Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. VI. De Voorzitter stelt thans voor, alvorens in ge heime zitting over te gaan, de beide interpellaties aan de orde te stellen. Dienovereenkomstig wordt besloten. Aan de orde is de interpellatie van den heer Postma (sub IVa). De interpellatie wordt geopend. De heer Postma acht toelichting der vragen over bodig. Hij heeft gemeend, waar de prijzen der kolen zoo ontzettend zijn gedaald, dat ook hoog noodig de gasprijzen moeten worden verlaagd. De heer Schaafsma (wethouder) kan kort antwoor den. Het antwoord op de eerste vraag kan luiden dat Burgemeester en Wethouders zeer zeker door de daling der kolenprijzen verlaging van den gasprijs mogelijk achten. Op de tweede vraag kan spreker antwoorden dat de kweste in de commissie alreeds besproken is. Spreker meent dat de commissie voor de lichtfabrieken den 25en dezer een extra vergadering hiervoor heeft, waar zij de verdere gegevens van den directeur met de geldende kolenprijzen zal vergelijken. De bedoeling van de lichtcommissie is een voorstel te doen om met ingang van 1 Maart den prijs van het gas aanmerkelijk te verlagen. Hoeveel die prijsverlaging zal worden, zal echter nog in de commissie moeten worden aangenomen. De interpellatie wordt gesloten. Aan de orde is de interpellatie van den heer Dijkstra (sub IVö). De interpellatie wordt geopend. De heer Dijkstra acht toelichting niet noodig, doch zou wel willen weten wat het college van de kwestie bekend is. Wanneer dit aan den Raad is meegedeeld zal spreker dan misschien nog een opmerking maken. De Voorzitter zal namens het college den loop van de zaak meedeelen. De Raad had niet besloten de hoo rnen te vellen, maar had Burgemeester en Wethouders machtiging gegeven de boomen op stam te verkoopen, waarin dus begrepen was, dat ze zouden worden ge rooid. Tegen dat besluit is op allerlei manieren oppo sitie gevoerd, omdat men bang was dat de mooie laan, zooals men zei, zou verdwijnen of geschonden zou worden. De heer Dijkstra heeft nu gevraagd of er een kapverbod is aangevraagd. In hoeverre dit is aange vraagd kan spreker niet beoordeelen, maar als het is aangevraagd, dan is dat geschied door menschen, die er belang bij hadden dat de boomen blijven staan. Nu is tijdens den oorlog door de regeering een nood- boschwet in het leven geroepen omdat, waar de brand- I stoffen zoo schaarsch waren, verschillende menschen I heele bosschen en streken opkochten om het hout zoo f duur mogelijk te verkoopen. De regeering heeft ge- I meend dat daaraan paal en perk gesteld moest worden, I vandaar de noodboschwet met recht tot het leggen van I kapverbod op bosschen en boomen. Of nu die wet zich j| ook uitstrekt tot boomen binnen de bebouwde kom B eener gemeente, boomen, die niet bepaald gerooid wor- I oen om er brandhout van te maken en waarvan het II rooien zeker niet moet dienen om aan geld voor de ge- I meente te komen, is een tweede kwestie, maar de mogelijkheid schijnt te bestaan dat op dergelijke rijen boomen „lanen" noemen sommige menschen het een kapverbod kan worden gelegd. Er had dus mis- I schien een aanvraag tot Den Haag moeten worden I gericht. Destijds is toch door de regeering een circulaire I aan de gemeentebesturen gezonden doch spreker I is van meening dat deze meer bepaald gold voor ge- I meenten, die bosschen hebben dat bij rooiïng van I boomen daarvan kennis moest worden gegeven aan den I inspecteur van het Staatsboschbeheer. Die circulaire is I nog niet ingetrokken, zoodat Burgemeester en Wet- I houders misschien kennis hadden moeten geven aan den I inspecteur. Er is echter niet aan gedacht dat deze ge- II meente ooit iets annex zou hebben met de nood- II boschwet. De gevolgen van deze wet zijn echter goed geweest. H Ten aanzien van de kapverboden laat de regeering I zich voorlichten door zeer deskundige personen de I inspecteur van het Staatsboschbeheer is hier persoon- I lijk geweest en heeft met den plantsoenopzichter ter I plaatse de zaak opgenomen. Al heel spoedig bleek de I inspecteur het volkomen met den plantsoenopzichter I eens te zijn: hoe eerder de boomen er uit kwamen, I hoe beter het was. Toen dit eenmaal door een dergelijk I persoon was gezegd, hebben Burgemeester en Wet- I houders geen oogenblik meer geaarzeld verder werk I van de zaak te maken, zoodat de verkooping dan ook I binnen enkele dagen wel zal plaats hebben. Dat is ,wat Burgemeester en Wethouders van het I kapverbod hebben vernomen. De regeering heeft het I blijkbaar niet noodig geoordeeld om, op advies van I den inspecteur, tusschen beide te treden. Spreker kan nog mededeelen dat de inspecteur van I het Staatsboschbeheer den plantsoenopzichter absoluut I gelijk heeft gegeven, zoowel wat betreft den Harlinger- I straatweg, de Wijbrand de Geeststraat en de Willem I Lodewijkstraat. Zelfs heeft de inspecteur hier en daar I nog enkele boomen meer aangewezen, die gerooid zul- I len moeten worden, met de woorden wil men hier I werkelijk op den duur een mooien boomenstand heben. I dan moet hier ook nog wat ruimte worden gemaakt. I Spreker gelooft intusschen dat de heele kwestie van I de Willem Lodewijkstraat een eenigszins opgeschroefde I kwestie is. Als de zaak eenmaal klaar is zal het genoeg I meevallen, 't Zal natuurlijk, omdat men het nu zoo ge- I wend is, eerst een eenigszins vreemd gezicht zijn, maar I 't zal er b.v. net mee gaan als met een kamer, waarin I een groot aantal stoelen staat en waaruit men plotseling I een gedeelte verwijdert. Een oogenblik zal men die I kamer kaal vinden, maar al gauw komt men tot de I conclusie: zoo is het toch eigenlijk beter. K De heer Dijkstra dankt den Voorzitter voor diens I uitvoerige toelichting. Spreker had met het stellen I dezer vraag nog een bedoeling. Hij heeft van terzijde I gehoord en ook in de „Leeuwarder Courant" gelezen I dat de heer Martin zich zoo ontzettend heeft geweerd I tegen den deskundige der gemeente. Nu heeft spreker I persoonlijk, wat het technisch inzicht ten aanzien van I het rooien der boomen betreft, gestaan aan de zijde I van den plantsoenopzichter en hij hoort nu met vol- I doening uit de verklaring van den Voorzitter dat hij I zich in zulk uitstekend gezelschap bevindt De heer Visser: Oh De heer Dijkstra: Ja, ik bedoel U niet, ik bedoel den inspecteur van het boschwezen! Spreker meent nu dat het noodig is er zijn afkeuring ever uit te spreken dat menschen, die dergelijke zaken niet technisch kunnen beoordeelen, in de „Leeuwarder Courant" schrijven over „vandalisme" en „opzettelijk vernielen" en daarmee een van onze beste ambtenaren een kroon op het hoofd zetten. Hij meent dat zooiets van menschen, die de zaak niet technisch kunnen be oordeelen, niet te pas komt. Wanneer een dom mensch zooiets doet, enfin, maar zulke menschen Spreker hoopt dat zij hier deze leering uit zullen trekken, dat zij later niet weer zoo hard van stapel loopen, doch eerst hun licht eens op steken bij menschen die het kunnen weten. De interpellatie wordt gesloten. VII. Ter behandeling van: wordt in geheime vergadering overgegaan. Na heropening der openbare vergadering wordt, niets meer te behandelen zijnde, de vergadering door den Voorzitter gesloten. 54 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 15 Februari 1921. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 15 Februari 1921. 55 om, in gevallen, waarin zij dat noodig oordeelen, uit de gemeentekas steun te verleenen in de door werk gevers in de gemeente overeenkomstig de daarvoor door den Minister van Arbeid gestelde of nader te stellen bepalingen voor hun personeel in geval van stilstand van of slapte in het bedrijf te treffen wacht geldregeling tot een bedrag van 10 °/o der uitkee- ringen aan in de gemeente wonende werklieden 2°. tot wijziging, met het oog op het besluit onder 1°, van de gemeentebegrooting voor 1921 als hierbij wordt aangeboden. 16 (Agenda no 17). Voorstel der commissie voor de reclames omtrent bezwaarschriften tegen aan slagen in de plaatselijke directe belasting naar het inkomen, zoo in eersten aanleg als in beroep, beide dienst 1920.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1921 | | pagina 7