432 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 November 1920.
moeten ook 81 verhooging hebben, men geeft ons
maar 31 °/0, maar wij hebben ook recht op 81
Nu kiest men er echter alleen de leerares voor hand
werken uit, die wordt er uitgehaald.
Spreker blijft echter bij zijn bewering dat de ver
houding, zooals die door Burgemeester en Wethouders
is voorgesteld, juist is. Maar hij zegt nog eens: men
kan hier één of twee uur over redeneeren, het is en
blijft een kwestie van appreciatie. Verder wil spreker
er niet over uitweiden.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi zegt dat de wet
houder haar toen ook wel eenigszins overtuigd heeft
dat handwerken en andere vakken niet gelijk kunnen
staan. Daar houdt spreeksters amendement echter ook
rekening mee zij doet niet zooals de heer De Boer,
die alles over een kam scheert; zij wil echter ook niet
dat handwerken zoo'n stuk lager wordt betaald dan
alle andere vakken.
De wethouder on spreekster zijn het ook niet eens
kunnen worden over de salarieering van het vak gym
nastiek. Men kan den Baad toch niet verplichten
daaromtrent de rijksregeling te volgen, dat salaris kan
men toch wel lager stellen. En aangezien het verschil
tusschen gymnastiek en handwerken te groot, is stelt
spreekster ook voor het salaris voor het laatste iets
op te voeren, al kan zij ook niet dadelijk, in navolging
van den heer De Boer, besluiten, dat salaris zooveel
op te voeren als alle andere vakken. De heer De Boer
zegt dat men elk vak niet apart moet kwalificeeren,
doch de Baad zal het wel met spreekster eens zijn
dat gymnastiek en handwerken er hier uitloopen en
dat dit vakken van geheel anderen aard zijn dan de
andere vakken, die een andere vóóropleiding eischen.
Voor gymnastiek en handwerken kan men examen
doen zonder meer algemeene ontwikkeling te hebben
opgedaan, zonder een meer breede vóóropleiding.
Daarnaar bepaalt spreekster de verhouding tusschen
handwerken en andere vakken als 2 staat tot 3 dat
is voor haar gevoel ook de verhouding, waarin die
vakken tot elkaar staan. Voor gymnastiek wenscht zij
een belooning van f 100.per wekelijksch lesuur,
omdat daarvoor een middelbare acte vereischt wordt
en omdat, als het met 100.wordt gesalarieerd,
ook het verder onderscheid met handwerken groot
genoeg is.
Naar spreeksters oordeel kan zij dus niet anders
doen dan het amendement, dat door haar is voorge
steld, te handhaven, dus, voor de leerares in de hand
werken een salaris van f 1600.tot f 2500.en
van die in de gymastiek een salaris van 1500.
tot 2380.—.
Spreekster denkt dat de leden van den Baad het
met haar eens zullen zijn, dat de leerares in gymna
stiek met 2380.voor 11 wekelijksche lesuren goed
betaald is.
De heer Do Boer wil nog een korte opmerking
maken. Wanneer ook de rijksregeling was gemaakt
voor H. B. S. voor meisjes en ook speciaal voor de
leervakken zang en handwerken, dan had men deze
debatten hier niet gehad, dan had men eenvoudig dat
salaris gegeven. Nu is men daar echter ook vrij in,
nu kan men ook de rijksregeling toepassen. Spreker
ziet dan ook niet in, waarom men dat niet zou doen
en waarom men het nu hier per vak uit wil zoeken.
De heer Oosterhoff merkt op dat door Burgemeester
en Wethouders straks is gezegd dat, toen 11/2 jaar
geleden de salarissen zijn vastgesteld, door den Baad
geen aanmerkingen zijn gemaakt en door den heer
Oosterhoff ook niet. Nu geeft spreker onmiddelijk toe
dat het uiterst moeilijk is precies vast te stellen,
welke de verhoudingen moeten zijn. Dat is een kwestie
van appreciatie en een kwestie van gevoel. Er is
toen echter door den Baad óók geen aanmerking ge
maakt op de verhouding tusschen de salarissen van
de leeraressen in gymnastiek en handwerken men
moet dus aannemen dat die verhouding toen door den
Baad ook is goedgevonden. Daar wijkt men nu echter
plotseling van af. De groote vraag rijst nu bij spreker
of men nu geen onbillijkheid begaat door nu tusschen
de beide salarissen, die toen bijna volkomen gelijk
waren, in eens zoo'n groot onderscheid te maken. Is
dat niet bijzonder hard voor degene, die zoo achter
raakt? Waar het onderscheid tusschen het salaris van
de leerares in de handwerken en de salarissen van de
andere leeraressen toch ook nu nog zoo groot blijft, dat
het maximum voor handwerken gelijk is aan het
minimum voor de andere vakken, daar kan niet ge
klaagd worden dat er niet een groot genoeg verschil
meer blijft bestaan.
Spreker wil dan ook voorstellen voor de handwerk -
leerares genoemd onder d: een stam-salaris van
400.plus 100.per wekelijksch lesuur en 8
verhoogingen van 7.50. Het minimum-salaris wordt
dan 1900, het maximum 2800.
Spreker dient dit amendement in,
De Voorzitter: Mag ik den heer Oosterhoff even
vragenBoven welk amendement gaat zijn amendement?
De heer OosterhoffBoven dat van mevrouw Buisman
en beneden dat van den heer De Boer.
De VoorzitterGaat er ook nog een boven het
amendement-De Boer?
De heer De Boer: Neen, dat kan niet!
De VoorzitterHet amendement-Oosterhoff gaat dus
boven dat van mevrouw Buisman.
Wordt het amendement-Oosterhoff ondersteund?
Mevrouw Buisman Blok Wijbrandi: Mag ikhetnog
even hooren
De Voorzitter doet lecture van het amendement-
Oosterhoff. Spreker vraagt nogmaals of het wordt
ondersteund.
Dit blijkt wel het geval te zijn.
De heer Visser is het eens met den Wethouder van
Onderwijs, dat het hier is een kwestie van appreciatie.
Spreker heeft ook met een van de dames geconfereerd
en liet zich daarbij de uitdrukking ontvallen„Och,
het is ook maar voor handwerken". Hierop kreeg hij
ten antwoord„Daar hebt U geen verstand van."
Spreker kan meegaan met het voorstel van het
college wat betreft de handwerken, maar met de sala
rieering voor gymnastiek kan hij niet accoord gaan.
De algemeene beraadslagingen worden gesloten.
Wordt overgegaan tot puntsgewijze behandeling der
wijzigings-verordening.
Punt I (bijlage 39 en 54).
De Voorzitter zal de behandeling bij stukjes en
brokjes en heel langzaam doen geschieden, omdat er
hier en daar nog al wat aan vast zit.
De salarissen van de directrice (sub a van art. 1)
en van de leeraressen genoemd onder b en c van art.
1, worden, overeenkomstig het voorstel van Burge
meester en Wethouders, onveranderd vastgesteld.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 November 1920. 433
Salaris leerares sub e van art. 1 (leerares gymnastiek).
De Voorzitter merkt op, dat naast het voorstel van
Burgemeester en Wethouders uit bijlage 39, staat het
amendement van mevrouw Buisman, dat minder voor
stelt dan Burgemeester en Wethouders. Het voorstel
van Burgemeester en Wethouders komt dus 't eerst
in stemming en daarna, eventueel, dat van mevrouw
Buisman.
Mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi: Dan is de be
doeling van Burgemeester en Wethouders om de
leerares in de gymnastiek te salarieeren per weke
lijksch lesuur met 120.met 8 verhoogingen van
10.en met een stamsalaris van 680.Het
minimum komt bij 11 lesuren dan op 2000.en
het maximum op f 2880.
De Voorzitter: Nu gaat U Uw amendement weer
verdedigen.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt
met 14 tegen 9 stemmen aangenomen en het salaris
dienovereenkomstig vastgesteld.
Vóór stemmen: de heer Schaafsma, mevrouw Be-
suijenLindeboom, de heeren Oosterhoff, Collet, Tie-
mersma, De Boer, Fransen, O. F. de Vries, Dijkstra,
Zandstra, Jansen, Berghuis, Van Weideren baron
Bengers en Schoondermark.
Tegen stemmen: de heeren Van der Werff, Postma,
Tulp, Dijstra, Lautenbach, mevrouw BuismanBlok
Wijbrandi, de heeren Visser, De Vos en IJ. de Vries.
Het amendement-Buisman-Do Vos is hiermede ver
vallen.
Salaris leerares sub d van art. 1 (leerares handwerken).
De Voorzitter memoreert dat in bijlage 54 het nader
voorstel van Burgemeester en Wethouders is om
schreven. Hierbij zijn 3 amendementen, n.l. dat van
den heer De Boer c.s., dat van den heer Oosterhoff
en dat van mevrouw Buisman c.s., die alle drie verder
gaan dan het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Het amendement van de verste strekking is dat van
den heer De Boer, 't welk spreker het eerst in stem
ming zal brengen.
Mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi zou dit amende
ment graag even in cijfers hebben. Er wordt in voor
gesteld de rijksregeling voor een 3-jarige H. B. S.
onder aftrek van 15 °/0. Doch spreekster zou gaarne
hooren welke cijfers dat zijn om te weten of het
werkelijk van de verste strekking is.
De VoorzitterDe heer De Boer heeft het zelf
gezegd.
Mevrouw Buisman—Blok WijbrandiMaar later is
het amendement-Oosterhoff nog ingekomen. Ik weet
niet wat in de practijk het hoogste is, wat het beste
betaalt; de heer De Boer trekt er nog 15 af.
De VoorzitterDat kan de heer De Boer U het
beste mededeelen dan moet die U even inlichten.
De heer De BoerHoe groot het bedrag is Bij
18 lesuren een maximum van 2975.— en bij 15
lesuren gaat daar af 3 X 120.of 3 X 200.
Mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi Dus U gaat
toch hooger dan de heer Oosterhoff?
De heer De BoerDat is onherroepelijk juist
De heer IJ. de Vries Zoo'n voorstel is niet aan te
nemen
De Voorzitter Stemt U dan tegen.
De heer IJ. de VriesHet komt niet te pas dat
men maar beschikt over de gemeentefinanciën, zonder
te weten waarover men beschikt. Het gaat niet aan
om maar met dichte beurzen of op blanco crediet
voorstellen aan te nemen en salarissen vast te stellen.
De heer Oosterhoff vraagt of dit amendement-De
Boer niet gesplist in stemming moet worden gebracht.
Daarin wordt gesproken over 2 leeraressen die in
heel verschillende condities verkeeren. Ofschoon spreker
zelf tegen beide verhoogingen, als bedoeld in dit
amendement, zal stemmen, kan hij zich toch voor
stellen, dat er leden zijn die hierbij vóór handwerken
stemmen doch niet voor zang.
De Voorzitter We zijn bezig aan de leerares onder
d van art. 1, dat is die voor handwerken.
De heer OosterhoffDan moet U toch splitsen.
De VoorzitterDat gebeurt ook.
Mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi: Ik stem dan
vóór het voorstel-De Boer. Het lijkt mij dan ook het
beste dat de handwerken onder de rijksregeling wordt
opgenomen, daar zit dan tenminste systeem in. Het
salaris moet dan 15 °/o lageri doch niet worden ver
laagd als er volledige bevoegdheid is. Ik ga er mede
accoord.
De Voorzitter: U trekt Uw amendement dus in?
Mevrouw Buisman—Biok Wijbrandi: O neen nu ben
ik in de war.
Het amendement-De Boer-Zandstra wordt verwor
pen met 18 tegen 5 stemmen.
Vóór stemmen: mevrouw BesuijenLindeboom, de
heeren Tiemersma, De Boer, Dijkstra en Zandstra.
Tegen stemmen: de heeren Van der Werff, Postma,
Tulp, Dijstra, Schaafsma, Oosterhoff, Collet, Lauten
bach, mevrouw Buisman, Blok Wijbrandi, de heeren
Visser, De Vos, Fransen, O. F. de Vries, IJ. de Vries,
Jansen, Berghuis, Van Weideren baron Eengers en
Schoondermark.
Het amendement-Oosterhoff wordt verworpen met
12 tegen 11 stemmen.
Vóór stemmen: de heer Dijstra, mevrouw Besuijen
Lindeboom, de heeren Oosterhoff, Collet, Lautenbach,
Tiemersma, De Boer, Dijkstra, Zandstra, Jansen en
Van Weideren baron Eengers.
Tegen stemmen: de heeren Van der Werff, Postma,
Tulp, Schaafsma, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi,
de heeren Visser, De Vos, Fransen, O. F. de Vries,
IJ. de Vries, Berghuis en Schoondermark.
Het amendement-Buisman-De Vos wordt aange
nomen met 13 tegen 10 stemmen, waarna het salaris
dienovereenkomstig wordt vastgesteld.
Vóór stemmen: de heer Dijstra, mevrouw Besuijen
Lindeboom, de heeren Oosterhoff, Collet, Lautenbach,
Tiemersma, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de
heeren De Boer, De Vos, Dijkstra, Zandstra, Jansen
en Van Weideren baron Eengers.