangeslagenen
tot 800.tegemoet komt, zooals het voorstel-
Jansen wil, dan zal men de bijzondere voldoening
hebben dit het volgend jaar van hen terug te vragen
door hoogere belasting. Dat is een politiek spelletje
waar spreker zich niet mede wenscht bezig te houden.
De beraadslagingen worden gesloten.
De Voorzitter zal het voorstel-Jansen, als zijnde
van een bijzondere strekking, het eerst in stemming
brengen.
Het voorstel-Jansen wordt verworpen met 17 tegen
3 stemmen.
Vóór stemmen: de heeren Postma, Dijkstra en
Jansen.
Tegen stemmenmevrouw Buisman-Blok Wijbrandi,
de heeren Van der Werff, Dijstra, Visser, Tulp,
Laufcenbach, De Vos, Nijholt, Berghuis, O. F. de
Vries, Van Weideren baron Rengers, Tiemersma,
IJ. de Vries, Fransen, Zandstra, De Boer en Schoonder-
mark.
Over het voorstel van Burgemeester en Wethouders,
dat hierna in stemming wordt gebracht, heeft staking
van stemmen plaats (10 tegen 10 stemmen) zoodat
de beslissing over dit voorstel tot de volgende ver
gadering wordt aangehouden.
Vóór stemmen mevrouw Buisman-Blok Wijbrandi,
de heeren Van der Werff, Dijstra, Tulp, Lautenbach,
De Vos, Berghuis, Van Weideren baron Rengers,
IJ. de Vries en Schoondermark.
Tegen stemmen: de heeren Visser, Nijholt, Postma,
O. F. de Vries, Tiemersma, Fransen, Zandstra, Dijkstra,
Jansen en De Boer.
5. (Agenda no. 6). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot wijziging der gemeentebegrootingdienst
jaar 1920.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
6'. Agenda no. 7.) Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot vaststelling van de rekening ingevolge
maatregelen, voortvloeiende uit den oorlogstoestand en de
distributie wet.
Dit voorstel luidt als volgt
Ingevolge het bepaalde bij art. 5, le lid, der ver
ordening betreffende de inkomsten en uitgaven ten
behoeve van de uitvoering der distributiewet en die
betreffende maatregelen in verband met den oorlogs
toestand (gem.blad no. 20 van 1918) hebben wij de
eer hiernevens aan U over te leggen de rekening van
inkomsten en uitgaven ten behoeve van bovenbedoelde
uitvoering en maatregelen over het jaar 1919.
Gemelde rekeningen ziin om advies in handen ge
steld van de Financieele Commissie, die blijkens het
hierbij overgelegde rapport geen aanleiding heeft ge
vonden tot het maken van op- of aanmerkingen,
In verband hiermede hebben wij de eer U voor te
stellen genoemde rekeningen vast te stellen en het
ten laste der gemeente komende verlies voor het jaar
1919 te bepalen op de navolgende bedragen
a. voor de uitvoering der distributiewet op
138,772.73
b. voor maatregelen in verband met den oorlogs
toestand op 199,243.941/a.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
7. (Agenda no. 8). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om hen te machtigen zich tot de Kroon te
wenden met verzoek het salaris van den Commissaris
van Politie te verhoogen.
Dit voorstel luidt als volgt
Bij de laatste salarisherziening is de bezoldiging
van de Directeuren der Gemeentewerken en der Licht-
bedrijven op den voet van hetgeen bepaald was voor
den Gemeente-secretaris vastgesteld op f 6000.tot
7000.Naar ons oordeel moet de salarieëring van
den Commissaris van Politie, die, naar luid van art. 191
der Gemeentewet, Uwe Vergadering en Gedeputeerde
Staten gehoord, door de Kroon wordt geregeld, gelijk
zijn aan die van ovengenoemde hoofdambtenaren. Zij
is thans, volgens het Koninklijk besluit van 19 ^.ugustus
1919 no. 45, gewijzigd bij dat van 17 April 1920, no.
100, sinds 1 Januari van eerstgemeld jaar f 3500.
tot 4500.met periodieke verhoogingen van 400.
300.en 300.om de 3 jaren.
Blijkens mededeeling van den Commissaris der
Koningin ligt het voorts in het voornemen van den
Minister van Justitie voor de vaststelling eener regeling
der kindertoelage voor de verschillende Commissarissen
van Politie de vereischte stappen te doen en wordt
Uw oordeel en dat van den burgemeester ter zake
gevraagd.
Lettende op de meer dan eens door U gegeven
uitspraak zijn wij met den burgemeester van gevoelen,
dat een dergelijke toelage geen deel van de bezoldi
ging van den Commissaris van Politie moet uitmaken,
zoodat wij U in overweging geven ons te machtigen ons
te wenden tot de Kroon om de jaarwedde van genoemden
titularis, gerekend met 1 Januari 1920, te bepalen op