428 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 November 1920.
De minister heeft in zijne ciculaire te kennen ge-
gegeven dat de Zaterdag en Zondag „zonder meer"
niet onder een tapverbod mochten vallen, dit beteekent
dus wanneer die dagen geen aanleiding kunnen geven
tot een verhoogd drankmisbruik. Maar als door dezen
Raad wordt aangetoond, dat dit in Leeuwarden wel
het geval is, dan zal, zooals ook reeds in andere steden
het geval is geweest, de verordening door den minister
worden gesteund. De gemeenteraad van Smallingerland
meende, op grond van de mededeelingen van den
minister, de verordening te moeten intrekken. De
minister heeft hierover zijn leedwezen betuigd en ge
schreven dat dit de bedoeling der circulaire niet is
geweest. Vanuit Deventer is geadresseerd dat de daar
vastgestelde verordening in strijd was met het algemeen
belang hierop is door den minister afwijzend beschikt.
De heer Jansen Amersfoort
De heer Dijkstra Van Amersfoort is ook de ver
ordening goedgekeurd. Waar wij hier in Leeuwarden
echter over geen statistiek beschikken, moeten we
hier concludeeren naar aanleiding van wat we toe
vallig zoo dagelijks zien en van het rapport van den
Commissaris van Politie. Of, mag ik den Voorzitter
vragen of er hier misschien wel een statistiek bestaat?
De Voorzitter maakt een ontkennend gebaar.
De heer Dijkstra Dan kunt U daar geen gebruik
van maken en ik ook niet. Dat is dan niet anders.
We zullen dan practisch de dingen moeten aanschouwen
en dat is indertijd ook de gedachtengang van de
meerderheid der leden van den Raad geweest, geloof ik.
De heer Visser kan niet ontkennen dat er zeer veel
waars zit in het prae-advies van het college van
Burgemeester en Wethouders. Spreker meent dat,
toen hier de discussies zijn gevoerd over de droog
legging van den Zaterdagmiddag en den Zondag hier
ter stede, de Raad toen de verordening in het leven
heeft geroepen met «het oogmerk om te voorkomen,
dat veel drinkers van die dagen gebruik maken om
hun loon te verdrinken. Die verordening is, naar
spreker gelooft, niet zoozeer in het leven geroepen
met het oog op de arbeiders, die moreel hoog staan,
de menschen uit de vakorganisaties, de degelijke
arbeiders, maar zij is wel degelijk mede in het leven
geroepen voor de zoogenaamde slampampers, die, als
zij Zaterdags hun loon hebben, naar de kroeg gaan en
die ook de zondagen op verkeerde plaatsen doorbrengen.
Men dacht er niet aan om de arbeidersbeweging te
negeeren en om deze een klap in 'tgezicht te geven;
daar denkt spreker ook in 't minst niet aan, maar
toch meent hij, dat de vrije Zaterdagmiddag niet is
los te maken van deze zaak en dus ook niet van het
prae-advies.
De heer Dijkstra: In alle opzichten niet.
De heer Visser vervolgt juist het oog te hebben
op die menschen, die, bij den vrijen Zaterdagmiddag,
in plaats van 's avonds al 's middags naar de kroeg
loopen om hun geld te verdrinken. Dat is zijn betoog;
de verordening is niet alleen in het leven geroepen
voor de moreel hoogstaanden, maar ook voor de
slechten. Die slechten hebben ook meer vrije tijd en
hebben dus ook meer de gelegenheid om meer te
drinken. Spreker voor zich meent dan ook dat deze
zaak niet is los te schakelen van den vrijen Zater
dagmiddag. Dan zal er zooveel meer gedronken worden;
de vrije Zaterdagmiddag staat dus niet los van maar
in verband mot deze zeer groote kwestie en dient
daarbij wel degelijk te worden aangevoerd.
De heer Jansen had eerst niet het plan nog hier
over te spreken, doch nu de Voorzitter pertinent heeft
gevraagd om bewijzen te leveren, gelooft spreker dat
men daaromtrent gevoeglijk kan aanvoeren, wat in
de veelbewogen dagen van Januari een belanghebbende
spreker antwoordde op sprekers opmerking: wat maken
jullie je toch druk om zoo'n beuzeling vroeger heb
je toch altijd beweerd dat jullie verdiensten niet
komen uit den alcohol, maar dat je veel liever koffie,
thee en limonade verkoopt kreeg spreker toen dit
antwoord ja, maar wij worden nu aangetast in een
van de beste dagen die wij beleven in de week.
Dat woord alleen van dien ongewilden getuige, mag
hier als bewijs genoemd worden wanneer door een
dergelijk belanghebbende de Zondag en de Zaterdag
zijn beste dagen in de week genoemd worden mag
de Raad gerust vaststellen, dat dit ook zoo is de
belanghebbende toch had er toen niets geen voordeel
van om het andersom te vertellen.
Spreker meent overigens ook wel dat vaststaat dat
de Zondag altijd de dag bij uitstek is geweest om te
drinken. In christelijke kringen wordt in dat verband
dan ook wel in plaats van een „Zondag", van een
„zonde-dag gesproken. En uit de christelijke beweging
is ook dit woord bekend „indien de kerk de kroeg
er niet onder krijgt, dan krijgt de kroeg de kerk er
onder". Dat zijn alle feiten die aantoonen, dat do
Zondag altijd een drankdag is geweest. Moet spreker
nog herinneren aan de bekende plaat „De betaaldag"
Er is niet zoo'n lang betoog voor noodig om aan te
toonen dat er op Zaterdagmiddag en Zondag meer
en in onze dagen meer dan voorheen aap Bacchus
wordt geofferd. Spreker is den Commissaris van Politie,
ofschoon hij lust had, diens rapport op andere punten
ernstig te bestrijden, dankbaar, waar de Commissaris
zegt dat ook de Zondag en Zaterdag en de Vrijdag
en Maandag aanleiding geven tot het constateeren
van meerder drankmisbruik.
De heer Dijstra zal den vrijen Zaterdagmiddag en
den Zondag er buiten laten, zooals die naar voren
zijn gebracht.
Voor spreker geldt in hoofdzaak deze reden, dat
de Raad in een vorige vergadering met groote meerder
heid het besluit heeft genomen dat de Zaterdagmiddag
en de Zondag vrij zouden worden gemaakt van ster
ken drank op de manier, zooals de verordening dat
aangeeft. Spreker vindt nu in het prae-advies nog een
lichte poging om, naar aanleiding van wat de Minister
van Arbeid heeft gezegd, nog terug te komen op die
verordening. Dat schijnt spreker, waar de Raad dezer
gemeente eenmaal' daaromtrent een beslissing heeft
genomen, onjuist toe. Spreker kan wel niet precies
onderschrijven wat de heer Dijkstra in zijn motie heeft
belichaamd, maar hij zal daarin toch meegaan, omdat
de motie beoogt het handhaven van de eenmaal ge
nomen beslissing.
Mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi vindt het moeilijk
om met de motie mee te gaan, voornamelijk om het
woord „belangrijk" dat daarin voorkomt, omdat men
heelemaal geen gegevens heeft om op te wijzen.
Spreekster zou den heer Dijkstra daarom in over
weging willen geven dat woord uit de motie weg te
laten. We zijn allen overtuigd dat er meer sterke
drank wordt gebruikt op genoemde dagen, maar het
woord „belangrijk" vindt spreekster hier toch niet
op z'n plaats. En waar juist aan de motie is toege
voegd, dat de vrije Zaterdagmiddag de gelegenheid
scheppen kan dat er meer misbruik wordt gemaakt,
zou dit spreekster aanleiding geven om mee te gaan
met de motiehet woord „belangrijk" zou zij dan
echter graag daaruit zien vervallen.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad
De heer Dijkstra kan naar aanleiding van de woorden
van mevrouw Buisman wel mededeelen dat hij geen
bezwaar heeft om het woord „belangrijk" uit de mojie
terug te nemen. Hij wil nu juist niet precies zijn in
druk weergeven met wat in de motie staat, maar ook
dien van anderen. Het woord „belangrijk" kan er om
hem dan ook gerust uit.
Spreker is ook zoo voorzichtig geweest den meerderen
vrijen tijd als motief in de motie op te nemen, omdat
hij ook wel gevoelt wat de heer Visser bedoelt.
Daarom staat er ook in de motie dat die meerdere
vrije tijd aanleiding kan geven tot nog verhoogd
drankmisbruik. Als de menschen hun tijd niet beter
gaan besteden, maar gaan drinken, dan is ook die
meerdere vrije tijd een motief. Zooals dat in de motie
is weergegeven, gelooft spreker echter wel, dat dit
tot uitdrukking komt.
De Voorzitter merkt op dat de heer Dijstra heeft
gezegd dat door Burgemeester en Wethouders wordt
getracht de verordening ingetrokken te krijgen. Dat
is echter de bedoeling niet. In de missive van Gedepu
teerde Staten wordt gevraagd „Voor zoover de Raad
„meent, dat bijzondere omstandigheden aanwezig zijn,
„die een tapverbod gedurende den Zondag wettigen,
„zal de Minister hieromtrent gaarne, door onze be
middeling, nader worden ingelicht."
Nu stellen Burgemeester en Wethouders enkel voor
dat de Raad moet vaststellen dat men meer dan
vroeger de gelegenheid heeft tot misbruik van sterken
drank. Als de Raad echter de motie-Dijkstra aanneemt
op grond, dat het drankmisbruik op Zaterdagmiddag
eu Zondag hooger is dan andere dagen, dan wordt
niet aan Gedeputeerde Staten bericht wat Burge
meester en Wethouders voorstellen, maar wat de
motie-Dijkstra inhoudt.
De heer De Boer wenscht nog een opmerking te
maken over den vrijen tijd als oorzaak van het meer
dere drankgebruik. Spreker is werkelijk van meening,
dat dit motief niet in die mate moet worden uitge
schakeld als in de motie-Dijkstra gebeurt.
De heer Dijkstra heeft, wat hij in zijn motie heeft
belichaamd, aldus gezien de strijd van de arbeiders
klasse voor den 8-urigen werkdag en den vrijen Zater
dagmiddag had ten doel, de arbeiders op een hooger
peil te brengen, zoodat daarvan nooit een gevolg
kan zijn, dat het alcoholisme toeneemt. Op het
oogenblik staat men echter niet voor een feit, zooals
bij de diamantbewerkers indertijd, dat door een groote
organisatie van menschen, die strijden voor een ideaal,
dat ideaal is bereikt. Door de algemeene invoering
van den 8-urigen arbeidsdag en de vrije Zaterdagmid
dag worden deze ook gegeven aan menschen, die voor
dit ideaal nooit gestreden hebben, wier leven leeg is
gebleven van alle ideëele dingen, die steeds een in
nerlijk leeg leven hebben geleid. Die menschen hebben
ook den meerderen vrijen tijd en die zullen veel lichter
overgaan tot alcoholmisbruik dan vroeger, toen hun
tijd nog gevuld was met arbeid. Men kan dan ook
gerust wel wat meer het argument van den vrijen
tijd opnemen dan op het oogenblik het geval is.
De beraadslagingen worden gesloten.
De motie-Dijkstra, waaruit het woord „belangrijk"
is teruggenomen, wordt met 17 tegen 6 stemmen aan
genomen,
Yóór stemmen de heeren Van der Werff, Postma,
Dijstra, Schaafsma, mevrouw Besuijen-Lindeboom, de
heeren Oosterboff, Collet, Lautenbach, Tiemersma,
mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Visser,
De Boer, O. P. de Vries, Dijkstra, IJ. de Vries, Zand-
stra en Jansen.
van Leeuwarden van Dinsdag 9 November 1920. 429
Tegen stemmen: de heeren Tulp, De Vos, Fransen,
Berghuis, Van Weideren baron Rengers en Schoon-
dermark.
17. (Agenda no. 18). Prae-advies van Burgemeester
en Wethouders op het adres van de docenten der school
voor middelbaar onderwijs voor meisjes tot herziening van
hare jaarwedden met nader voorstel (bijlagen nos. 39 en 54).
De Voorzitter deelt mee dat van mevrouw Buisman
Blok Wijbrandi en den heer De Vos een amendement
is ingekomen op het prae-advies van Burgemeester
en Wethouders, luidende om in artikel 1 der ontwerp
verordening te lezen
voor de leerares onder d
indien zij van 10 tot en met 18 uren les geeft 400.
benevens 80.voor elk wekelijksch lesuur, na 2,
4, 6, 8, 10, 12, 14 en 16 dienstjaren telkens te ver-
hoogen met 7.50 per wekelijksch lesuur, minimum
dus 1600.maximum 2500.— bij de 15 lesuren
voor de leerares onder e
indien zij van 10 tot en met 18 uren les geeft
400.benevens 100.voor elk wekelijksch les
uur, na 2, 4, 6, 8, 10, 12, 14 en 16 dienstjaren telkens
te verhoogen met 10.per wekelijksch lesuur,
minimum dus 1500.maximum 2380.bij de
11 lesuren.
De algemeene beraadslagingen worden geopend.
Mevrouw Buisman- Blok Wijbrandi deelt mede dat
zij, ingevolge de opdracht, in de vorige vergadering
gegeven, met den Wethouder van Onderwijs nader in
overleg is getreden omtrent de salarissen. Wat het
systeem van salarieering betreft zijn de Wethouder
en spreekster, zooals uit het nader prae-advies blijkt,
wel tot elkaar gekomen, maar op het gebied van de
cijfers zijn zij niet tot overeenstemming kunnen komen.
Het bedrag dat Burgemeester en Wethouders aange
ven als salaris voor de leerares in de handwerken,
zijnde 1400.tot 2000.bij 15 lesuren, is be
slist te laag. Spreekster breDgt dit leervak juist ook
in verband met het vak gymnastiek voor welks leera
res Burgemeester en Wethouders de salarieering voor
stellen volgens de rijksregeling. Tusschen die beide
vakken is nu het onderscheid in salarieering zoo groot,
dat spreekster zich niet verantwoord acht aan de vast
stelling der salarissen, zooals die door het college zijn
voorgesteld, mede te werken. Het eenige, wat spreek
ster dan ook als logisch voorkwam was, dat er door
haar een amendement werd ingediend, waarbij de leer
ares in handwerken hooger, doch die in gymnastiek
lager wordt gesalarieerd dan Burgemeester en Wet
houders voorstellen.
Zooals Burgemeester en Wethouders voorstellen
zal de gymnastiek-leerares met 11 lesuren per week
verdienen 680.stamsalaris plus 11 X 120.—
in minimum en 680.plus 11 X 200.in maxi
mum. Het maximum voor 11 lesuren wordt daar dus
2880.Dat salaris is toch werkelijk wel wat heel
hoog voor een gymnastiek-onderwijzeres en daarom
heeft spreekster dan ook voorgesteld dit te verlagen.
En zij wenscht dat van de handwerkleerares te ver
hoogen, omdat het onderscheid met dat van de leer
ares in gymnastiek haar te groot isdeze laatste zou
toch bij het voorstel van Burgemeester en Wethou
ders met 15 lesuren een salaris krijgen van 3680.
terwijl de eerste met hetzelfde aantal lesuren een sa
laris van 2000.genoot. Dat verschil is spreekster
te groot. Zij heeft daarom voorgesteld voor de leer
ares in handwerken een stamsalaris van 400.en
voor elk wekelijksch lesuur f 80.na 8 X 2 dienst
jaren telkens te verhoogen met f 7.50 per wekelijksch