368 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 September 1920. lijke subsidies samen 4029.bedragen het pro vinciaal subsidie is op f 500.en dat der gemeente op 4000.geraamd. In totaal 12,100.Alzoo een nadeelig verschil van f 11,100.—, waarmede de provinciale- en gemeentelijke subsidies zouden moeten worden verhoogd. Rekent men dat deze verhooging alleen door de gemeente zal worden gedragen, dan komt haar steun in totaal op 15,100.per jaar, terwijl deze thans, behalve de huur voor het gebouw St. Jacobsstraat, voor 1919 krachtens het raadsbesluit van 11 Maart 1919 600.bedragen hebbende, op de begrooting op 2000.is uitgetrokken. Opmer king verdient evenwel dat door het bestuur reeds op grond der rijksregeling voor 1921 een verhooging tot 4000.was aangevraagd. De op deze exploitatie rekening aangebrachte provinciale bijdrage van ƒ500. is niet hoog, doch in overeenstemming met het Staten besluit van 29 Juli 1.1. Wij hebben ernstig overwogen, wat de gemeente in dezen te doen stond. Reeds jaren is het standpunt bij ons college geweest dat men op een of andere wijze de openbare leeszaal in hare huisvesting tege moet moest komende moeilijkheid zat steeds in het vinden van een geschikt gebouw. Het raadsbesluit van 11 Maart 1919, waarbij tijdelijk het huis Sint Jacobsstraat no. 32 is afgestaan en de huur, voorzoo ver zij door anderen niet wordt betaald, bij het sub sidie werd gerekend, gaf ook Uwerzijds aan dat stand punt uitdrukking. Men was het er echter wel over-, eens dat deze wijze van huisvesting onvoldoende was en naar een andere interneering moest blijven worden uitgezien. Nu plaatst onverwacht de vereeniging de gemeente voor een oplossing, die wel voor een zeer verre toekomst toereikend is, die ook bevrediging schenkt aan het verlangen om een fraai patricisch huis in stand te laten, maar die toch zeer ernstig de vraag doet rijzen of een dergelijke hoogst belangrijke uitgaaf in de tegenwoordige omstandigheden wel te verdedigen is. Met den voorzitter der vereeniging moet worden erkend dat, zou het bestaan der lees zaal niet op losse schroeven worden gesteld, tóch zou moeten worden ingegrepen. Betrekkelijkerwijze is het vereischte bedrag niet abnormaal hoog te noemen. Nieuwbouw zou nog heel andere cijfers te zien geven. Een groot offer uit de gemeentekas was vroeg of laat dus toch hoogstwaarschijnlijk onvermijdelijk, wilde men en die wil mag verondersteld worden aanwezig te zijn de vereeniging op de been hou den. Alles bijeengenomen heeft ons doen besluiten U te raden de voorgestelde regeling te aanvaarden, met verzoek, zulks met het oog op deD met 1 October a.s. afloopenden termijn, tot welk tijdstip de vereeni ging het pand tegen den genoemden prijs in handen heeft, en die tevens de reden is, waarom deze aan gelegenheid niet tot de behandeling der gemeente- begrooting is aangehouden, deze zaak in Uwe eerst volgende vergadering af te doen. Zij wordt o. i. dan bet beste zóó getroffen, dat niet de gemeente, doch de vereeniging het pand in eigendom verkrijgt, de gemeente is er dan met één bedrag per jaar af en haalt zich niet onnoodig de beslommeringen van eigenares op den hals. Wij meenen U dus te mogen voorstellen met in gang van het nader door Burgemeester en Wethouders te bepalen tijdstip, het gemeentelijk subsidie der Vereeniging Openbare Leeszaal en Bibliotheek te Leeuwarden te verhoogen tot ten hoogste 15,100. per jaar, zulks onder de door hun college te stellen voorwaarden, opdat de Vereeniging overeenkomstig de met Burgemeester en Wethouders besproken plan nen in staat zij, voor haar doel aan te koopen en in te richten het pand Tweebaksmarkt no. 64 alhier. De beraadslagingen worden geopend. De heer Lautenbach heeft met groote verwondering van het voorstel van Burgemeester en Wethouders kennis genomen en heeft zich zeiven afgevraagd hoe het mogelijk is dat het college met een dergelijk voorstel in den Raad duft komen. Op het oogenblik bedraagt het subsidie 4000.na de verhooging zal het 15,000.worden, zegge ƒ300.per week, alleen, omdat de bestuursleden het goed vinden voor de leeszaal een pand aan te koopen, dat volgens het oordeel van deskundigen minstens 1/3 te hoog in prijs is. Het is een gruwelijke dwaasheid het geld zoo te grabbel te gooien. Spreker laat de kwestie over het nut of het minder nuttige van de instelling rusten, maar het gaat niet aan om daarvoor 300.per week uit de gemeentekas beschikbaar te stellen. Want de gemeente alleen draait er voor op, het Rijk en de provincie geven geen meerdere subsidie. Het pand, waarin de leeszaal nu is gevestigd, is niet schitterend en groot, maar de leeszaal zal dan maar moeten leeren wat wij tegenwoordig allemaal hebben geleerd, dat, als het niet uit de breedte en niet uit de lengte kan, men zich dan maar moet be krimpen. Dit voorstel raakt ten minste kant nog wal. De heer Fransen merkt op dat enkele maanden ge leden, naar aanleiding van adressen van „ProJuven- tute" en „Volksuniversiteit", van Burgemeester en Wethouders een voorstel is ingekomen hetwelk hierop neerkwam dat het met dat eeuwigdurend verleenen van subsidie binnen het jaar nu maar eens uit moest zijn en dat deze subsidies „met het oog op den toe stand der gemeentefinanciën voor 1920 niet meer „worden toegestaan en het nemen van een besluit „voor het jaar 1921 tot de behandeling der begroo- „ting van dat jaar wordt aangehouden". De Raad heeft zich daar toen mee vereenigd, zoodat er is besloten niet meer tusschentijds subsidies toe te staan. En nu vragen Burgemeester en Wethouders in hun voorstel aan om ten behoeve van een ander gebouw voor de leeszaal het subsidie voor deze ver eeniging te brengen van 4,000.op 15,100. dus met 11,100.te verhoogen. Spreker is het met de woorden, welke bij het vorige punt der agenda van de tafel van Burgemeester en Wethouders zijn gehoord, eens, dat men niet moet tornen aan de inkomsten der begrooting. Maar waarom past men dat dan hier ook niet toe op de uitgaven Dit bedrag staat niet op de begrooting, dus laat men hier ook niet meer uitgaven door dan wat is uitge trokken. De heer 0. F. de Vries (wethouder)Het komt immers ook op de begrooting van 't volgende jaar. De heer FransenNeen, daar komt het niet op. Als het de bedoeling is om het aan te vragen voor 't volgend jaar dan zou spreker willen voorstellen, hetzelfde wat Burgemeester en Wethouders gezegd hebben, n.l. om dit punt bij de begrooting te behan delen. Men kan het op dit oogenblik dan toch niet vaststellen, er wordt dan toch geen subsidie gegeven, zonder dat het op de begrooting is toegestaan. De heer Lautenbach: Dan kunnen ze het pand niet koopen. De heer Visser is ook op grond van bezuiniging tegen het verleenen van dit subsidie aan de leeszaal. Hij meent dat het pand, dat het bestuur thans bezit, daarvoor voldoende is. De heer Lautenbach zegt ook al dat men zich dan maar wat moet bekrimpen, men moet zich maar in het geval zien te schikken. Spreker bezoekt de laatste tijden de leeszaal wat vaker, hij komt daar gewoonlijk eenmaal per week, Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 September 1920. 369 maar hij komt dan tot de conclusie dat een groot deel van de leeszaalbezoekers behoort tot hetzelfde publiek; daar zitten altijd veel renteniers, die daar op hun gemak de verschillende tijdschriften en cou ranten lezen en op die manier de abonnementsgelden uitsparen. Wat de lectuur betreft, spreker heeft het den vori- gen keer al gezegd, dat er meer ontspanningslectuur dan ontwikkelingslectuur gevonden wordt, zoodat zij, die van dit laatste willen profiteeren, daarvan zelf de kosten maar moeten dragen. Spreker meent ook dat de leeszaal niet voor een ieder toegankelijk is, wat de lectuur betreft althans slechts voor een deel van het publiek, omdat de lectuur, die zich daar bevindt voor katholieken en religieusen niet wordt geambieerd en voor dezen in vele gevallen zelfs een gevaar is te achten. De heer De Boer: Pallieter! De heer Visser: Mag ik het woord, mijnheer de V oorzitter De VoorzitterU hebt het woord, mijnheer Visser. De heer Visser vervolgt dat hij op het gebied van de filosofie der natuur als werken van natuurkundi gen alleen heeft gevonden die van Hackel, Darwin, Bölsche en Von Humboldt. Wanneer hij dan een boekwerk grijpt van Hackel en hij leest daarin dat Hackel wel niet de godheid van Christus als zoodanig ontkent, maar dat hij verklaart dat Christus is geboren als bastaard, omdat de maagd Maria is verleid door een ontuchteling, van wien zelfs de naam, n.l. Jozefus Pandora is vermeld, dan zoekt spreker daarnaast ook katholieke werken, die deze verklaringen bestrijden en dan vindt hij daar geen enkel werk van een katho liek, waarvan er toch wel een 100 tal zijn aan te wijzen. De katholieken zullen dus hun studie van de natuurkunde van hun eigen zakcenten moeten betalen. Als men daar toch werken vindt als van Darwin, Bölsche, Hackel en Von Humboldt zou men kunnen verwachten dat er, ter bestrijding van deze werken, geschriften van anderen en ook van katholieken als van dr. Beysens, tegenover zouden staan. Spreker constateert nu dat er zich van die werken geen enkele bevindt in de openbare leeszaal. Ter ontwikkeling op dit gebied vindt men er enkel die lectuur, waarin het bestaan van den Schepper wordt ontkend en het monisme wordt verdedigd, maar die niet behelst den geest en de stof zooals spreker en geloofsgenooten die aanvaarden. Een groot percentage van de aanwezige lectuur is dan ook voor spreker en geloofsgenooten en in 't algemeen voor menschen van christelijke beginselen niet te aanvaarden. Den vorigen keer is deze kwestie ook door spreker besproken en hem is toen naar aan leiding van wat er in den Raad is voorgevallen een schrijven gezonden van een niet-katholiek, die zijn adhaesie betuigde aan sprekers critiek en de leeszaal, zooals die thans is, „een pest voor onze jongelui" noemde. Men heeft spreker toen ook toegevoegd dat er dan maar een katholiek zitting moest nemen in het bestuur. Naar aanleiding daarvan heeft spreker eens gesproken met een katholiek, die zitting heeft gehad in het bestuur van de leeszaal, de heer de Neyn van Hoogwerff. Deze verklaarde echter dat het daar als eenling tegenover een 4 of 5 tal van een ander gezindte vechten was tegen de bierkaai. Voor zoo'n persoon is het dan ook onmogelijk om dergelijke boek werken, als spreker bedoelt, geplaatst te krijgen. Om reden van financieelen en principieelen aard acht spreker het dus niet billijk dat er een dergelijk bedrag wordt gevoteerd voor een instelling, die slechts toegankelijk kan zijn voor een gedeelte van het publiek. De heer Jansen heeft den heer Visser niet kunnen volgen, diens betoog ging hem boven de pet. De heer Fransen heeft er den nadruk op gelegd dat Burge meester en Wethouders een draai hebben genomen, omdat 2 maanden geleden is vastgesteld, dat al deze subsidies bij de begrooting zouden worden behandeld. Toen heeft hij er voor gewaarschuwd dat het zeer moeilijk was die subsidie-afwijzing in den loop van een jaar zonder meer vast te leggen. Nu bieden Burgemeester en Wethouders den Raad toch weer een dergelijke aanvraag ter goedkeuring aan. Dit sub sidie komt dan wel op de begrooting voor 1921, maar het wordt dan toch nu afgehandeld. Alleen daarom maakt spreker eenig bezwaar tegen het voorstel. Principieele bezwaren heeft spreker niet. Hij is overtuigd dat zijn beginsel is opgewassen tegen de litteratuur van de leeszaal. En ook de inrichting zelve bevat voldoende tegengif. Spreker gelooft dan ook niet dat men voor de litteratuur bevreesd behoeft te zijn. Bovendien heeft spreker zelf de ervaring ge had dat een boekwerk, dat op zijn aanraden in de leeszaal moest zijn, ook inderdaad is aangevraagd ge worden en in de leeszaal is ondergebracht. Princi pieele bezwaren heeft spreker dus niet, zijn bezwaar zit alleen vast op den draai, dien Burgemeester en Wethouders hebben genomen. De heer Schaafsma (wethouder) heeft even het woord gevraagd, omdat het goed is dat ook van een anderen kant wordt opgekomen tegen de deprimee- rende wijze, waarop de heer Visser spreekt over de leeszaal te Leeuwarden. Spreker komt daar ook wel eens en heeft ook de boeken gelezen dien de heer Visser gelezen heeft. Maar spreker heeft hier van den heer Visser den indruk gekregen dat deze daar alleen komt om argumenten tegen de leeszaal te verzamelen. Men zal toestemmen dat het de bedoeling niet is om de leeszaal op een dergelijke wijze te gebruiken. Als men daar heen gaat dan doet men dit óf om ont spanningslectuur óf voor studie. Spreker heeft dezen indruk en die wordt door den heer Jansen be vestigd dat, wanneer men in de leeszaal toevallig een boek zoekt dat er niet is, men zich dan moet wenden tot het bestuur. Als het bestuur dan het aangevraagde niet aanschaft dan bestaat er voor den heer Visser reden om hier op te treden. Maar daarop beroept hij zich niet. Hij heeft alleen gezegd welke boeken daar zijn, die voor de katholieken op den index staan. Dan krijgt spreker den indruk dat er naar andere boeken niet veel vraag is en dat deze nimmer zijn voorgedragen. Spreker wil dan ook den Raad in overweging geven om de subsidie-aanvraag, die wel hoog maar noodzakelijk is, toe te staan. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi wenscht even op te komen tegen de opmerking van de heeren Lautenbach en Visser, dat het lokaal, nu in gebruik voor leeszaal, voldoende is te achten. Ieder die de leeszaal heeft bezocht, moet tot de conclusie komen dat de ruimte totaal onvoldoende is. Bovendien heeft de commissie van toezicht op de centrale vereeniging van openbare leeszalen met een dreigement bericht dat, wanneer de leeszaal niet in een ander gebouw werd ondergebracht, het rijkssubsidie zou worden in getrokken, omdat de commissie vindt dat het geld, dat op 't oogenblik voor een dergelijk lokaal wordt uitgegeven, weggegooid geld is. Dan wenscht spreekster nog graag naar voren te brengen, waar de heer Visser zegt dat de leeszaal niet toegankelijk kan zijn voor alle katholieken, dat in dit opzicht aan zijn bezwaren wel tegemoet kan worden gekomen. Zij weet niet of de heer Visser gehoord heeft van de correspondentie, die er heeft plaats gehad tusschen den Voorzitter van de Ver-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1920 | | pagina 7