102 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 29 Maart 1921.
Leeuwarden van de vereeniging Volksonderwijs",
houdende verzoek om het raadsbesluit, waarbij ge
meenteschool no. 3 ook voor jongens toegankelijk wordt
gesteld, in te trekken.
Dit prae-advies luidt als volgt:
Ingekomen is een adres van het bestuur der afd.
Leeuwarden van „Volksonderwijs" in verband met het
bij U aangebrachte voorstel tot het tot stand brengen
van enkele veranderingen in gemeenteschool no. 3, de
meisjesschool der le klasse, verband houdende met
Uw besluit van 25 Mei 1920 om de beide scholen dier
klasse voortaan toegankelijk te doen zijn voor jongens
en meisjes. Dit adres verzoekt U op laatstgenoemd
besluit terug te komen, nu voor de uitvoering daarvan
onkosten gemaakt moeten worden en wellicht voortaan
meer ouders hun meisjes op een niet gemengde school
wenschen geplaatst te zien, nu het hoogere schoolgeld
geen bezwaar meer kan zijn. Met dat adres is instem
ming betuigd door P. H. J. Schuyleman en L. Feenstra
beiden alhier, op de gronden in hun adres van het
vorige jaar ontwikkeld.
Beide stukken hebben wij van U om prae-advies ge
kregen. Wij zouden begrijpelijkerwijze het voorstel
daartoe niet hebben gedaan, ware het niet, dat sinds
Uw besluit door de inwerkingtreding der nieuwe lager
onderwijswet de zaken ietwat anders zijn komen te
staan. Wij hebben het oog op het bepaalde bij artikel
63 dier wet. Voor iedere school derzelfde soort (scholen
voor gewoon en uitgebreid -het tegenwoordige meer
uitgebreid onderwijs) is in elke klasse van heffing
(evenredig schoolgeld is in art. 62 voorgeschreven)
het verschuldigde bedrag gelijk. Gevolg van deze be
paling is, dat daarmede de zoogenaamde standen
scholen zullen zijn vervallen dat, waar thans alle
scholen, behalve die der eerste klasse, gemengd zijn,
voortaan, zooals het adres van Volksonderwijs betoogt,
meer ouders dan nu den wensch te kennen kunnen
geven, dat hunne dochters afzonderlijk van jongens
onderwijs mogen ontvangen. In alie geval moet
worden afgewacht of in die richting op het gemeente
bestuur door een grootere categorie belanghebbenden
aandrang zal worden uitgeoefend.
Wij zouden daarom zoolang de uitvoering van het
raadsbesluit van 25 Mei 1920 willen opschorten en
aan de Commissie van Toezicht op het Lager Onderwijs
de vraag voor willen leggen of belanghebbenden in
de gelegenheid moeten worden gesteld zich in deze
uit te spreken en indien deze uitspraak zoo is dat zij
voor hun meisjes afzonderlijk onderwijs prefereeren,
niet een school (of zoo noodig meer scholen) voor
het onderwijs aan meisjes alleen zal moeten worden
bestemd.
Naar aanleiding van de ingekomen adressen hebben
wij de eer U voor te stellen in den boven aangeduiden
zin te besluiten, alsmede ons te machtigen adressanten
daarvan mededeeling te doen.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer De Boer vraagt wat eigenlijk de bedoeling
is van dit prae-advies, wat voor een onderzoek men wil
instellen. Als dat wordt ingesteld bij de belanghebben
den, zal dit bij andere kwesties ook moeten gebeuren.
Spreker acht dit een zeer netelige zaak. Hij zal zich
direct niet verzetten tegen het prae-advies van Burge
meester en Wethouders, om de schoolcommissie in de
gelegenheid te stellen de belanghebbenden te hooren,
zijn meening zal daardoor toch niet veranderen. Maar
spreker wil zeggen dat, als Burgemeester en Wethou
ders hier dezen kant opgaan, zij dit ook zullen moeten
doen omtrent andere kwesties, die bij het onderwijs
aan de orde komen, zooals bij nationalisme bij het
onderwijs. Wil men nu hiernaar een onderzoek instellen,
dan is het spreker wel, maar door dezen stap zal men
ook tot het doen van volgende stappen gebonden zijn.
De Voorzitter wil even uitleg geven van de bedoeling
van het prae-advies van Burgemeester en Wethouders,
omdat dit niet duidelijk is omschreven. Burgemeester
en Wethouders vragen de uitvoering van het raads
besluit van 25 Mei 1920 op te schorten en aan de
Commissie van Toezicht op het Lager Onderwijs de
vraag voor te leggen of belanghebbenden in de gele
genheid moeten worden gesteld zich in deze uit te
spreken. Het is dus niet de bedoeling dat Burgemeester
en Wethouders de belanghebbenden zich zullen laten
uitspreken, maar dat de Commissie van Toezicht wordt
gevraagd of belanghebbenden in de gelegenheid moeten
worden gesteld zich uit te spreken en, indien deze uit
spraak zoo is dat zij voor hun meisjes afzonderlijk
onderwijs prefereeren, of dan niet een school (of zoo
noodig meer scholen) voor het onderwijs aan meisjes
alleen zal moeten worden bestemd.
In 't kort komt het dus hier op neer, dat wordt voor
gesteld het raadsbesluit op te schorten en aan de Com
missie van Toezicht te vragen, of, indien zij gemerkt
heeft dat er een groote strooming is onder belang
hebbenden om het onderwijs voor de meisjes speciaal
aan een meisjesschool te verkrijgen, dan niet in de toe
komst een of meer meisjesscholen zullen moeten worden
ingericht.
De heer De Boer: Dan is er nog een andere kwestie
en wel deze. Wij staan hier voor een geschiedenis,
die, naar mijn meening, aan de meerderheid van het
college van Burgemeester en Wethouders niet welge
vallig was. Aan die meerderheid was het raadsbesluit
niet sympathiek. Nu komt het voorstel om dat besluit
op te schorten, maar ik zou zeggen dat Burgemeester
en Wethouders wel getoond hebben, dat zij het alleen
wel af kunnen. Reeds \/2 jaar geleden is dit besluit
genomen; wanneer Burgemeester en Wethouders het
besluit wenschten uit te voeren hadden zij hieraan wel
uitvoering kunnen geven. Ik- zie dan ook niet in dat de
Raad hier een besluit moet nemen om de zaak op te
schorten. Burgemeester en Wethouders zijn daartoe
zelf best in staat, als zij dat wenschen.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi merkt op dat
het ten eerste geen l/2 jaar geleden is, dat het raads
besluit is genomen; het dateert van 25 Mei en nu is
het einde Maart, zoodat het nog geen jaar geleden is.
En in de tweede plaats zijn de omstandigheden door
de nieuwe wet zoo veranderd, dat het geen wonder is,
dat het raadsbesluit niet is uitgevoerd. Waar verleden
jaar de heer De Boer zelf heeft gezegd dat dit meer
was een kwestie van een standenschool dan van een
meisjesschool en hij dit standpunt heeft verdedigd,
heeft spreekster daartegen toen niet geprotesteerd, om
dat de schijn werkelijk was tegen hen, die zeiden, dat
het hun meer om de meisjesschool dan om de standen
school te doen was. Thans met de nieuwe wet, nu men
zijn kinderen kan sturen waar men wil, vervalt echter
dat idee van standenschool heelemaal. En nu zou
spreekster het onverantwoordelijk achten, ten eerste,
waar zooveel ouders een speciale meisjesschool wen
schen en ten tweede omdat ook andere kringen nu een
zeer goede gelegenheid krijgen om hun meisjes naar
een meisjesschool te sturen, wanneer de Raad hun
daartoe de gelegenheid ging benemen. Het heeft spreek
ster al het geheele jaar gehinderd dat dit besluit is
genomen en het heeft haar vooral verwonderd dat
daaraan is meegewerkt door de sociaal-democratische
fractie, waar toch juist deze fractie op het standpunt
staat dat voor het kind het beste niet goed genoeg
is. Spreekster meent dat men den ouders de vrijheid
moet laten om dat, wat naar hun idee het beste is voor
de kinderen, aan die kinderen te geven. Daarom is zij
blij dat hier een voorstel is om het raadsbesluit op te
schorten en zij hoopt van harte dat het nooit zal wor
den uitgevoerd.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 29 Maart 1921. 103
De heer De Boer stelt op den voorgrond dat hij ook
in deze kwestie principieel op het standpunt staat dat
cöeducatie het beste onderwijs is en zegt verder: Wij
vreezen juist de mogelijkheid van het weer scheppen
van standenscholen. Wie de vergadering in de Beurs
heeft bijgewoond zal weten, wat een moeite er voor
wordt gedaan om de standenscholen te redden. Me
vrouw Buisman heeft nu met zeer veel gevoel be
toogd dat mijn fractie op het standpunt staat dat voor
het kind het beste niet genoeg is, maar ik hoop dat
mevrouw Buisman zich dat zal herinneren als aan de
orde is de kwestie van de verkleining der klassen. Ik
geloof intusschen dat elk voorstel, dat door ons is in
gediend tot verbetering van het onderwijs, altijd met
de hulp van mevrouw Buisman is verworpen. Zoo is
de pest van het ambulantisme ook mede door de hulp
van mevrouw Buisman in stand gehouden. De gevoe
ligheid, welke zij heden bij dit voorstel aan den dag
legt, is dan ook bij mevrouw Buisman niet op haar
plaats.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: De heer De
Boer zegt dat ik heb meegewerkt aan besluiten tot
bederf van het onderwijs. Ik wil er echter op wijzen
dat ik heb gestemd voor behoud van het ambulantisme,
omdat ik dit voor groote scholen noodzakelijk acht en
dat ik bovendien niet verplicht ben alles goed te vinden,
wat de heer De Boer goedvindt.
De heer De Boer: Ik bedoel Uw fractie, Uw partij.
De heer Visser heeft den vorigen keer tegen het
voorstel-cö-educaiie gestemd en wat de zaak als zaak
betreft staat hij nog op precies hetzelfde standpunt.
Maar de manier, waarop men nu een jaar na dato de
zaak nog tracht te redden, daarmee kan spreker zich
niet vereenigen. Hij is het volkomen met den heer De
Boer eens, dat, als men dien weg op gaat, er tal van
moeilijkheden kunnen ontstaan. Als men een jaar nadat
een zaak is aanvaard weer iets anders krijgt en dan
maar weer voorstelt de zaak op te schorten en niet uit
te voeren, meent spreker dat dit toch wel wat moeilijk is.
De Voorzitter komt op de kwestie dat de uitvoering
van het raadsbesluit is uitgesteld. De heer De Boei zegt
hiervan dat dit een handigheid is van Burgemeester
en Wethouders, omdat die uitvoering hun niet welge
vallig is. Dezelfde kwestie is hier al meer aan de orde
geweest en daarom wil spreker even uitleg geven,
waarom Burgemeester en Wethouders met de uitvoe
ring hebben getalmd. Zij hebben daarmee niet gewacht,
zooals wordt verondersteld dat wel eens waar zou
kunnen wezen, dat daar het in stand houden van stan
denscholen achter schuilt. Zoo de waard is vertrouwt
hij zijn gasten, maar spreker gelooft dat dit niet het
geval is. Hij is overtuigd, nu de wet zoo is, dat het
schoolgeld voor alle scholen eener zelfde soort gelijk
is, althans gelijk in elke klasse van heffing, dat wanneer
eens gebleken is, hoe de ouders zich uitspreken over
de kwestie om hun meisjes naar een aparte school te
zenden, daar dan ook uit andere standen voldoende
ouders voor zullen worden gevonden, zoodat dan mis
schien niet één maar twee scholen op die manier bevolkt
zouden kunnen worden. Al is de heer De Boer nu nog
zoo vóór co-educatie, er zijn anderen die ook het recht
hebben, die meening niet te hebben, die ook recht
hebben hun meisjes alleen naar een meisjesschool te
sturen. Spreker gelooft niet dat de gemeente nu door
dik en dun moet zeggen: er moet cö-educatie zijn, als
door een groot deel der ouders wordt gewenscht hun
meisjes naar een meisjesschool te sturen. Dan moeten
die menschen ook die vrijheid hebben. Misschien vindt
men dat niet goed van die menschen. Spreker heeft al
eerder opgemerkt dat men kan zeggen: wat stom dat
zij hun kinderen daarheen sturen, want cö-educatie is
toch de beste opvoeding, men kan het dom vinden, maar
men kan het recht aan die menschen niet ontzeggen
om hun kinderen daarheen te sturen. Dit is dan ook de
reden, waarom Burgemeester en Wethouders, niet
wetende wat de gevolgen zouden zijn, eenigszins met
de uitvoering van het raadsbesluit getalmd hebben.
Dan spreker gelooft dit ergens anders ook reeds
gezegd te hebben men krijgt de standenscholen toch
terug. Een groot deel mag dit dan niet prettig vinden,
maar ze komen er. Als de gemeente bij hare openbare
lagere scholen spreker spreekt thans niet namens
Burgemeester en Wethouders, maar dit is zijn persoon
lijke opinie niet in de toekomst zorgt voor openbare
lagere scholen, alleen voor meisjes, dan krijgt men die
meisjesscholen in particuliere handen. Ze komen er, dat
is wel positief zeker. De menschen zullen dan zelf tot
stichting overgaan en dan heeft spreker toch maar liever
dat de gemeente zorgt voor goede openbare lagere
scholen, dan dat het onderwijs komt in particuliere
handen. Want dan komt er ten slotte dit van, dat de
gemeente op alle scholen blijft zitten met de armlastige
kinderen. Daar gaat het heen, als men geen rekening
houdt met een groot deel van de menschen, die ook
recht hebben hun idee omtrent de opvoeding hunner
kinderen te hebben. De gemeente houdt dan alleen de
armlastige kinderen of de armenscholen met niet-beta-
lende leerlingen. De particulieren zeggen: wc geven den
brui eraan en de gemeente moet bijpassen, moet
terrein geven, moet een school geven en moet gedurende
20 jaar ook nog rente geven van het kapitaal, dat als
fonds is bijeengebracht. Zóó is het nu eenmaal, men
mag het dan betreuren en het jammer vinden, dat het
zoo makkelijk gaat, maar het is nu eenmaal zoo, en
men moet dus de gevolgen, die aan het raadsbesluit
zijn verbonden, onder de oogen zien. Daarom is spreker
blij, al is het dan ook een fout geweest, dat Burge
meester en Wethouders iets getalmd hebben met de
uitvoering. Men moet ook niet vergeten dat alleen bij
het begin van een cursus het besluit kan worden uit
gevoerd, niet midden in een cursus en dus slechts één
keer per jaar. Er is nog maar één keer over verstreken.
Spreker is het er mee eens dat het college er met Sep
tember aan had kunnen denken, toen de zaak al aan de
orde was geweest. Maar men moet ook niet vergeten
dat men telkens een vol jaar verspringt. En, spreker
moet toegeven dat de uitvoering vervelend was voor
Burgemeester en Wethouders en dan gaat het wel eens
zoo, als men een zaak vervelend vindt. Burgemeester en
Wethouders moeten nu machtiging van den Raad heb
ben om de zaak op te schorten, anders zullen ze het
raadsbesluit nader moeten uitvoeren; krijgen ze de
machtiging niet, dan moeten ze het dezen zomer doen.
Men moet echter goed de gevolgen overzien. Al heeft
men dan ook zijn eigen opinie en al meent men, dat
die de beste is, men moet alleen al hierom de zaak ook
uit een ander oogpunt bezien, omdat het nu zoo mak
kelijk is, dat ook een ander zijn eigen opinie kan door
voeren. Men doet tegenwoordig eenvoudig wat men wil.
De heer IJ. de Vries wil gaarne een paar woorden
zeggen naar aanleiding van de woorden van den heer
De Boer en den Voorzitter. Het spijt hem dat hier naar
voren komt de beknotting van de vrijheid van onderwijs.
De heer De Boer is kwaad dat er menschen zijn, die
voor hun meisjes een eigen opvoeding vragen, die vrij
heid willen hebben ze te sturen naar een school, waar
niet cö-educatie is. Hij spreekt zelfs over „de pest van
het ambulantisme". Dat zijn woorden, die niet te pas
komen, omdat velen meenen dat het ambulantisme voor
groote scholen beslist noodzakelijk is. Het schijnt dat
er menschen zijn, die meenen dat anderen geen vrijheid
moeten hebben. Uit wat de Voorzitter naar voren brengt,
blijkt, dat het hem eigenlijk spijt dat er vrijheid bestaat
tot het oprichten van particuliere scholen. Spreker
juicht dat toe, maar hij moet constateeren dat de hee>