386
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 October 1920.
De punten 1 en 2 hebben ter visie gelegen om nog
heden te worden behandeld.
3. Alsvoren tot wijziging der woningbouw-verordening
1917 (gem. blad 1917, no. 12).
4. Alsvoren om over 1921 voort te gaan met de heffing
van 5070 opcenten op de hoofdsom der Rijks personeele
belasting volgens het bestaande heffingsbesluit (gem. blad
1920, no. 5).
5. Alsvoren tot vaststelling van het ontwerp-uitbrei-
breidingsplan der gemeente.
De punten 3 en 5 worden gedrukt als bijlage tot het
raadsverslag en bij de leden rondgezonden om, evenals
punt 4 te zijner tijd te worden behandeld.
6. De verantwoording wegens de inkomsten en uitga
ven der gemeente over het dienstjaar 1919.
Wordt gedrukt als bijlage tot het raadsverslag en zal
te zijner tijd met het rapport der commissie voor het on
derzoek der rekening worden behandeld.
7. Alsvoren tot verhooging der vergoeding voor werk
zaamheden, verricht voor particulieren door werklieden
van het gem. electriciteitbedrijf en de gem. gasfabriek.
Wordt gedrukt als bijlage tot het raadsverslag en bij de
leden rondgezonden, om te zijner tijd te worden behandeld.
8. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op
het adres van W. Salomon, om in de algemeene politie
verordening een artikel op te nemen, waarbij strafbaar
wordt gesteld, dat op hoeken van straten in de gemeente
zich personen verzamelen.
9. Alsvoren op het adres van B. van Huissteden c. s.
om bij den Minister van Landbouw aan te dringen op het
vaststellen van een maximumprijs voor consumptiemelk.
10. Aanbeveling voor de benoeming van een Voorzitter
van het scheidsgerecht wegens periodieke aftreding van
mr. W. Kolff op 26 October 1920.
De aanbeveling luidt als volgt:
1. Mr. W. Kolff, president van het Gerechtshof alhier;
2. Mr. C. W. Stheeman, rechter in de arrondissements
rechtbank, alhier.
11. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om bij
de wenschelijkheid van ontruiming van door de gemeente
per dag of per week verhuurde kleine woningen die ont
ruiming zoo noodig voor den rechter te eischen, c. q. bij
hooger beroep verwerend of eischend op te treden.
De punten 8—11 zullen in een volgende vergadering
worden behandeld.
IV. Wordt overgegaan tot behandeling van de voor
heden op den oproepingsbrief vermelde punten.
1. (Agenda no. 2.) Benoeming van een tijdelijke leerares
in de oude talen aan het gymnasium, ter voorziening in
de vacature, te ontstaan door het door den leeaar D. M.
Hoogeveen aangevraagd ontslag.
Met algemeene stemmen wordt benoemd mej.J. Bloemen,
candidaat in de klassieke letteren te Utrecht.
2. Agenda no. 3. Benoeming van een leeraar in het
Hebreeuwsch aan het gymnasium, vacature de Buck.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Lautenbach heeft met eenige verwondering ken
nis genomen van deze voordracht, omdat hij uit het advies
van den inspecteur der gymnasia leest dat de theologen
wel de meest geschikte leeraren in het Hebreeuwsch zijn.
Ook wordt omschreven dat de Rabbijnen en Doctoren in
de Theologie alleen in aanmerking kunnen komen. Israë
litische godsdienstleeraars missen algemeene ontwikkeling
en klassieke opleiding. Doch dit wil spreker laten rusten,
omdat het op 't geen hij te zeggen heeft, geen betrekking
heeft. Het is echter eigenaardig dat curatoren juist niet
aanbevelen degenen, die de inspecteur wel meent te moeten
aanbevelen en wel op grond van de inlichtingen, die zij
hebben bekomen, ten deele bij de leerlingen en ten deele
bij den directeur van de Rijks Hoogere Burgerschool te
Leeuwarden. Spreker vindt dat het wel ietwat vreemd
aandoet, dat er ten opzichte van een leeraar in het He
breeuwsch op een dergelijke wijze informatie's worden in
gewonnen.
Spreker wil hieraan nog toevoegen dat hij heeft gezien,
dat dr. Van Es, van wien geen notitie wordt genomen,
reeds 5 jaar te voren onderwijs heeft gegeven in 't
Hebreeuwsch aan het gereformeerd gymnasium te Amster
dam en dat hij reeds voor 8 jaar op de voordracht heeft
gestaan voor professor in't Hebreeuwsch. Nu wordt alleen
aanbevolen de heer Bartels, van de anderen wordt met
geen woord gerept. Dat kan een handigheidje of tactiek
zijn, maar spreker wenscht er toch even de aandacht op
te vestigen, omdat de gronden, waarop de heer Bartels
wordt aanbevolen, hem uiterst vaag toeschijnen.
De heer De Vos zegt
Mijnheer de Voorzitter! Zooals ik zoo even reeds zeide,
spijt het mij dat deze benoeming thans op de agenda
voorkomt. De reden hiervan is, dat het zeer moeielijk is
thans zoo maar zijn stem te geven aan iemand over wien
tusschen den Inspecteur der Gymnasia en Curatoren van
het Gymnasium een groot verschil van gevoelen bestaat.
De inspecteur vindt om verschillende reden geen vrijheid
den heer Bartels aan te bevelen. Ook luiden de inlichtin
gen over hem als leeraar niet onverdeeld gunstig.
De Inspecteur geeft de voorkeur aan doctoren in de
theologie en rabbijnen, die een diepe wetenschappelijke
studie van het Hebreeuwsch hebben gemaakt.
Nu er doctoren in de theologie onder de sollicitanten
zijn, wordt gemeend dat de theologische candidaten niet
in aanmerking behooren te komen, omdat hun Hebreeuw-
sche studie na hun propaedeutisch examen meestal beperkt
is geweest. Een uitzondering wil de Inspecteur maken ten
opzichte van den heer Snijdelaar, die wel geen theologisch
doctor is, maar die zijn propaedeutisch examen aflegde
cum Iaude en daarna zijn studie in de Oostersche talen
voortzette.
Alphabetisch worden dan door den Inspecteur aanbevo
len: Dr. S. Cuperus, Dr. W. A. van Es en E. A. A.
Snijdelaar.
Curatoren, Mijnheer de Voorzitter! loopen vrijwel over
het advies van den Inspecteur heen, alleen praten ze goed
hetgeen wordt gezegd ten opzichte van den heer Bartels.
Over de door den Inspecteur aanbevolenen wordt zoo goed
als niet gerept. Ook over de meening van den Inspecteur,
dat theologische candidaten buiten aanmerking behooren
te blijven om de door hem genoemde reden, wordt niet
gesproken. Alleen wordt voor de benoeming warm aan
bevolen de heer Bartels.
Verschil van gevoelen met den Inspecteur ten opzichte
van de theologische candidaten had zeker van Curatoren
mogen worden verwacht. De Inspecteur generaliseert,
maar Curatoren weten uit ervaring, dat onder theologische
candidaten die krachten worden gevonden en onder de
sollicitanten ook thans zijn, die ernstig voor benoeming
in aanmerking behoorden te komen.
Ik vraag mij af, Mijnheer de Voorzitter! waarom komen
Curatoren met eene aanbeveling waarop één persoon?
Alles te zamen genomen kan ik tot geen andere conclu
sie komen, dan dat er in hooge mate bevoorrechting in
het spel is.
Ik dien dan ook de volgende motie in, waarmede, naar
ik hoop, de Raad zich zal vereenigen:
„De Raad, gezien de stukken betrekking hebbende op de
benoeming van een leeraar in het Hebreeuwsch aan het
Gymnasium,
van meening, dat in deze eene aanbeveling waarop één
persoon voorkomt, onvoldoende is,
noodigt Burgemeester en Wethouders uit, de aanbeve
ling terug te zenden en curatoren te verzoeken eene
nieuwe aanbeveling in te zenden, waarop voorkomen
minstens drie personen."
De heer IJ. de Vries moet zich, na wat de heeren Lau
tenbach en De Vos in het midden hebben gebracht, ook
verwonderen over de voordracht van curatoren.
Waar men in de laatste zinsnede van het rapport van
den inspecteur van het hooger onderwijs leest, dat de nos.
1 en 3 van zijn aanbeveling voor een tijdelijke benoeming
in aanmerking kunnen komen, terwijl dr. Van Es voor een
vaste benoeming in aanmerking komt, begrijpt spreker
niet dat, waar men een goede kracht in de stad heeft
want naar het spreker voorkomt is dr. Van Es de
beste kracht curatoren niet heengaan met de voordracht
van den inspecteur over te nemen. Spreker meent dat dr.
Van Es benoemd moet worden als leeraar in het He
breeuwsch.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 October 1920.
387
De Voorzitter wil opmerken dat zijns inziens de motie-
De Vos absoluut overbodig is. Wat curatoren indienen
is toch slechts een aanbeveling, zoodat de Raad vrij is
daarbuiten te gaan. Was het een voordracht dan zou de
motie zin hebben, thans is zij absoluut overbodig. De
Raad is volkomen vrij om, buiten de aanbeveling om, op
de nos. 1, 2 of 3 van de aanbeveling van den inspecteur
of op een der andere sollicitanten te stemmen.
De heer De Vos zegt dat het hem natuurlijk bekend is
dat dit een aanbeveling is en dat de Raad daar buiten
kan gaan. Maar hij zou in ieder geval gaarne een keuze
willen hebben van meer dan één persoon. Spreker heeft
met zijn motie curatoren in de gelegenheid willen stellen
den Raad nog een aanbeveling van 3 personen te doen
toekomen, opdat de Raad dan zijn keuze kan doen uit de
aanbeveling van curatoren.
Als de Raad echter meent dat de motie niet noodig is,
meent spreker toch dat het op het oogenblik voor den
Raad heel moeilijk is, om buiten de aanbeveling om een
keuze te doen. In dat geval zou spreker dan ook het
voorstel willen doen om deze benoeming nog 14 dagen
aan te houden, opdat de leden van den Raad de gelegen
heid zullen hebben zelf nog over de candidaten na te
denken om dan over 14 dagen dus beter hun stem te
kunnen uitbrengen.
De Voorzitter concludeert uit het laatste gezichtspunt,
dat de heer De Vos naar voren brengt, dat deze erkent,
dat zijn motie overbodig is. Bovendien, indien Burge
meester en Wethouders al een nieuwe aanbeveling van
3 personen vragen van curatoren en deze doen het niet,
dan krijgt de Raad nog dezelfde aanbeveling terug Er
hebben hier een aantal personen gesolliciteerd curatoren
geven als hun meening te kennen dat de persoon, dien
zij op de aanbeveling zetten, huns inziens voor benoeming
in aanmerking dient te komen, maar daarnaast is de Raad
vrij om buiten deze aanbeveling om op ieder der sollici
tanten zijn stem uit te brengen.
Spreker meent hier ook een zekere tegenstrijdigheid
tusschen de verschillende sprekers te ontdekken. De heer
IJ. de Vries, die blijkbaar de stukken iets langer heeft ge
zien dan de heer De Vos, is ook met zijn oordeel vrij
wat vlugger klaar en zegtdr. Van Es is de beste. De
heer De Vos daarentegen heeft in den korten tijd uit de
stukken nog niet voldoende wijs kunnen worden en wil
de benoeming nog 14 dagen aanhouden. De heer De Vries
kan dus blijkbaar wat vlugger de zaak beoordeelen.
Spreker wil niet ontkennen dat op de aanbeveling van
curatoren dr. Van Es niet voorkomt. Maar „bevoorrech
ting" is hier zeker een woord dat niet goed is. Dat be-
teekent eigenlijk een voortrekken van den een boven
den ander en dat hebben curaoren bij het opmaken van
de aanbeveling er absoluut niet mede bedoeld. Spreker is
genegen den Raad over de geheele zaak volledige inlich
tingen te geven, ook als curator van het gymnasium,
maar waar de besprekingen, die hier naar voren komen,
hoofdzakelijk zullen gaan over personen, zou spreker
zeer gaarne zijn toelichting geven in besloten vergadering.
Spreker wil absoluut alle inlichtingen geven, die de Raad
wil hebben en dan zal men in 't eind zien, dat er mis
schien wel van bevoorrechting kan worden gesproken,
maar niet van de zijde van curatoren. Waar echter bij
het geven van alle mogelijke inlichtingen over personen
gesproken moet worden, wenscht spreker dit alleen te
doen in besloten vergadering.
De heer De Boer wil, na wat door den Voorzitter is
gezegd, graag voorstellen, om de besprekingen over deze
zaak verder in besloten vergadering te houden.
De Voorzitter Wordt dit voorstel ondersteund
Dit blijkt wel het geval te zijn.
De heer IJ. de Vries zegt, dat de Voorzitter pertinent
verklaart, dat spreker uitmaakt, dat dr. Van Es de beste
is. Dat zegt spreker evenwel niet. De conclusie, dat dr. Van
Es de beste is, trekt hij uit het schrijven van den inspec
teur der gymnasia. Spreker zal zich wel wachten een
oordeel te vellen over 13 candidaten. Maar uit de con-
j clusie van den inspecteur komt het spreker voor, dat van
I de sollicitanten dr. Van Es de beste leeraar is.
Met algemeene stemmen wordt thans besloten overeen
komstig het voorstel van den heer De Boer, zoodat ter
verdere bespreking van dit punt in besloten vergadering
wordt overgegaan.
Na heropening der openbare vergadering worden, aan
gezien door geen der leden meer het woord wordt ver
langd, de beraadslagingen gesloten.
De Voorzitter vraagt of de heer De Vos zijn motie nog
handhaaft.
De heer De Vos trekt zijn motie in.
Tot leeraar in het Hebreeuwsch aan het gymnasium
wordt benoemd de heer A. Bartels, leeraar aan de Rijks
Hoogere Burgerschool te Leeuwarden, met 15 stemmen.
Op dr. Van Es zijn 7 stemmen uitgebracht, terwijl 1
biljet blanco is ingeleverd.
3. (Agenda no. 4). Voorstel van Burgemeester en Wet
houders om aan F. Zandstra, Th. Nauta en H. Kerkhof
vergunning te verleenen tot demping van het gedeelte der
sloot vóór hunne perceelen aan den Stienserweg, zulks met
overneming door de gemeente van vrijkomende strooken
grond.
Dit voorstel luidt als volgt:
Door F. Zandstra, H. Kerkhof en Th. Nauta alhier zijn
of worden 4 woonhuizen gebouwd aan den Stienserweg.
De perceelen, waarop deze huizen staan, Sectie E nos.
j 3046, 3044 en 3043 der gemeente Leeuwarden, zijn door
een sloot van den straatweg gescheiden, zoodat op grond
van artikel 2 van de Bouwverordening demping van de
sloot noodig is. Daartoe hebben de belanghebbenden dan
ook het verzoek gedaan. In verband met de bij raadsbe
sluit van 7 Juni 1914 no 250K/125 voor den Stienserweg
vastgestelde rooilijn dient bij deze demping op een voor
tuin van 7 M. diepte aangehouden te worden. Tengevolge
daarvan zal door Zandstra een strook van 5.05 M., door
Kerkhof een strook van 4 60 M. en door Nauta een strook
van 4.60 M. breed over de breedte van de perceelen
en voor wat Nauta betreft over eene lengte van 16'/2 M.,
aan de gemeente moeten worden overgedragen. Verder
kunnen aan deze demping de gebruikelijke voorwaarden
worden verbonden.
De belanghebbenden gaan met dezen afstand van grond
en met de bedoelde bepalingen accoord.
Op grond van het vorenstaande hebben wij de eer,
onder overlegging van stukken, U voor te stellen te besluiten
A. aan F. Zandstra alhier vergunning te verleenen tot
het dempen van de sloot vóór het perceel Sectie E no.
3046, onder de volgende voorwaarden:
1. dat de voortuin niet dieper wordt dan 7 M., gemeten
uit den voorgevel van het huis en door een hek wordt
afgesloten, waarvan de teekening aan Burgemeester en
Wethouders ter goedkeuring moet worden ingezonden;
2. dat de vóór den voortuin gelegen strook grond
ter breedte van 5.05 M., op de bijbehoorende teekening
nader aangegeven, voor ƒ1.— aan de gemeente in eigen
dom wordt overgedragen;
3. dat alvorens met de demping van het slootgedeelte
wordt begonnen, hiervan kennis wordt gegeven aan den
Directeur der Gemeentewerken;
4. dat het te dempen slootgedeelte wordt drooggemalen
en daarna riet en blabber er uit worden verwijderd;
5. dat ter hoogte van F. Z. P. in de demping een
duiker van betonbuizen, wijd 15 cM., rond wordt gelegd
op een vuren bat;
6. dat de afsluiting van deze demping op beide einden
wordt tot stand gebracht door stapelzoden of eene stevige
beschoeiing;
7. dat deze werken ten genoegen van den Directeur
der Gemeentewerken worden uitgevoerd.
B. aan H. Kerkhof allhier vergunning te verleenen tot
het dempen van de sloot voor het perceel Sectie E no.
3044, onder de volgende voorwaarden:
1. dat de voortuin niet dieper wordt dan 7 M., gemeten
uit den voorgevel van het huis en door een hek wordt