De beraadslagingen worden geopend. De heer Van Weideren baron Rengers zegt: In het prae-advies van Burgemeester en Wethouders over dit onderwerp wordt verwezen naar het raads besluit van 23 Juli 1918, welk raadsbesluit ook bij de stukken heeft gelegen. Evenwel miste ik bij de stukken het raadsbesluit van 22 December 1919 over de toen aangevraagde verhooging van het voorschot. Zooals uit het prae-advies blijkt, heeft indertijd de Woning- vereeniging de steunverleening gekozen, waarbij de Gemeente stond voor het geheele tekort, onder voor waarde van jaarlijksche goedkeuring van de te bedin gen huurprijzen. Tegen het voorstel van Burgemeestei en Wethouders zooals het hier ligt, zoude ik dan ook geen bezwaar hebben, wanneer niet in de slotalinea van het latere raadsbesluit van 1919 een bepaling voorkomt, die een verandering brengt in de wijze van steunverleening. Daar staat n.l.: „en eene verhooging van de bij voormeld raadsbesluit bedoelde bijdrage toe te kennen, waarvan het bedrag op door de Regee ring vast te stellen wijze zal verband houden met de bijdragen uit 's Rijks kas, een en ander onder gelijke voorwaarden als in het raadsbesluit van 23 juli 1918 zijn aangenomen". Wel wordt hier gesproken over gelijke voorwaarden als in het eerste raadsbesluit, maar aan den anderen kant wordt de regeling van de bijdrage aan het Rijk overgelaten. Waar de vaststelling van de huren doe: den Gemeenteraad een gevolg is van de dekking van het tekort door de Gemeente, wil ik hier de vraag stellen of door dit laatste raadsbesluit geen verandering is gekomen in het verleenen van de bijdrage, m. a. w. of de gemeente nog vrij is om de steunverleening, zooals bepaald in het eerste raads besluit, te handhaven. De heer O. F. de Vries (wethouder) begrijpt wel wat de heer Rengers met het stellen zijner vraag bedoelt. Maar de zaak is nogal wat ingewikkeld; spreker zal er eerst de besluiten van den minister, waarbij de latere voorschotten zijn goedgekeurd, nog even op moeten nazien en deze met de vorige raadsbesluiten moeten vergelijken. Daarom wilde spreker de beantwoording van de vraag van den heer Rengers graag uitstellen tot de volgende vergadering: er zijn thans betreffende de steunverleening voor woningbouw zooveel regelin gen loopende en de eene circulaire wisselt de andere af, zoodat het op 't oogenblik moeilijk te zeggen is. hoe het precies staat. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten de behan deling van dit voorstel aan te houden. Dit voorstel luidt als volgt: Van de heeren T. Terpstra en S. Hellinga ontvin gen wij een schrijven, houdende verzoek hun een plek grond aan het Cambuursterpad in erfpacht te willen afstaan voor den bouw van twee woningen. Op een bij het adres behoorend situatiekaartje is de ligging in roode ar9ure aangegeven. De grootte is ongeveer 307 M2. Het aangevraagde terrein is een gedeelte van het oude bouwblok C van de bij raadsbesluit van 27 Mei 1919 no. 226"/138 in erfpacht gebrachte gron den. In verband met de doortrekking van de Bleek- laan en met den aanleg van straten op dat terrein, was het niet mogelijk de blokken A en C, zooals deze op de bij genoemd besluit behoorende kaart waren aangegeven, te behouden, waarom deze blokken bij Uw besluit van 17 Augustus 1920 no. 399R/204 uit de uit te geven gronden werden gelicht. (Zie bijlage no. 37 van 1920). Daarbij werd aangenomen, dat ze bij afzonderlijk besluit, óf in erfpacht zouden worden uitgegeven, óf zouden worden verkocht, zoodra zich daartoe de gelegenheid voordeed. Door bovenbedoelde aanvrage kan thans een ge deelte daarvan van de hand worden gedaan. Overeenkomstig het advies van den Directeur der Gemeentewerken meenen wij, dat aan het verzoek van Terpstra en Hellinga kan worden voldaan. De waarde van den grond kan worden gesteld op het bedrag, waarop zij bij het vroegere raadsbesluit is aangenomen, n.l. 8.50 per vierkanten meter. Onder overlegging van stukken hebben wij derhalve de eer U voor te stellen te besluiten De beraadslagingen worden geopend. De heer Postma heeft tegen het voorstel geen be zwaar, maar zou toch een kleine opmerking willen maken. Het komt hem niet heelemaal juist voor dat nu pas in den Raad de aanvraag wordt behandeld, terwijl de woningen, voor welker grond de erfpacht is aan gevraagd, reeds bijna klaar zijn. De Voorzitter wil opmerken dat natuurlijk de bouw, die daar geschiedt, absoluut voor eigen risico is van de bouwers, 't Is hun ook uitdrukkelijk gezegd dat, wanneer de grond niet in erfpacht werd gegeven, dan de bouw moest overgaan. De bouwvergunning is ge geven, deze is toe'gestaan en verder hebben de bouwers het geheel op eigen risico gewaagd met den bouw te beginnen. Het was hun bekend, dat, indien de erf pacht niet werd toegestaan, de zaak weer moest wor den opgeruimd. De heer Dijstra wenscht ook een kleine opmerking te maken. Is het dan niet een beetje slordig dit is wel wat te forsch gezegd maar zou het college dan niet voorzichtiger doen met dergelijke zaken niet te laten doorgaan? Zoo toch zal eenvoudig iemand, die het er op waagt, de beschikking krijgen over gemeente grond, terwijl hij nog moet afwachten of de Raad het goedkeurt, dat daar gebouwd wordt. Is het niet voor zichtiger dat daar beter op gelet wordt? De Voorzitter: Ik beschouw het anders; men neemt daar geen beschikking over gemeentegrond, maar, als de zaak niet doorgaat, hebben wij er een paar huizen bij, dan zijn het onze huizen geworden. De heer Dijstra: Dat is theoretisch wel juist, maar daarmee is mijn opmerking niet van de baan. De heer Jansen noemt het laatste, wat de Voorzitter heeft gezegd, een handigheid, maar spreker gelooft niet dat dit opgaat. Als de Raad bezwaar maakte tegen de vergunning tot erfpacht, dan zou zeker hebben mee gesproken de omstandigheid, dat er al gebouwd was. Men zou dan de hand over 't hart hebben moeten strijken en zeggen: er is nu eenmaal gebouwd, laten we 't maar geven. Dat zou toch een toestand zijn, die niet goed was. De Voorzitter merkt op dat zijn gezegde niet is een handigheid, maar de zuivere waarheid, die niet is tegen te spreken. Dan is destijds door den Raad zelf dit terrein voor erfpacht bestemd, de prijzen zijn zelfs vastgesteld er. (lus konden Burgemeester en Wethouders niet anders aannemen, dan dat, wanneer er menschen kwamen om (laar te bouwen, het terrein hun in erfpacht zou worden gegeven. In het onderhoud, dat het college met de bouwers heeft gehad, heeft het college dan ook gezegd- het is geheel voor Uw eigen risico, wanneer ge nu gaat bouwen, maar de Raad zal het wel goedvinden, omdat hij indertijd zelf den grondprijs heeft vastgesteld, dus, ga je gang maar. Zoo is de geheele geschiedenis geweest. Als het nog een zeer kwestieus punt was ge weest, wanneer Burgemeester en Wethouders niets van de stemming van den Raad hadden geweten, dan was het anders, maar nu de prijs zelf door den Raad is vastgesteld en de bouwblokken zijn ingedeeld, nu hebben Burgemeester en Wethouders ook geen be zwaar gezien om tegen de aanvragers te zeggen: ga je gang maar, doch het eindrisico blijft ten slotte voor U zelf. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Dit prae-advies luidt als volgt: 48 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 15 Februari 1921. a H u u r c« bfl ■s.g Straataanduiding. O fs per week. Totaal. Transport 108.30 1 Auke Stellingwerfstraat 3.75 77 3.75 8— 2 77 77 1.— 77 1 n 77 4.25 77 4.25 1 77 77 5.50 77 5.50 2 77 77 7— 77 14— 1 77 10— 77 10— 10 Jacob Binckesstraat 77 2.75 O OU 77 27.55 O QA 1 17 77 Ö.OO 77 z.oü 14 n 77 2.95 77 41.30 1 77 3— 77 3— 1 17 77 3.10 77 3.10 1 71 77 3.25 77 3.25 1 77 77 4— 77 4— 4 77 77 5— ff 20— 2 Nieuw Amsterdamstraat 77 2.75 77 5.50 2 n 77 2.85 77 5.70 2 77 77 3— 77 6— 2 77 77 3.05 77 6.10 4 n 77 3.15 77 12.60 1 77 77 5.25 77 5.25 3 Sontstraat 77 2.85 77 8.55 2 n 77 2.95 77 5.90 3 r> 77 3— 77 9— 2 j) 77 3.15 77 6.30 1 77 77 4— 77 4— 6 Tabagostraat 77 2.75 77 16.50 1 77 77 2.85 77 2.85 8 77 2.95 7* 23.60 2 77 77 3.05 77 6.10 1 n 77 3.10 77 3.10 4 77 77 315 77 12.60 2 77 77 3.25 77 6.50 1 71 77 3.45 77 3.45 1 77 77 3.50 77 3.50 1 77 77 5.50 77 5.50 1 77 77 7— 77 7— X 52 424.40 per jaar ƒ22068.80 b. de jaarlijksche vaststelling der huurprijzen van de onder a bedoelde woningen in het vervolg over te laten aan Burgemeester en Wethouders. 10 (Agenda no. 11). Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan T. Terpstra en S. hellinga tot 31 December 1990 in erfpacht af te staan een plek bouw terrein, gelegen aan het Cambuursterpad. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 15 Februari 1921. 49 aan T. Terpstra en S. Hellinga tot 31 December 1990 in erfpacht af te staan een plek gronds aan het Cam buursterpad, op het bijbehoorend situatiekaartje in roode ar^ure aangegeven, ter grootte van ongeveer 307 M2. (de juiste grootte nader door een landmeter van het kadaster uit te meten) tegen een grondprijs van ƒ8.50 per M2. en een canon van 6 een en ander op de voorwaarden, neergelegd in de bepalingen be treffende de uitgifte van bouwterreinen gelegen tusschen Groninger Straatweg, Cambuursterpad en Kal verdijkje en toebehoorende aan de gemeente Leeuwarden, vast gesteld bij raadsbesluit van 27 Mei 1919, no. 226R/138, gewijzigd bij raadsbesluit van 24 Februari 1920 no. 95r/39, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij resolutie van den 26 Juni 1919, no. 79 en van den 11 Maart 1920, no. 117. 11 Agenda no. 12). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van eene verordening op het gemeente-archief (bijlage no. 10). 12 (Agenda no. 13). Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het adres van het Plaatselijk Ar beidssecretariaat betreffende productieve werkverschaf fing aan werkloozen en toekenning van een toeslag op de werkloozenuitkeering. Den 25 Januari werd in onze handen om prae-advies gesteld een adres van 10 Januari j.l. van het Plaatselijk Arbeids Secretariaat, waarin gevraagd wordt pro ductieve werkverschaffing voor werkloozen en een toeslag uit de gemeentekas op de werkloozen-uit- keering. Reeds gedurende eenige maanden hield ons college het oog gevestigd op de dreigende werkloos heid in verschillende vakken en bedrijven en werden wij omtrent den stand van de werkloosheid geregeld op de hoogte gehouden. Tot het nemen van bijzondere maatregelen werd in de ontvangen gegevens inzake dit vraagstuk vooralsnog geen aanleiding gevonden. Naast de gegevens van de gemeentelijke arbeids beurs werden inlichtingen ingewonnen bij den Leeu warder Bestuurdersbond en den Christelijken Bestuur- dersbond, terwijl de wenschen van den Nederlandschen Bond van land- en zuivelarbeiders werden neergelegd in een adres van November 1920, dat den 14en De cember j.l. door Uwe Vergadering in onze handen werd gesteld ter afdoening. Hoewel de werkloosheid geen abnormalen omvang heeft aangenomen en zelfs aanmerkelijk minder is dan in Januari van het voorgaande jaar, hebben wij toch direct na het vaststellen van de gemeentebe- grooting voor het jaar 1921 aan de betrokken diensten opdracht gegeven zooveel mogelijk werk in dezen tijd te laten uitvoeren. Waar de werkloozen voor het grootste gedeelte behoorden tot de z.g. losse werklieden en grondbewerkers, zijn werken, waarbij deze arbeiders konden worden te werk gesteld, in uit voering genomen. Op dit oogenblik zijn bij den dienst der Gemeente werken extra aangesteld 65 werklieden, die bij de volgende werken dienst doenaanleg sportterrein Fonteinstraat, verbetering Westerplantage, idem Stien- serweg, verbouwing Beurs en Waag. Verder worden verschillende belangrijke werken met spoed voorbereid.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1921 | | pagina 4