18 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 Januari 1921.
staat hier wel en als men dat heel erg ruim gaat
opvatten kan die bemiddeling erg ver gaan. De be
doeling is echter om door het naar elkaar brengen
van de partijen bemiddeling trachten te geven. Maar
spreker is het er wel mee eens dat dit woord eigenlijk
minder goed is. Als men het artikel eens ongeveer
redigeerde als volgt
„Van gemeentewege wordt opgericht een gemeente
lijke woningbeurs, die tot doel heeft statistische ge
gevens te verzamelen betreffende vraag naar- en
aanbod van woningen en woningruimte en door middel
waarvan het huren en verhuren van woningen kan
plaats hebben".
Bij nader inzien ziet spreker echter dat ook deze
redactie voor ruimere opvatting vatbaar is.
De heer Oosterhoff vraagt of het niet verstandiger
is in plaats van de woorden, die spreker wilde laten
vervallen, achter aan het artikel te lezen: „en het
verstrekken van inlichtingen omtrent te huur staande
woningen".
De heer Da Boer vraagt of deze kwestie niet zou
kunnen worden verschoven naar een eventueel te
maken instructie voor den directeur der woningbeurs.
Het blijkt toch moeilijk op 't oogenblik een redactie
samen te stellen die iedereen bevredigt.
De Voorzitter zegt dat het eenvoudig de bedoeling
is dat de menschen daar inlichtingen krijgen welke
woningen te huur zijn. Spreker vraagt of de heer
Oosterhoff zijn voorstel handhaaft.
De heer Oosterhoff wenscht dit in dier voege te
wijzigen dat art. 1 wordt gelezen
„Van gemeentewege wordt opgericht een ge
meentelijke woningbeurs, die tot doel heeft statis
tische gevens te verzamelen betreffende vraag
naar en aanbod van woningen en woningruimte
en het verstrekken van inlichtingen omtrent te
huur staande woningen".
Spreker wenscht dus het verzamelen van statistische
gegevens op den voorgrond te stellen en dan daaraan
toe te voegen het verstrekken van inlichtingen omtrent
te huur staande woningen.
De Voorzitter kan dan mededeelen dat het gewijzigde
amendement-Oosterhoff door Burgemeester eu Wet
houders wordt overgenomen.
De algemeene beraadslagingen worden gesloten.
Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behandeling
der verschillende ontwerp-verordeningen.
Aan de orde is ontwerp I.
Art. 1 wordt, zooals dit door het amendement-
Oosterhoff, dat door Burgemeester en Wethouders
is overgenomen, nader is gewijzigd, vastgesteld.
Art. 2.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Nijholt heeft een kleine opmerking bij dit
artikel en bij Ontwerp IV, dat hij hierbij maar direct
zal noemen. Het betreft de tweeledige functie, die
gegeven wordt aan den administrateur van het woning
bedrijf Het salaris voor beide functies ia hier nu
weer gesplitst geworden, dezelfde kwestie dus als
indertijd bij den directeur en de boekhouder van het
gas- en electrisiteit-bedrijf. De salarissen van deze
ambtenaren zijn later in de salaris-verordening opge
nomen voor het volle bedrag en zoo zou spreker ook
hier het salaris van den administrateur in één som
in de salaris-verordening willen zien. Hij zou in art.
2 van Ontwerp I willen laten vervallen de laatste 10
woorden en ontwerp IV 2e alinea willen lezen:
„De jaarlijksche bezoldiging van den admini
strateur van het gemeentelijk woningverblijf,
tevens directeur van de gemeentelijke woning
beurs bedraagt 2400.tot 2900.
Spreker dient deze amendementen, die mede door
den heer De Boer zijn onderteekend, in en dat zegt
dat dit meer een kwestie is van formeelen aard.
De Voorzitter merkt op dat het gevolg hiervan is
dat het niet meer mogelijk is om te splitsen.
De heer Nijholt is het daarmee niet eens. Als er
gesplitst moet worden dan kan dat nog. Als er 2
personen voor deze functies komen dan zal men toch
de verordening moeten wijzigen, 't Is dezelfde kwestie
als bij de gasfabriekmen behoort niet 2 personen in
de salaris-verordening te zetten maar slechts één.
De VoorzitterU vindt dat misschien beter, maar
of dat beter is?
De heer Nijholt: Als men later de salaris-verordening
leest dan blijkt dat 2 personen dezelfde zijn. Daarom
moet het één zijn.
De heer Berghuis (wethouder) wil even deze waar
schuwing laten hooren dat men voor het woningbe
drijf en de woningbeurs nu krijgt een som in eens.
De heer Nijholt: Nu ja, maar men kan splitsen
wanneer de rekening wordt opgemaakt van het
woningbedrijf. De splitsing kan eenvoudig worden
overgelaten aan het bedrijf,
De heer Berghuis (wethouder): Maar we willen juist
voorkomen dat er nog moet worden uitgemaakt hoeveel
er ten laste van het bedrijf moet komen en hoeveel
ten laste van de beurs. Daarom ben ik er een voor
stander van de bedragen gesplitst te houden. Blijken
die bedragen in verhouding niet goed, dan kan men
ze nog altijd wijzigen. Maar om ieder jaar weer te
moeten splitsen, dat lijkt mij niet de aangewezen weg.
De heer Nijholt zal er niet veel meer van zeggen
omdat het niet zoo'n belangrijke kwestie is. Het gaat
om de slaris-verordeninghet salaris dient daarin
vermeld te staan onder één persoon. Bij de begrooting
en de rekening, die geheel buiten de salarisverordening
staan, kan men later splitsen.
Daarbij zullen toch meerdere posten gesplitst moeten
worden, als kantoorhuur en dergelijke Het werk van
de boekhouding moet evenwel niet bij de salarisver
ordening geregeld worden.
De beraadslagingen worden gesloten.
De Voorzitter zal in stemming brengen het amen
dement van de heeren Nijholt en De Boer om
„in art. 2 te laten vervallen de laatste 10 woorden".
Spreker vraagt den heer Nijholt of het niet de be
doeling is de laatste 9 woorden te laten vervallen.
De heer Nijholt: Ja.
De VoorzitterDan staat in dat artikel in de 2e
alinea dus alleen nog„De administrateur van het
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 Januari 1921. 19
gemeentelijk woningbedrijf fungeert als directeur
der beurs".
Het amendement-Nijholt-De Boer wordt verworpen
met 16 tegen 7 stemmen.
Vóór stemmen de heeren Dijkstra, Collet, mevrouw
BesuijenLindeboom, de heeren Tiemersma, Zandstra,
De Boer en Nijholt.
Tegen stemmende heeren Dijstra, Fransen, Van
der Werff, Visser, Postma, Lautenbach, O. F. de Vries,
Oosterhoff, Van Weideren baron Rengers, De Vos,
Berghuis, IJ. de Vries, mevrouw BuismanBlok Wij-
brandi, de heeren Tulp, Jansen en Schoondermark.
De heer Nijholt merkt nog op dat, nu dit amende
ment is verworpen, het tweede op Ontwerp IV geen
zin meer heeft. Spreker trekt dit in.
Art. 2 wordt onveranderd vastgesteld.
Art. 3.
De heer Tulp wil Burgemeester en Wethouders in
overweging geven, dat belanghebbenden inzage kunnen
krijgen van de statistiek. Zooveel mogelijk moet de
schijn van concurrentie worden geweerd.
De VoorzitterDat is iets wat in de instructie van
den directeur gezet kan worden.
Art. 3 wordt onveranderd vastgesteld.
Art. 4.
De beraadslagingen worden geopend.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi vindt toch wel,
dat de zinsnede betreffende frankeering van stukken,
telegrammen en dergelijke, den indruk geeft van een
particulier verhuurkantoor. Is het de bedoeling dat,
als menschen, die buiten de stad wonen, zich wenden
tot den directeur, deze dan verplicht is te antwoorden?
Dat ligt toch, meent spreekster, op den weg van een
particulier woningbureau. Zij zou daarom liever die
zinsnede willen laten vervallen.
De heer 0. F. de Vries (wethouder) kan dit ant
woorden dat deze zin er aan is toegevoegd voor de
menschen, die buiten de stad wonen en hun eigendom
laten inschrijven aan de woningbeurs en voor hen,
die hier in de stad een betrekking krijgen, dus hier
komen wonen, en zich laten inschrijven als gegadig
den aan de woningbeurs. De kosten van stukken en
telegrammen aan dezen gericht moeten worden ver
goed, dat is de bedoeling.
Mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi acht dit juist
een moeilijkheid, dat de directeur verplicht is zoo
iemand te antwoorden.
De heer 0. F. de Vries (wethouder) merkt op dat
de belanghebbende vooraf moet zeggen dat hij ge
antwoord moet worden.
Mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi: De verhuurders
moeten zich laten inschrijven zegt U. Daar ben ik
voor, Maar daar is geen antwoord op noodig. Juist
in dat antwoord vind ik een zekere concurrentie met
de particuliere woningbureaux.
De heer 0. F. de Vries (wethouder): Als het geval
zich voordeed dat iemand, b.v. een onderwijzer, hier
een betrekking kreeg in de stad en dat hij bij de
woningbeurs werd ingeschreven, dan kon zoo iemand
aan den directeur toch vragen, hem te berichten als
er een woning te huur was. Gebeurt dit, dan wordt
die woning niet verhuurd door den directeur, hij zegt
nietje kunt die woning huren maar hij kan den
belanghebbende een brief of briefkaart schrijven dat
die of die woning te huur is. Dat is toch geen be
zwaar.
De heer Lautenbach: Dat kan heel goed anders;
de directeur geeft kennis aan den eigenaar, die stelt
er ook belang in dat de woning verhuurd wordt, dat
spreekt als een boek.
De heer 0. F. de Vries (wethouder): Maar de eige
naar kan ook buiten de stad wonen.
De beraadslagingen worden gesloten.
De Voorzitter vraagt of nog een van de leden een
amendement wenscht in te dienen.
Dit blijkt niet het geval te zijn.
Art. 4 wordt onveranderd vastgesteld.
Art. 5 wordt onveranderd vastgesteld, en daarna de
geheele verordening.
Aan de orde is Ontwerp II.
Artt. 13 worden onveranderd vastgesteld.
Art. 4.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Dijstra vestigt er de aandacht op dat hier
staat: op formulieren door Burgemeester en Wet
houders vast te stellen. Spreker zegt dat het mis
schien een beetje onbescheiden is, maar dat hij er
toch belang in stelt, wat die formulieren zullen in
houden. Dat zijn juist aangelegenheden die zich bij
zonder goed leenen om vooraf door de commissie
onder oogen te worden gezienal die dingen zijn
kant en klaar, zonder dat de commissie er iets van
weet. Als de Raad nu mandaat geeft dat het college
de formulieren klaar kan maken, dan kunnen Burge
meester en Wethouders ze maken zooals ze willen.
Doch het is spreker lang niet onverschillig wat er in
zal staan.
De Voorzitter wil er den Raad nu opmerkzaam op
maken hoe krom het eigenlijk is dat er een commissie
voor de strafverordeningen moet zijn. Spreker weet
niet wat de commissie met dit artikel te maken heeft
en wat men als raadslid daarmee te maken heeft.
Wenscht men het echter niet toe te vertrouwen aan
Burgemeester en Wethouders, dan moet de Raad de
formulieren maar vaststellen.
Als lid van de commissie voor de strafverordenin
gen had de heer Dijstra ook niets op dit artikel te
zeggen gehad. Als raadslid is het zijn recht er over
te spreken, maar als lid van de commissie niet. Als
de strafverordening door de commissie was ontworpen
dan was het precies gelijk geweest. De Raad kan
nu zeggen: Burgemeester en Wethouders zullen het
te uitgebreid doen, wij zullen zelf de formulieren
vaststellen dat is spreker best natuurlijk. Maar
op artikel 4 der verordening, zooals het hier staat,
had de heer Dijstra in de commissie voor de straf
verordeningen niets te zeggen gehad. Als raadslid
heeft hij hiertoe volkomen het recht.