372 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 September 1920.
kennen gegeven dat hij, ter wille van de bestuurs
leden, waarmee hij toen zitting had, meende verplicht
te wezen, mede te deelen, dat het toen meermalen is
gebeurd dat men de boeken, die spreker verkeerd
achtte, terug zond aan den betrokken boekhandelaar.
Spreker heeft niet gezegd dat hij alles kon keeren
wat hij wel keeren wou, maar dat het meermalen is
gebeurd dat boeken, die spreker afkeurde, niet wer
den getolereerd. Of dat nu 3 of 4 of 10 maal is
gebeurd daar gaat het hier niet over.
De heer Schaafsma (wethouder) moet nog even
terug komen op een paar woorden van den heer
Visser en op de opmerking van den heer Oosterhoff.
De heer Visser zei zoo pas tegen den heer Fransen:
„niet doen". Spreker wil zich niet mengen in het
fractiegeschil tusschen de beide heeren, maar meent
toch dat het goed is dat die zaak hier eens gezegd
is. De heer Visser heeft bij de behandeling der be
grooting de leeszaal scherp gecritiseerd en nu weer.
Dan heeft hij de idee ontwikkeling is goed en de
leeszaal kan best zijn. Maar spreker zou den heer
Visser dan willen aanraden dat hij, wanneer hij cri-
tiek heeft op de leeszaal, dan eens opbouwende
critiek levert. Laat hij 't dan niet doen op deze
manier, waar niemand iets aan heeft. Hij kan daar
over heel andere beschouwingen leveren dan zoo'n
afbrekende critiek.
Spreker is het echter volkomen met den Voorzitter
eens, dat het er bij den heer Visser niet om gaat of
er een leeszaal is, maar dat het gaat over de boeken,
die op den index staan en die dus niet door allen
gelezen mogen worden. Als de heer Visser als katho
liek strijdt voor een katholieke volksontwikkeling,
goed, maar laat hij dan een opbouwende critiek leveren,
laat hij naar 't bestuur gaan en als het bestuur het
dan niet doet, dan zal hij spreker in dien hoek steeds
op post vinden, om aan het bestuur uitdrukkelijk den
wenk te geven om tegemoet te komen aan de wenschen
van menschen met andere inzichten dan het bestuur.
De heer Oosterhoff heeft gesproken dat dit gebouw
door het bestuur van de leeszaal aan Burgemeester
en Wethouders wordt opgedrongen. Spreker meent
dat het goed is dat die opvatting van deze zijde
wordt ontkend. Dat gebouw is aan het college niet
opgedrongen door het bestuur van de leeszaal. Zoo
lang de leeszaal uit het oude gebouw in het pand
in de St. Jacobstraat is „ondergeduwd", hebben Burge
meester en Wethouders telkens pogingen gedaan om
een beter gebouw te krijgen. Zij hebben dat gedaan
met de volstrekte wetenschap dat er dan subsidie bij
moest, dat f 4000.niet meer toereikend was. Het
is het college echter niet mogen gelukken een gebouw
te vinden, goedkooper dan dat op de Tweebaksmarkt
en tevens voor leeszaal geschikt. Het pand op de
Tweebaksmarkt is niet alleen daarvoor geschikt, maar
het is juist voor leeszaal bijzonder geschikt door de
groote ruime kamers enz.
De heer Lautenbach zegt dat de prijs van dit pand
minstens Vs te hoog is. Spreker kan daarover niet
oordeelen, alleen wil hij dit zeggen, dat er andere
deskundigen zijn die, het soort van woning in aan
merking genomen, het gebouw bijzonder laag geprijsd
achten. En wanneer men een nieuw gebouw van
dezen omvang zou moeten stichten, zou men er nog
wel meer kapitaal in moeten steken, dan was er nog
eene heele boel meer geld noodig.
Spreker gelooft dan ook dat de Raad goed doet,
wanneer hij, in het belang van de openbare leeszaal,
het voorstel van Burgemeester en Wethouders aan
neemt.
Mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi merkt op dat
de heer Oosterhoff voorstelt nog 6 of 6 jaar te wachten.
Dat kan echter niet met het oog op de bedreiging
van de commissie van toezicht. Als men niet omziet
naar een beter onderdak voor de leeszaal wordt het
rijkssubsidie ingetrokken en dan zit Leeuwarden
zonder leeszaal, wat toch bepaald een onmogelijkheid
is. Het bestuur heeft jaren lang gezocht naar een
gebouw, dat niet te duur is. Jaren lang, in elke ver
gadering weer, zijn er gebouwen aangewezen en
genoemd, maar steeds kwam het bestuur weer tot de
conclusie, dat die gebouwen niet pasten voor leeszaal.
Dan moet men ook een gebouw hebben, dat op den
duur voor Leeuwarden geschikt blijft en nu gelooft
spreekster, dat dit gebouw de eene deskundige
mag dan den prijs te hoog noemen en de andere
niet in alle opzichten voor Leeuwarden voldoende
is te achten.
Den heer Visser vraagt spreekster of hij wel eens
een boek heeft aangevraagd.
De heer VisserNeen die moeten er zijn.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: De heer Visser
zegt dat hij er nooit een heeft aangevraagd. Had hij
ze aangevraagd dan was het zeker toegestaan. De
heer Visser zegt nu wel dat die boeken er moesten
zijn, dat er op elk gebied werken moeten zijn, maar
het bestuur kan niet altijd precies weten, welke boeken
elke categorie van menschen graag ziet opgenomen.
De heer Visser zegt, dat hij een bijzondere studie
van dat eene vak heeft gemaakt, hij weet dus ook
welke boeken hij daarvoor graag zou hebben gehad.
Van zijn kant had hij dan ook moeten doen wat hij
kon, om de gewenschte boeken daar te krijgen, en
zoodoende mede te werken tot verbetering.
De heer Oosterhoff wil wel tegenover mevrouw
Buisman herhalen wat hij in eerste instantie heeft
gezegd, n.l. dat hij graag toegeeft dat de tegenwoordige
leeszaal niet een verblijf is, zooals het moest zijn.
Nu blijkt echter dat het bestuur van de leeszaal zich
bang laat maken door een dreigement der rijkscom
missie van toezicht, dat het Rijk zijn subsidie zal
intrekken. Dat is een dreigement waar de Raad absoluut
niet voor mag wijken. Als we hier in Leeuwarden de
schande beleven dat de leeszaal wordt opgeheven, dan
is dit niet te wijten aan de gemeente maar aan het
Rijk, dat in deze omstandigheden verplichtingen stelt,
die boven de krachten der gemeente gaan. Laat het
Rijk dan ook zelf betalen.
De heer Tulp verwondert zich dat de heer Oosterhoff
dan indertijd niet heeft geprotesteerd tegen het geven
van subsidie aan de Ambachtsschool. Toen moest de
gemeente het tekort betalen en nu moet, volgens den
heer Oosterhoff, het Rijk maar betalen.
De heer Oosterhoff wenscht dan nog dit voor zich
persoonlijk op te merken, dat wat de heer Tulp
meedeelt, absoluut onjuist is. Spreker heeft toen den
Raad gevraagd het subsidie dezen éénen keer nog te
geven, echter met de uitdrukkelijke bepaling er bij,
dat het voortaan niet weer zou worden gegeven voor
men van het Rijk had gedaan zien te krijgen, dat ook
de andere gemeenten naar evenredigheid bijdroegen.
Verder heeft spreker zich hier niet uitgesproken.
Hij staat dus nog volkomen op hetzelfde standpunt
als toen.
De heer IJ. de Vries stelt voorop dat hij een voor
stander is van algemeene ontwikkeling. Als men
echter de raadsverslagen van verschillende plaatsen
naleest blijkt, dat do samenstelling van de besturen
en de lectuur van de leeszalen verbazend eenzijdig
is. Er is al gezegd dat er in dit laatste misschien
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 September 1920. 373
wel verbetering is te brengen. In de eerste plaats
moeten de besturen echter ook meer gemengd zijn.
Doch dat is hier op 't oogenblik de kwestie niet.
Het draait hierom zal Leeuwarden uit zich zelf het
subsidie spreker meent dat dit thans f 2000.
bedraagt verhoogen met 13.100.wat dus per
dag een bedrag van f 40.wordt, enkel voor het
in stand houden van de leeszaal De gemeente draait
er toch alleen voor op.
Spreker komt het nu voor dat, waar er zooveel
liefhebbers zijn voor de leeszaal, dezen dan zelf het
benoodigde kapitaal maar bij elkaar moeten brengen.
In sprekers vorige woonplaats had men graag een
Hoogere Burgerschool. Tot stichting daarvan hebben
de inwoners ook zelf een 60.000.bij elkaar gebracht.
Wanneer men dan ook zooveel liefhebberij heeft voor
een leeszaal, is men verplicht deze liefde in klinkende
munt om te zetten, dat moet men er dan maar voor
over hebben. De lectuur bestaat, blijkens het jaar
verslag, voor 75 uit romans, het doel is dus niet
in de eerste plaats ontwikkeling, maar genoegen. Op
grond van de duurte van het perceel en het hooge
bedrag van het subsidie zal spreker tegen het voorstel
stemmen.
De heer Postma vraagt het woord.
De Voorzitter stelt voor, om, als de heer Postma
het woord heeft gevoerd, de debatten te sluiten.
De heer Postma kan niet meegaan met het voorstel
van Burgemeester en Wethouders en wel in de eerste
plaats, omdat een jaarlijksch subsidie van ƒ15000.
voor een openbare leeszaal hem veel te hoog is.
Spreker wil niet zeggen dat de openbare leeszaal
niet een goede instelling is en dat zij niet veel goeds
kan stichten, al is ook door den heer Visser naar
voren gebracht, dat zij voor sommige menschen ook
veel kwaad kan aanrichten. Maar dat daar gelaten,
het principe is genoeg besproken.
Spreker wil wel aannemen, dat de tegenwoordige
zaal te klein is. Maar hij meent toch ook dat het
gebouw op de Tweebaksmarkt, dat nu wordt aange
vraagd, ook ruim groot genoeg zal wezen. Daarbij is
spreker ook door deskundigen verzekerd, dat dit pand
met f 25000.betaald was.
Dan is reeds meerdere malen opgemerkt, wat men
ook in het jaarverslag van de openbare leeszaal zelf
kan vinden, dat er voor 74 romans worden gelezen.
Dat is iets wat spreker er toe dwingt om een subsidie
van f 16000.per jaar niet goed te keuren. Als het
andersom was, wanneer er voor het grootste percentage
ontwikkelingslectuur werd gevraagd, zou spreker
misschien een ander standpunt innemen. Maar nu
moet hij zich tegen het geven van een dergelijk
subsidie verzetten, nu uit het verslag van de leeszaal
zelf blijkt, dat verreweg het grootste percentage
romanlectuur wordt gevraagd.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders
wordt met 15 tegen 9 stemmen aangenomen.
Vóór stemmende heeren Terpstra, Tiemersma,
mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, mevrouw Be-
suijenLindeboom, de heeren Tulp, Nijholt, Dijkstra,
Zandstra, De Boer, Collet, Jansen, O. F. de Vries,
Schaafsma, Berghuis en Schoondermark.
Tegen stemmen de heeren Fransen, Dijstra,
Oosterhoff, Lautenbach, Visser, Postma, De Vos, Van
Weideren baron Rengers en IJ. de Vries.
10. (Agenda no. 11.) Voorstel van Burgemeester en
Wethouders
a. tot verhouw van het beurs- en waaggebouw en tot
het aanbrengen aldaar van eene verwarmings-installatie
met ventilatie-inrichting
b. tot nadere regeling van beurs- en waagrechten
(bijlage no. 44).
De beraadslagingen worden geopend.
De heer IJ. de Vries zou gaarne naar aanleiding
van de opgemaakte begrooting een paar vragen stellen.
Zijn eerste vraag betreft de centrale verwarmings-
en luchtververschingsinrichting. Daarvoor zijn drie
firma's gevraagd om aanbiedingen te doen en nu blijkt
dat er van de een een opgaaf komt a 20.000.
van den ander a f 29.000.terwijl een derde
f 68.000.vraagt. Spreker vraagt nu of het ontwerp
a 68.000.zooveel beter is dan de andere en of
het dan misschien niet het beste zou zijn dat ontwerp
van die firma Braat bij publieke aanbesteding, in het
belang van de financiën van de stad, te doen uit
besteden. Dan zijn de financiën der gemeente niet
schitterend, zoodat spreker zou zeggen als men het
met een inrichting a 20.000.of 30.000.kan
doen, dan is het wenschelijk om daarvoor geen
f 68.000.te besteden. Dan komt er nog bij dat
spreker heeft gelezen dat er 2 tochtdeuren zullen
worden geplaatst, die per stuk 3600.dus samen
f 7200.— zullen moeten kosten. Men schrikt werkelijk
van zulke prijzen en sprekers vraag is dan ook of
het noodzakelijk is, dat zulke hooge prijzen daarvoor
worden besteed.
De heer De Boer heeft op het ontwerp zelve niets
aan te merken, doch wenscht een vraag te stellen
omtrent den opzet der begrooting. Spreker vindt daarop
geen post voor afschrijving op gebouwen en installaties,
alleen is daarop vermeld een rente a 6 die spreker
wat laag vindt. Een afschrijving heeft hij niet gevonden.
Toch meent hij dat er nog al een belangrijk bedrag
moet worden afgeschreven, dat dit niet ver van de
10 af moet zijn. Daarover zou spreker wel eenige
inlichtingen willen hebbeu.
De heer Van Weideren baron Rengers dient namens
de financiëele commissie een amendement in op art.
2 van Ontwerp I, hij welk amendement wordt
voorgesteld, art. 2, le lid, te lezen
„Het recht voor de toelating tot het beurs-en waag-
„gebouw gedurende de openstelling op Vrijdag be
draagt voor ieder persoon en voor elk bezoek dertig
„cent",
en voorts om den abonnementsprijs te stellen op
f 12 50, indien het abonnement in de eerste zes
maanden van het belastingjaar wordt genomen en op
f 6.25 in het tweede halfjaar.
De heer Berghuis (wethouder)Dient U dat in
voor U zelf?
De heer Van Weideren baron Rengers: Neen, namens
de financiëele commissie.
De heer Berghuis (wethouder) wou wel even in 't
kort een antwoord geven aan den heer IJ. de Vries.
Deze struikelt over den prijs van de tochtdeuren,
maar spreker moet zeggen dat hij struikelt over het
geheele rapport van den directeur van gemeentewerken,
omdat hij niet de technische kennis bezit om dat
rapport te beoordeelen. Maar zooals de Raad weet,
heeft het geheele rapport van den directeur met het
voor en tegen der verschillende systemen en de
reden waarom de directeur het systeem-Braat prefe
reert, bij de stukken gelegen. Spreker zou dan ook
niet anders dan lectuur van bedoelde stukken kunnen