848 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 September 1920.
heeft gegeven, maar zelfs verschillende beweringen
uit het rapport heeft toegestemd. Alle raadsleden
hebben echter een verweer van Patrimonium thuis
gestuurd gekregen, waarin wel iets anders wordt ge
zegd. Spreker zal daaruit dan ook het een en ander
aanhalen.
In hun rapport is door Burgemeester en Wethou
ders gezegd „Het is derhalve buiten twijfel dat het
„bestuur van do woningstichting reeds van den be-
„ginne af heeft geweten, wat trouwens ook voldoende
„uit het boven aangehaalde gedeelte van het schrijven
„van 30 Juli 1919 blijkt, dat de opgemaakte begroo-
„ting te laag was. Of en in hoeverre hier aan opzet
„bij den architect of bij het bestuur kan worden ge-
„dacht om met een niet te hoog nadeelig saldo den
„bouw bij den Raad meer aannemelijk te maken, wen-
„schen wij in het midden te laten".
Deze zaak is nu door den heer Visser op deze
manier behandeld, dat als verontschuldiging wordt
aangevoerd, dat de begrooting in Maart is ingediend
en de aanbesteding eerst zooveel maanden later heeft
plaats gehad, waardoor, in verband met de steeds
hooger wordende prijzen, de begrooting niet constant
kon zijn. Spreker stemt dit direct toe en ook Bur
gemeester en Wethouders zijn hierover totaal niet
gevallen. Maar iets anders is, wat in het verweer
schrift wordt gezegd, dat het bestuur er niet mee
bekend was, dat de raming te laag was. Eerst is er
gepoogd den bouw een aanvang te doen nemen door
een onderhandsche aanbesteding te doen plaats hebben.
Deze is echter niet doorgegaan en toen is er al direct
gezegd dat de begrooting minstens 75 a 80 duizend
gulden te laag was. Als het bestuur dan ook beweert,
niet te hebben geweten dat de begrooting zooveel te
laag was, dan komt dat het college al zeer onwaar
schijnlijk voor, zoodat Burgemeester en Wethouders
dan wel gerust in het rapport mogen zetten, dat het
bestuur niet met het werk op de hoogte was. De
opzet is zoo geweest, dat het bestuur en de uitvoer
ders wel wisten dat de begrooting te laag was.
Nu de gevallen omtrent de verhoogingen, die hebben
plaats gehad. De heer Visser zegt dat het bijbouwen
der loodsjes is geschied op bevel van den inspecteur
der volksgezondheid, den heer Le Pole. Dat was
echter geen bevel, maar enkel een wenschelijkheid
om die loodsen er bij te bouwen. Het zal niet bij
den inspecteur zijn opgekomen om daartoe een bevel te
geven, omdat hij daartoe het recht niet had. De
heer Visser heeft zelf gezegd dat de gomeente auto
noom is. Toen het bestuur van Patrimonium dus wist
dat de begrooting reeds ongeveer 75,000.te laag
was, heeft het nog een uitgaaf van f '23.000.ge
voteerd en daarover niet met Burgemeester en Wet
houders gesproken. In het verweerschrift wordt wel
gezegd „het feit schijnt minder voldongen geweest
te zijn, als Burgemeester en Wethouders willen voor
geven", omdat het bemerkt word toen de loodsen nog
niet afgebouwd waren, maar daar gaat het niet om.
Als hot niet bemerkt was, zouden die loodsen af ge
weest zijn en daarmee die 23,000.ook op.
Dezelfde kwestie was het ook weer bij het schilder
en beitswerk, waarvoor 15,000.meer is uitgege
ven, zonder kennisgeving aan den Raad dat de be
grooting werd overschreden. Al dergelijke dingen bij
elkaar genomen werpen wel een eigenaardig licht
op de handelingen van het bestuur van Patrimonium.
Spreker noemt het hier „handelingen", maar hij ge
looft dat dit alles meer voortvloeit uit het eigenaar
dige standpunt, dat door het bestuur wordt ingenomen.
Een en ander kenschetst de handelwijze, dat het bestuur
wist, dat de raming met een buitengewoon bedrag word
overschreden en dat het nooit met een aanvraag tot
verhooging van het crediet bij den Raad is gekomen.
Een belangrijke post is "ook de verhooging van het
grondwerk. Hiervoor was in de oorspronkelijke be
grooting gerekend op 6500.de uitkomende grond
uit de fundeeringssleuven zou ruim voldoende zijn om
het grondwerk uit te voeren. Dit lijkt al heel zonder
ling; spreker zal daar maar niet meer van zeggen.
Maar het graafwerk was eerst geraamd op 6480.
en bij latere rekening is die post verhoogd tot
f 32,400.Er zijn enkele cijfers bij die niet vol
komen gedekt kunnen worden door prijsverhooging
en daarvan is dit er een. Wanneer men den prijs
van de grondophooging per M3. uitrekent en dit
is door een deskundige aan de hand van de teekening
van Patrimonium gedaan dan blijkt dat 1 M3. op
hooging Patrimonium komt te staan op 7.20, ter
wijl later, onder gemeentelijk toezicht, de grond voor
hoogstens 3.per M3. op het terrein is gebracht.
Dat maakt dus een verschil van f 4.20. Dat zijn
getallen die aan 't licht moeten komen. Spreker zal
er op 't oogenblik niet verder meer over spreken,
misschien dat hij straks, naar aanleiding van de dis
cussies, nog iets naar voren wenscht te brengen.
Alleen wenscht hij nog met een enkel woord te
bespreken het eigenaardige standpunt, dat door het
bestuur van Patrimonium wordt ingenomen. De heeren
staan op het standpunt, dat zij alleen te maken heb
ben met het Rijk en den inspecteur van de volksge
zondheid. Als zij daarmee tot overeenstemming zijn
gekomen, dan is voor hen het aanvragen brj de ge
meente nog slechts louter een vorm. Zij voelen ook
niet dat de gemeenteraad en Burgemeester en Wet
houders geheel aansprakelijk zijn voor de aan den
woningbouw verleende voorschotten .In de Woningwet
staat toch dat het Rijk ten behoeve van den woning
bouw voorschotten verleent aan de gemeente. Daaruit
vloeit direct voort dat Burgemeester en Wethouders
geheel verantwoordelijk zijn voor die verleende voor
schotten. Maar dan is het ook de plicht van het uit
voerend comité om een nauwkeurige controle op de
woningvereenigingen uit te oefenen. Daar is ook niets
op tegen en geen enkele woningvereeniging zal daar
aanmerkingen op maken. Patrimonium echter staat niet
op dat standpunt, daar is het systeem het Rijk geeft
het meeste, dus daar hebben we alleen maar mee te
maken.
De heer Schaafsma (wethouder) heeft na het uitvoerig
betoog van den heer De Vries niet veel meer te zeggen.
Spreker zal slechts een paar aanvullingen doen naar
aanleiding van hetgeen door den heer Visser is naar
voren gebracht. In den tijd, toen spreker openbare
werken had, hebben zich ook een paar gevallen voor
gedaan, waarover hij dus beter kan oordeelen dan
zijn collega, de heer De Vries. In de eerste plaats
betreft dit de administratie. De heer Visser heeft
betoogd dat hem door den architect is medegedeeld,
dat die administratie wel in orde was. Burgemeester
en Wethouders beweren van niet. Op het werk was
althans niets te vinden. Het beste bewijs daarvoor is,
dat, toen Patrimonium den bouw had stop gezet, toen
Burgemeester en Wethouders tot het resultaat waren
gekomen, dat de boel in 't honderd liep en naar
aanleiding daarvan later de bouw zijn voortgang zou
hebben onder controle van een opzichter der gemeente
werken, men langer dan 4 weken, ja zelfs 6 weken
werk heeft gehad om den staat van zaken op het
werk op te nemen. Daar was geen dagstaat van ver
bruikte materialen, daar was absoluut niets. Alleen
door de nota's te nemen en het niet verwerkte mate
riaal daar af te trekken, kon men tot een berekening
komen van de materialen, die waren verwerkt. Er
was geen dagstaat, dat was het bezwaar van Burge
meester en Wethouders tegen de administratie, omdat
die op een dergelijk werk wel behoort te wezen.
Later is deze dan ook, toen het werk onder controle
der gemeente kwam, wel ingevoerd.
Dan nog enkele opmerkingen over het bestek. Er
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 September 1920. .149
is beweerd dat een in bijzonderheden omschreven
bestek voor een onderhandsche aanbesteding niet
noodig is. Wethouder De Vries heeft al gezegd, dat
er is gepoogd een onderhandsche aanbesteding te
houden. Dan is zoo'n bestek zeker noodig. Of hetzelfde
bestek, dat gebruikt is, later in handen is gekomen
van Burgemeester en Wethouders, weet spreker niet,
maar het was er een, waarvan de deskundigen op
gemeentewerken verklaarden, dat er alles aan ontbrak,
wat er in moest staan en wat men weten moest op
gemeentewerken. Doordat er aanbesteding wezen zou,
heeft spreker het toen bestaande bestek niet gezien.
Doch wel is het college tot de conclusie gekomen,
dat men bij Patrimonium wist, hoe het er uit moet
zien. Op 't oogenblik schijnt men dit ten minste met
het college eens te zijn, omdat het bestek voor het
latere plan belangrijkt afwijkt van en veel uitvoeriger
is dan voor de 108 woningen.
Nog een opmerking van den heer Visser is al
gedeeltelijk beantwoord door wethouder De Vries, n.l.
deze, dat het bijbouwen van de loodsjes zou zijn gegaan
op last van den inspecteur Le Poole. Er is al gezegd,
dat deze niets heeft te bevelen. De inspecteur heeft
niet te zeggen dat er gedeelten van woningen achter
gezet moeten worden. Als Patrimonium deze had
willen plaatsen achter de woningen, dan had het
daarvoor de toestemming van den Raad moeten vragen.
Dit is niet gebeurd, maar 't wordt nog veel erger.
Niet alleen dat de toestemming van de Raad niet is
gevraagd," maar Patrimonium heeft met dien bijbouw
ook de Bouwverordening overtreden. Men zal toch
niet beweren, dat noch de aannemers, noch de architect
er mee bekend zijn dat voor een dergelijke wijziging
de toestemming van den Raad noodig is. Men heeft
dus willens en wetens de Bouwverordening overtreden
en den Raad er buiten gelaten.
Spreker kan dan ook niet begrijpen hoe het bestuur
in het lange schrijven aan de raadsleden en de inge
zonden stukken in de krant nog durft beweren, dat
Burgemeester en Wethouders niet in hun recht stonden.
De heer Visser heeft straks reeds als zijn bedoeling
weergegeven, dat, wat door hem is meegedeeld,
datgene is, wat door het bestuur van Patrimonium en
don architect naar voren is gebracht. Het feit dat
thans door den Wethouder van Openbare Werken is
genoemd, dat de begrooting al bij den aanvang 75 a
80 duizend te laag was en dat het bestuur daarvoor
al gewaarschuwd was, is spreker en zijn fractie in
bedoelde vergadering niet medegedeeld en ook niet
ter oore gekomen. Daar hebben zij met het betrokken
toegevoegd raadslid dan ook geen rekening mee kunnen
houden. En dan zijn er nog meer dingen. Het bestuur
heeft bij spreker den indruk gevestigd dat het, in
opdracht van den inspecteur van de volksgezondheid,
wel degelijk verplicht was die gebouwtjes te plaatsen,
dat dit noodzakelijk was en niet slechts een advies,
maar dat men anders in conflict zou komen met de
Gezondheidswet. Wat dan ook de reden was, dat
spreker dit van Patrimonium geen eigenaardig optreden
meer vond.
Ook ten opzichte van de administratie is door spreker
niets anders meegedeeld, dan wat hem ter oore is
gokomen in de conferentie. Daarover bestaan echter
van elkaar afwijkende meeningen. Wethouder Schaafsma
zegt, dat er geen notitie is gehouden van de materi-
rialen, die iederen dag worden gebruikt, dat er dus
niet telkens werd genoteerd hoeveel steen, hout, enz.
er was gebruikt. In de particuliere bedrijven geschiedt
dit echter ook niet. Spreker hoort van zijn college
aannemer hiernaast (de heerFransen) dat dit een zekere
exceptie is en dat het gewoonte is dat men gedurende
een zeker tijdperk maar van den voorraad afneemt
en er intijds weer nieuwe voorraad bij koopt. Het
eenige, wat spreker dus kan antwoorden is, dat het
in de particuliere bedrijven geen usance is, dat men
iederen dag afteekent, wat er is verbruikt.
Spreker is blij dat de mededeelingen van de wet
houders hier zijn verstrekt. De raadsleden hebben het
rapport van het college gehad, daarin zijn zekere
meeningen vastgelegd, doch nu hoorden spreker en
zijn fractiegenooten bij het bestuur van Patrimonium
iets anders. Hij herhaalt, dat hij niet Patrimonium
heeft willen verdedigen en niet een pleit daarvoor
heeft willen houden, maar dat hij enkel de feiten
heeft genoemd die hem daar zijn meegedeeld en voor
waar zijn verteld.
De heer Jansen is ook in de vergadering met het
bestuur van Patrimonium tegenwoordig geweest. Ook
hij weet dus, wat daar gezegd is en ook heeft hij het
rapport in alle haast doorgelezen. De Raad kan nu
de zaak wol in den breede uitspinnen om te weten
te komen wat wel en wat niet waar is en of Burge
meester en Wethouders of Patrimonium al dan niet
gelijk hebben, maar practisch wordt daar niets mee
bereikt. Leeuwarden heeft woningen noodig. En laat
men nu maar aannemen dat Patrimonium inderdaad
in 't groot fouten heeft begaan, toch zou het in Burge
meester en Wethouders zeer te prijzen zijn, indien zij
konden bewerken, den woningbouw door middel van
Patrimonium nog voortgang te doen hebben. Want
om nu maar zonder meer de voorschotten terug te
nemen
De Voorzitter We zijn nog bozig aan 16a.
•De heer Jansen Het eene zit aan 't andere vast.
Spreker geeft er de voorkeur aan om met het beschul
digen en vrijpleiten van Patrimonium niet verder te
gaan. Men heeft voor alles woningen noodig en dan
heeft men ook niet die ellenlange discussies.
De heer Dijkstra wenscht een paar woorden te spreken
naar aanleiding van een uitdrukking, die hij zich onge
veer een jaar geleden in verband met deze geschie
denis heeft gepermitteerd. Van zekere zijde is hem
dit toen nog al ernstig kwalijk genomen. Toen hier
indertijd is gezegd dat Patrimonium zou staan onder
eigen beheer, heeft spreker gezegd „er mag eerst
wel eens worden gevraagd of er wel beheer is".
Dat zegt alles en dat zegt niets. Later is spreker
die uitdrukking echter nog al kwalijk genomen. Spre
ker had daar toen echter zeer zeker reden voor, naar
aanleiding van mededeelingen, die hij omtrent Patri
monium kreeg en eigenaardige berichten, die hij daar
omtrent hoorde. En nu spreekt spreker niet speciaal
zoo over Patrimonium, omdat het Patrimonium is
dat zou hij doen ten opzichte van iedere bouwveree-
niging als zij slecht werd beheerd. Welke het is doet
niets tot de zaak.
Een eenvoudige werkman merkte toen ten aanzien
van de ophooging van den grond op „als dat eens
voor de heeren komt, wat zal dat er raar uitzien".
Naar aanleiding daarvan en van andere dingen bezigde
spreker toen zijn uitdrukking. En als men nu de
verklaring van den wethouder daaromtrent hoort, dan
is het voor iemand, die dat een beetje beoordeelen
kan, toch geen kleinigheideen verschil van ruim
f 4.per M3. grond, voor f 3.op het terrein mèt
en voor 7.20 op het terrein zónder toezichtDat
scheelt op een praampje vol 24.veel meer dan
de waarde van den grond. Spreker zou het college
willen vragen of hiervoor ook eenige verklaring is.
De heer Fransen Onderzoeken
De heer Dijkstra Voor mij is dit een zeer ernstig
en duister feit, dit loopt de spuigaten uit.
Den heer Fransen antwoordt spreker, dat eerst maar
eens bestreden moet worden dat de cijfers van het
college juist zijn. Dit gebeurt niet door schrijven in