Vergadering van Dinsdag 25 Januari 1921. 22 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 Januari 1921. zooals het spreker is gegaan, dan is de Raad in de veronderstelling geweest dat de zaak eerst grondig onderzocht is. Spreker bedoelt hiermee dat in ieder geval de Beursoommissie zou zijn gehoord, omdat deze met de beursbezoekers in nauwe aanraking komt en zij Burgemeester en Wethouders met het oog op het beursbezoek zou kunnen rapporteeren. Nu blijkt echter uit een krantenbericht dat de Beurscommissie niet is gehoord en dat deze daarover nog al zeer veront waardigd is geweest, wat te begrijpen is. Daarom vraagt spreker nu: Is het juist dat Burgemeester en Wethouders indertijd met het voorstel tot verhooging der beursrechten bij den Raad zijn gekomen zonder vooraf de Beurscom missie te hebben gehoord Zoo ja, erkennen Burge meester en Wethouders dan niet dat daarmede een fout is begaan? Of waren er bijzondere redenen om de Beurscum- missie vooraf niet te hooren? en zoo ja welke waren die reden? Zijn die reden tijdig ter kennis gebracht van de Beurscommissie De Voorzitter geeft te kennen dat Burgemeester en Wethouders de volgende vergadering zullen ant woorden onder overlegging van de betrekkelijke stukken. De interpellatie wordt in verband hiermede aange houden. VI. Ter behandeling van 10. Agenda no. 11.) Rapport der reclame-commissie omtrent bezwaarschriften in eersten aanleg tegen aanslagen in de plaatselijke directe belasting naar het inkomen, diensten 1919 en 1920 wordt in geheime vergadering overgegaan. Na heropening der openbare vergadering wordt, niets meer te behandelen zijnde, de vergadering door den Voorzitter gesloten. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Januari 1921. 23 Tegenwoordig eerst 24, later 25 leden, te weten: de heeren Lautenbach, Visser, Van der Werff, Tiemersma, Dijkstra. O. F. de Vries, Dijstra, Tulp, De Boer, Postma, mevrouw Besuijen—Lindeboom, de heeren Van Welde- ren baron Rengers, Collet, De Vos, Zandstra, Oosterhoff, Nijholt, Jansen, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Fransen, IJ. de Vries, Schaafsma, Schoonder- mark en Berghuis. Later de heer Molenaar. Voorzitter de heer Jhr. Mr. J. M. van Beyma, Burgemeester. I. De notulen der vergaderingen van 12 en 26 Oc tober en van 9 November 1920 worden onveranderd vastgesteld. II. Installatie van het nieuw benoemd lid, den heer B. Molenaar. De Voorzitter kan den Raad meedeelen, dat er van Gedeputeerde Staten en missive is ontvangen, waarin wordt meegedeeld, dat geene bezwaren zijn ingekomen tegen de toelating van den heer B. Molenaar als lid van den Gemeenteraad, ter voorziening in de vacature, ontstaan door het bedanken van den heer T. Terpstra. Spreker stelt voor deze missive voor kennisgeving aan te nemen. Dienovereenkomstig wordt besloten. De heer B. Molenaar, door den Secretaris binnen geleid, wordt door den Voorzitter beëedigd, en legt daartoe de beloften, bedoeld bij artikel 39 der Gemeen tewet, af. De Voorzitter wenscht den heer Molenaar, ook namens den Raad, geluk met zijne benoeming en spreekt de hoop uit, dat de heer Molenaar steeds een onpar tijdig oordeel zal laten gaan, opdat hij werkelijk het belang der gemeente zal voorstaan en bevorderen. Hierna verzoekt spreker het nieuw benoemde lid plaats te nemen op de eenige plaats, die thans nog open is, III. Wordt medegedeeld: 1. dat bij Koninklijke besluiten van 7 Januari 1921 cn 29 December 1920 zijn goedgekeurd het raads besluit van 9 November 1920 tot vaststelling van eene verordening tot heffing van belasting onder den naam van kadegeld in deze gemeente en dat d.d. 28 Septem ber 1.1. tot vaststelling van eene verordening op de hef fing van beurs- en waagrechten; 2. dat de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen heeft goedgekeurd de benoeming van D. v. d. Craats tot tijdelijk leeraar in de wiskunde aan het gymnasium; 3. dat Gedeputeerde Staten: a. hebben goedgekeurd de raadsbesluiten d.d. 12 October 1.1. tot wijziging van de onderscheidene raads besluiten, waarbij bouwvoorschotten zijn toegestaan aan de Woningvereeniging „Leeuwarden" voor den bouw van 63 arbeiderswoningen aan het Cambaur- sterpad, 27J28 December 1.1. tot overneming van stoe pen aan den Wirdumerdijk en van een gedeelte straat voor het kadastrale perceel sectie G no. 10847 van H. ter Heegde, het sluiten van een tijdelijke geldleening ter voorziening in de eventueele behoefte aan kasgeld, de op dien datum vastgestelde gemeente-begrooting, het besluit tot wijziging der gemeente-begrooting, dienst 1920; b. de ontvangst hebben bericht van het raads besluit d.d. 11 Januari 1.1. tot vaststelling van eene verordening tot regeling van de verplichte aangifte inzake huur en verhuur van woningen bij de gemeente lijke woningbeurs; c. het presentiegeld voor de leden van den ge meenteraad met ingang van 1 Januari 1921 hebben vastgesteld op 7.50 per lid en per bijgewoonde ver gadering. O O De punten sub 13 worden voor kennisgeving aan genomen. 4. adres van H. Martin e. a. om van het voorge nomen rooiïngsplan van boomen aan de Willem Lodewijkstraat af te zien en door snoeiïng in betere toetreding van licht te voorzien. De Voorzitter stelt voor dit adres voor kennisgeving aan te nemen. Spreker verzoekt den Secretaris even lecture te doen van bedoeld adres. De Secretaris doet lecture van het adres. De beraadslagingen worden geopend. De heer IJ. de Vries zou hierover graag een paa' voorden zeggen. De bedoeling van het eerste adres is geweest dat de huizen aan de Willem Lodewijk straat zooals spreker is medegedeeld, omdat hij er zelf nog te kort woont om er over te kunnen oordee- len door de groote bladerdiclitheid der boomen zoo geweldig vochtig waren en dat men op die gronden verzocht, de boomen te snoeien. Maar om een olat woord te gebruiken nu barst de bom verkeerd; mei- wil nu het stadsschoon gaan benadeelen om maar vol doende lucht en zon te doen toetreden. De vraag is nu maar: wat moet boven alles gaan? Is met het oog op de volksgezondheid het verdwijnen der vochtigheid alleen te bereiken door het schoonheidsaspect te ver nietigen, door telkens 2 boomen te rooien en er 1 te laten staan, of is het voldoende, als de huizen droog zullen zijn, dat de boomen worden gesnoeid? Spreker is in principe een groot liefhebber van lucht en zon, zou van dat standpunt dus zeggen: laat men de boomen maar rooien. Maar uit een oogpunt van schoonheid, omdat hij vreest dat het mooie van den weg zal verdwijnen,, is zijn vraag: zou het college van Burgemeester en Wethouders niet een andere oplossing kunnen vinden, zoo, dat de mooie laan blijft bestaan en er toch voldaan wordt aan het doen toe treden van voldoende lucht en zon? De heer Dijkstra kan kort zijn. Hij was niet van plan hierover nog te spreken, doch de heer De Vries zegt een paar woorden, die ook in de krant zijn ge schreven. Tot zijn groot genoegen heeft spreker echter ook in de „Leeuwarder Courant" een stuk gezien van den plantsoenopzichter, waar hij het roerend mee eens is. Hij gelooft dat de Raad gerust hier op de meening \an den plantsoenopzichter, die zoowel theoretisch als practisch bekwaam is, kan zeilen. De boomen aar de Willem Lodewijkstraat kunnen niet gesnoeid wor den, daarvoor zijn ze te nauw geplant; als men begint met snoeien, dan zal men de heele boel vernielen en dan wordt er niet bereikt wat men bereiken wil. Spre ker wil toegeven dat, omdat het met de maat zoo uit komt, de ruimte tusschen de boomen vrij groot wordt. Maar als we een jaar of 5 of 6 verder zijn, hoopt spre ker er eens weer over te praten. Het zoo bijzender mooie van de laan gaat verloren als de rooiïng niei doorgaat; dan krijgt men een takkebos. Maar bij rooi- ir.g wordt het een prachtige laan met mooie boomen. Maar dat krijgt men ook alleen als men het advies van den plantsoen-opzichter opvolgt. De heer Oosterhoff zou hierover ook niet meer ge sproken hebben, maar nu de heer Dijkstra het oordeel

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1921 | | pagina 1