376 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 September 1920.
Den heer Dijkstra komt het toch voor dat men nu
de zaak toch wel een beetje zwartgallig tracteert.
Men staat hier nu voor een nieuw ding, voor een
andere specie en steen; als dat zoo maar zonder onder
zoek ging, was er voor oppositie eenige reden. Nu
echter niet.
De heer Fransen merkt op dat spreker den vorigen
keer heeft gelegd dat men hier geen verstand heeft
van die steen. De commissie voor de Openbare Wer
ken komt met, geen afwijzend prae-advies en nu zou
spreker wel eens willen weten wat de heer Fransen
in de vergadering van de commissie voor Openbare
Werken heeft gezegd.
De heer 0- F. de Vries (wethouder)Hij is er niet
geweest.
De heer DijkstraIs hij daar tegen dit
voorstel misschien niet in verzet gekomen? Spreker
zou met belangstelling hooren hoe zijn houding daar
was.
De tegenwoordige directeur van gemeentewerken,
die hier nog wel niet zoolang gewerkt heeft, maar
van wien spreker toch den indruk krijgt, dat hij ook
niet de eerste de beste is, is vóór dezen bouw. De
Wethouder van Openbare Werken, die ook deskundige
is, heeft met den directeur en een van de raadsleden,
den heer Terpstra, een onderzoek ingesteld. Die heeren
zijn unaniem van meening, op grond van wat zij gezien
hebben, dat een proef moet worden genomen met op
doze wijze woningen te bouwen. De raadsleden hebben
hier nu wel een stuk steen gezien, dat er zoo heel
ruw uitziet, maar do commissie heeft de huizen gezien
die er van zijn gemetseld en hoe die zijn afgewerkt
enz. Dat heeft de Raad niet gezien. Daarom moet men
niet zoo zwartgallig zijn, maar voorstemmen op grond
van het advies der commissie. Het is niet zoo'n ver
schrikkelijk groote proef, maar de zaak is, dat er in
de practijk 50.000.wordt bezuinigd.
De commissie heeft natuurlijk aan de bewoners van
de in deze steen afgewerkte woningen ook vragen
gesteld. Wanneer zulke arbeiderswoningen daar een
paar jaar hebben gestaan, zouden er zich, als daartoe
reden was, van de zijde der bewoners ook wel klachten
hebben voorgedaan, die dan wel in de eerste plaats
ter kennis van de commissie waren gekomen. Het
komt spreker dan ook voor dat men de zaak niet
erger behoeft te maken dan zij is. Op grond van de
cijfers zou hij zeggen, dat men de proef gerust kan
uitvoeren.
De heer Dijstra merkt op dat er zoopas door den
heer Fransen een element is naar voren gebracht, dat
niet heelemaal mag worden voorbijgezien, n.l. het
klimaat. In welk gedeelte van Duitschland heeft de
commissie haar 'onderzoek gehouden De lucht
in onze provincie is van oen aanmerkelijk hoog
vochtpercentage en in Duitschland zijn streken
waar dit lang zoo hoog niet is. Misschien zou hierin
voor spreker ook nog een roden liggen om tegen te
stemmen. Wanneer men een vergelijking opzet, moeten
de elementen ook gelijksoortig zijn.
Zooals het voorstel zoopas is gedaan, om 52 woningen
in deze steen te bouwen, daarin kan spreker persoonlijk
niet meegaan. Hij vraagt echter of het ook zou kunnen,
dat er 5 of 10 woningen worden gebouwd. Het is
misschien mogelijk, dat oen blokje van 5 woningen
het geheel te veel ontsiert en dat een blok van 10
nog van eenige beteekenis zou zijn tegenover 't geheel.
Spreker zou liever ophouden met 5, maar men zou
het college dan ook de vrijheid kunnen geven om tot
10 te gaan. Maar meer ook niet. De voorgestelde
proefneming lijkt hem hier zoo groot, dat hij zou
willen voorstellen met het bouwen van deze woningen
hoogstens te gaan tot 6 of 10.
De heer De Boer gelooft dat de oppositie togen hot
plan wel op goede grondslagen wordt gevoerd, maar
de voordeelen wanneer de bouw slaagt, wanneer dus
de voordeelen worden bereikt, zijn van zooveel be
lang dat men deze proef niet moet ontzeilen. Boven
dien heeft de directeur van gemeentewerken het werk
in Duitschland ook gezien, terwijl hij er toch ook
eenigermate moe bekend is, hoe vochtig het klimaat
hier is. De heer Dijstra heeft gezegd dat het hier
zeer vochtig is. Dit is niet zeer juist, er zijn wel
veel vochtiger streken in Duitschland. Daarop zal dan
ook wel zijn gerekend.
Het komt nu maar hier op neer: is, in de eerste
plaats, het materiaal sterk genoeg, zoodat het aan
den druk weerstand kan bieden en in de tweede plaats,
kan het den tijd weerstaan?
Nu vestigt spreker er de aandacht op dat in som
mige streken van Europa woningen worden gebouwd
van gestampte klei en gestampte leem en dat die
woningen niet jaren, maar eeuwen trotseeren. Men
moet dus ook hier niet voorbarig concludeeren dat
het materiaal niet goed is. Men doet verstandig met
een proef te nemen, niet met een kleine groep, maar
met het geheel. Wanneer men de proef neemt met
een kleine groep, gaan de voordeelen van de proef
grootendeels verloren. Dit systeem is gegrond op
massabouw. Wanneer men alleen een kleine groep
bouwt kan men zich ook geen oordeel vormen van
de architectuur van het geheel. Dat moet men dus
niet doen. Besluit de Raad al daartoe, dan zou spreker
zeggenneem dan liever een ander apart gebouw,
dan kan men ook zien hoe het bevalt, maar schend
daarmee niet het groote complex. Spreker gelooft
echter dat het gewenscht is de proef te nemen met
het geheole complex van 52 woningen.
De heer Fransen zegt dat de heer Dijkstra de vraag
heeft gedaan hoe sprekers houding tegenover dit voor
stel is geweest in de Commissie voor de Openbare
Werken. Spreker is dus verplicht daarop een antwoord
te geven. De heer Dijkstra had echter die vraag
achterwege kunnen laten, omdat de heer De Vries al
zei dat spreker niet aanwezig was. Spreker heeft dus
niet aan die besprekingen deelgenomen, maar alleen
het rapport van den directeur van gemeentewerken
bestudeerd en het monster steen onderzocht. Wet
houder De Vries interrumpteerde zooeven onder de be
sprekingen „het belang der Steenfabrikanten". Nu
kan spreker uit de discussies niet opmaken dat hier
de belangen, speciaal van de Steenfabrikanten, zijn
naar voren gebracht. Spreker is daar allerminst voor
opgekomen. Alleen het belang der gemeente heeft
spreker gemeend te moeten dienen. Niet onmogelijk
is het dat er andere belanghebbenden bij betrokken zijn.
Spreker wenscht thans een vraag te stollen, een
zeer intieme vraag. Hij meent goed te doen dat dit
hier in 't publiek wordt meegedeeld. Er werd,
toen enkele dagen geleden hier zoo een 10-tal heeren
bij elkaar stonden, aan spreker verteld, dat een van
de heeren, die als commissie-lid mede naar Duitsch
land is geweest, eenigszins belanghebbende was bij
dezen bouw, omdat hij agent zou zijn van de voor
gestelde fabriek. Spreker weet niet of dat waar is.
Hij hooj)t het zelfs niet. Als het waar is zou hij dat
jammer vinden en hij had gaarne zekerheid daaromtrent.
De Voorzitter: Ik kan daar geen antwoord op geven.
De heer Fransen: Neen, dat begrijp ik zeer goed!
De heer Terpstra zegt dat er hier op gezinspeeld
wordt dat spreker buiten betrekking was. Spreker
kan wel gerust zeggen dat hij thans bij de firma
Schütz en Bangert in 't werk is, Maar dat heeft
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 September 1920. 377
met deze zaak als zoodanig niets te maken. Spreker
is op 1 Augustus bij de firma in dienst gekomen en
reeds op den 7en Juli is het rapport uitgebracht.
De heer Fransen zegt dat de heer Terpstra dus
meedeelt dat hij, toen hij de firma met de commissie
een bezoek bracht, met haar nog geen verbintenis had
aangegaan, doch nu wel. Spreker had echter liever
dat het andersom was. Wanneer nu de Raad besluit
de woningon van die steen te bouwen, dan krijgt men
het eigenaardige geval dat een raadslid agent is van
de firma en als zoodanig leverancier van het ma
teriaal aan de gemeente wordt.
De heer Terpstra: Zoo is 't niet!
De heer Franssn Hoe is het dan wel
De heer De BoerU wilt ook alles weten
De heer Schaafsma (wethouder) gelooft dat men
eerst beter kan gaan stemmen, maar meent toch dat
het goed is dat van den kant zijner fractie er, in ver
band met wat door den heer Fransen is gezegd, eens
op gewezen wordt wat het verband is tusschen den
heer Terpstra en de firma Schütz en Bangert. Namens
zijn fractie wenscht spreker dan het volgende mede
te deelen.
Toen de heer Terpstra met den Wethouder van
Openbare Werken en den directeur der gemeentewer
ken naar Duitschland is geweest om dezen woning
bouw te onderzoeken, was de heer Terpstra nog in
dienst van den heer Vlessing en niet in dienst van
de firma Schütz en Bangert. Eerst na het onderzoek
en nadat het rapport der commissie is uitgebracht, is
de heer Terpstra in dienst gekomen bij die firma. De
vraag echter, wanneer die huizen hier worden gebouwd,
of dan de heer Terpstra dan niet of al gerechtigd is
lid van den Raad te zijn, als agent van die firma, is
nu hier niet ter sprake.
Opdat evenwel niet van zekere zijde gezegd zal
kunnen wordenin de sociaal-democratische raads
fractie was iemand, die belanghebbende was bij den
bouw wenscht spreker even te verklaren, dat zijn
fractie niet daarom stemt voor den bouw. Zij stemt
daarvoor, omdat zij meent dat het in het belang is
van den arbeiderswoningbouw, wanneer er wordt om
gezien naar materiaal, waarvan goedkooper kan worden
gebouwd en om daarmee te voorkomen dat er zoo'n
geweldig hooge huurprijs voor die woningen moet
worden gevraagd.
De beraadslagingen worden gesloten.
De Voorzitter zal eerst het voorstel van Burgemees
ter en Wethouders en daarna, eventueel, dat van den
heer Dijstra in stemming brengen.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt
met 13 tegen 10 stemmen aangenomen.
Vóór stemmen de heer Tiemersma, mevrouw Besuijen
Lindeboom, de heeren Nijholt, Dijkstra, Zandstra,
De Vos, De Boer, Collet, Jansen, O. F. de Vries,
Schaafsma, Berghuis en Scboondermark.
Tegen stemmen de heer Fransen, mevrouw Buisman
Blok Wijbrandi, de heeren Dijstra, Oosterhoff, Lau-
tenbach, Tulp, Visser, PoBtma, Van Weideren baron
Rengers en IJ. de Vries.
De heer Terpstra is bij deze stemming niet aan
wezig.
De Voorzitter stelt thans namens Burgemeester en
Wethouders voor om de rest van de agenda aan te
houden en die punten de volgende vergadering het
eerst op de agenda te zetten of nu eerst te pauseeren.
Tevens verzoekt spreker echter den leden nog niet
weg te gaan, maar eerst de ingekomen vragen te
behandelen.
Wordt besloten de volgende punten der agenda, te
weten
13. Voortzetting der behandeling van het voorstel van
Burgemeester en Wethouders tot wijziging der verordening
regelende de aanstelling en den werkkring van school
artsen bij het Lager Onderwijs en het beivaarschoolonder-
wijs (gemeenteblad 1918 no. 22 en 1919 no. 43) enz.
(bijlagen nos. 15 en 33)
14. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op
het adres van het hoofdbestuur van het Friesche Volks
sanatorium Herema-State tot het bekomen van een subsidie
uit de gemeentekas
15. Alsvoren op het voorstel van de heeren Zandstra
en de Boer om aan het nieuw te benoemen hoofd van
gemeenteschool no. 6 een vaste klas op te dragen
16. Alsvoren op het schrijven van het Hoofdbestuur
van de Tuchtunie betreffende de oprichting van een
school voor onwillige en brutale leerlingen;
en
17. Voorstel van Burgemeester en Wethouders
I. tot stichting van een gemeentelijke hoogere burger
school met 3-jarigen cursus, met daaraan verbonden dag
handelsschool van 2 leerjaren;
II. tot reorganisatie van de school van Middelbaar
Onderwijs voor Meisjes (bijlage no. 32)
aan te houden tot de volgende vergadering.
IV. Aan de orde is
a. de vragen van den heer De Boer:
le. Is het aan Burgemeester en Wethouders bekend
dat er den laatsten tijd door de regeering zooge
naamde bloem wordt geleverd van zeer inferieure
kwaliteit?
2e. Zijn Burgemeester en Wethouders genegen bij
den minister stappen te doen om te bereiken dat wat
onder den naam van regeeringsbloem wordt geleverd
van zoodanige kwaliteit is, dat er brood van onbe
rispelijke kwaliteit van gebakken kan worden
De interpellatie wordt geopend.
De Voorzitter kan wel namens Burgemeester en
Wethouders antwoorden dat hun zulks niet bekend is,
maar dat het hier wèl bekend is, dat het regeerings-
meel van zeer slechte kwaliteit is. Om den Raad het
verschil duidelijk te maken zegt spreker, dat de bloem
is bestemd voor wittebrood en het meel is bestemd
voor het bakken van bruinbrood.
Het regeeringsmeeZ nu is zeer slecht. Spreker heeft
dit laten zeven, 't was schandalig hoeveel rommel
daarin zat. Uit een zak meel is een kilogram vuil
gehaald. Spreker heeft dat naar den Haag gestuurd
met de vraag of de heeren daar niet konden voor
komen dat dergelijke vuile bestanddeelen er in voor
kwamen. Dat is gebeurd de vorige week of iets eerder.
Tot heden toe heeft spreker daarop nog geen antwoord
ontvangen. Dit alleen voor wat betreft het meel.
Dat de regeeringsbloem zoo slecht is was het college
niet bekend. Maar indien op de wijze, zooals spreker
heeft getracht van gemeentewege het meel te laten
onderzoeken, ook werkelijk blijkt, dat alle kwaliteiten
bloem die hier worden geleverd zoo slecht of even
slecht zijn als het meel, dan zijn Burgemeester en
Wethouders direct bereid om alle mogelijke stappen
te doen, dat wordt bereikt, dat wat onder den naam
van regeeringsbloem wordt geleverd van zoodanige
kwaliteit is, dat door een goede bakker er brood van
onberispelijke kwaliteit van gebakken kan worden.