Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 April 1921. De Voorzitter zegt, als antwoord op de woorden van den heer Nijholt, dat hij vermoedt, dat de andere wet houders zich ook niet zullen geneeren om hun meening in dezen te zeggen. Spreker wil wel zeggen dat er meermalen bij Burgemeester en Wethouders wordt gezegd: wij zullen mhar geen vergadering houden, want we krijgen de leden toch niet bij elkaar. Spreker zit alleen in de Commissie voor het ontwerpen van Strafverordeningen en, al is daar wel eens wat voor tc doen, er zijn toch niet zooveel vergaderingen. De wethouders hebben er echter meer last van en spreker heeft zich dan ook niet namens zichzelf maar namens alle voorzitters van commissies uitgedrukt, toen hij zei dat de commissies niet bij elkaar zijn te krijgen. Vaak wordt er geantwoord, als er wordt gevraagd, waarom men met een zekere zaak niet beter kan opschieten: ik kan de commissie niet bij elkaar krijgen. Dit is reeds eenige malen voorgekomen. Deze kwestie is ook in de laatste vergadering van Burgemeester en Wethouders nog besproken. De heer Visser heeft even het woord gevraagd, omdat in een openbare vergadering wordt gezegd dat de com missieleden grootendeels van de vergaderingen absent blijven en daardoor de indruk naar buiten kan worden gevestigd dat de commissieleden zich niets van hun taak aantrekken. Spreker heeft zitting in twee com missies n.l. in de salaris-commissie en in de commissie voor de bewaarscholen, maar hij wil verklaren dat het een exceptie is, wanneer hij eens een enkele keer verzuimt de vergaderingen bij te wonen. Spreker is van de 5 vergaderingen zeker op 4 tegenwoordig en bij de salaris-commissie heeft hij geen enkelen keer gemankeerd. De heer Schoondermark (wethouder) vindt deze kwestie niet zoo aangenaam, maar de Voorzitter heeft hem uit zijn hol gelokt door te zeggen: ik hoop dat de wethouders ook hun meening eens zeggen. Spreker heeft alleen te maken met één commissie, n.l. de com missie voor de bewaarscholen en nu moet hij eerlijk en volmondig erkennen, dat hij er persoonlijk heelemaal geen last van heeft. Bij hem komen de commissieleden steeds trouw op; het is een exceptie als er eens een niet is De heer Jansen: Krijgen ze wat? De heer Schoondermark (wethouder): Ja, ze krijgen wat. Maar er staat ook tegenover, dat er altijd overleg wordt gepleegd of iedereen kan. Misschien is dat een wenk voor de anderen. Maar als er dan ook eenmaal afgesproken is, dan is het een groote exceptie als een van de leden er niet is. De heer Berghuis (wethouder) gelooft nu ook voor den dag te moeten komen en wel om den Voorzitter te hulp te komen. Hij gelooft wel mede namens zijn col lega, wethouder De Vries, te spreken, wanneer hij ver klaart dat zij nooit een voltallige commissie bij elkaar kunnen krijgen. Spreker zal geen personen noemen en zal ook niet zeggen dat de heeren Nijholt en Collet gemist worden, maar de heeren weten zelf, wat een toer het altijd is geweest om de Financieele Commissie bij elkaar te krijgen. Zelfs is er wel eens betwijfeld of deze of gene niet wegbleef, om zijn stem in den Raad vrij te houden. En spreker gelooft dat ten opzichte van de Commissie voor de Openbare Werken wethouder De Vries deze ervaring kan bevestigen. Het gebeurt toch ook vaak dat de heer De Vries in het college komt met de klacht, dat hij de commissie niet bij elkaar kan krijgen. De heer Lautenbach heeft reeds herhaalde malen ge wenkt, doch is nu tot spreken gedwongen. Nu er reeds zooveel bescheiden zijn, gevoelt de heer Schaafsma zich nu ook niet verplicht om enkele woorden te spreken? De heer Schaafsma (wethouder) zegt dat hij per soonlijk niet zoozeer de ervaring heeft dat de leden niet opkomen. Vooral bij de Commissie voor de lichtfabrie ken zijn de leden altijd present. Maar bij de nieuwe Com- missie voor de gemeentereiniging laat dit nog wel eens te wenschen over. Het is ook al, gedurende den korten tijd, dat deze commissie bestaat, gebeurd dat meerdere commissieleden niet aanwezig waren, zoodat de ver gadering niet kon doorgaan. De heer O. F. de Vries (wethouder) acht het wel goed dat deze zaak eens ter sprake komt. Het is meer dan eens voorgekomen, dat zaken bij de Commissie voor de Openbare Werken weken en weken worden uitgesteld, omdat de commissie niet bij elkaar was te krijgen. Het is gebeurd dat, terwijl door een vacature een van de leden ontbrak er telkens zoo weinig opkomst was, dat men drie maal naar huis terug kon gaan en de vergadering moest uitstellen. Toen is besloten een vasten datum te stellen, maar den eersten keer dat er weer een vergadering zou zijn, was deze weer niet voltallig. Op die manier wordt het een beroerde wijze van werken, die afdoening van zaken zeer tegenhoudt. En dan wordt om elke kleinigheid ook nog tegenover spreker de opmerking gemaakt, waarom het niet in de Commissie voor de Openbare Werken is behandeld. Maar het is op deze manier niet te doen de zaken zoo in de commissie te behandelen. De heer De Boer: Mijnheer Fransen? De heer Fransen: Dat behoef ik mij met aan te trekken. De Voorzitter doet lecture van de motie Nijholt-Dijk- stra en wenscht deze in stemming te brengen. De heer Tulp: Nu kan men wel voor het eerste deel van de motie-Nijholt wezen, maar als men het nu niet eens is met het tweede deel, dan krijgt men toch een verwarde stemming. De Voorzitter: Dit is het voorstel van de heeren Nij holt en Dijkstra. De heer Tulp: Maar 't zijn toch twee afzonderlijke punten. De heer Berghuis (wethouder) bemerkt, nu hij de motie hoort voorlezen, dat er nog iets bij ingeslopen is, dat tot nog toe nog niet ter sprake is geweest. Er is in opgenomen een voorwaarde, die nergens in de verordening is vastgelegd n.l. dat de barbierswinkels en kapperssalons dan op Hemelvaartsdag gesloten moeten zijn. De heer Nijholt: Dat is op Zondag ook zoo. De heer Berghuis (wethouder): ja, maar niet op Hemelvaartsdag. Als de zaak zoo behandeld wordt dan veronderstelt spreker dat er ook wel leden van den Raad zullen zijn, die met die voorwaarde het ook wel voor alle winkels willen toelaten. Op die manier krijgt de motie een geheel anderen zin. De heer Tulp vraagt of het niet beter is, nu binnenkort de wettelijke regeling van de werktijden voor winkels en kantoren in werking treedt, de zaak daarbij aan de Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 April 1921. 129 orde te stellen. Binnenkort wordt daarvoor ingevoerd de 9-urige arbeidsdag met 50 uren per week. Spreker zou dan alles maar in één keer willen afdoen. De heer De Boer: Wat de heer Tulp zegt is niet heelemaal juist. Er komt wel een Koninklijk besluit omtrent werktijden in winkels en kantoren, maar dit heeft met het sluiten en het open zijn niet veel te maken. De winkels kunnen open blijven zooveel en zoolang als ze willen De heer Tulp: Nietwaar! De heer De Boer: Nietwaar? 't Is wél waar! Met het bakkersbedrijf is het wél zoo, men kan steeds door werken. Dat kan men met het werkbedrijf altijd. De heer Tulp: Het kan wel zooals de heer De Boer zegt, als men zijn personeel gaat uitbreiden en ver- grooten. Maar als men blijft werken met het personeel, dat men heeft en men zal het niet langer laten werken dan 50 uur en het een middag vrij geven in de week, dan geef ik U te doen om de winkels zoolang open te houden. De beraadslagingen worden gesloten. De motie-Nijholt-Dijkstra wordt met 12 tegen 10 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heeren Visser, Schaafsma, Dijk stra, Lautenbach, Zandstra, Nijholt, Collet, De Boer, 0. F. de Vries, Tieinersma, Postma en Molenaar. Tegen stemmen: de heer Tulp, mevrouw Buisman Blok Wijbrandi, de heeren Fransen, van der Wcrff, Oosterhoff, IJ. de Vries, Berghuis, De Vos, Jansen en Schoondermark. 9. (Agenda no. 10). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van verordeningen op de heffing en invordering van schoolgeld van hei gymna sium 'onder intrekking van de bestaande (bijlage no. 11). De Voorzitter wil den Raad even meedeelen dat hij van de heeren Zandstra en De Boer heeft ontvangen eenige amendementen op dit voorstel. De heer De Boer heeft den vorigen keer gezegd dat de leden van den Raad het voorstel te kort in huis hadden om het ern stig te kunnen bestudeeren. Spreker gelooft nu niet verder waar behoeven te maken dat Burgemeester en Wethouders deze amendementen te kort kennen om ze alreeds bestudeerd te hebben; ze lagen op sprekers tafel toen spreker binnenkwam. Burgemeester en Wet houders stellen nu dan ook voor aanhouding van hun voorstel, opdat zij de amendementen van de heeren Zandstra en De Boer kunnen bestudeeren en deze ook ter bestudeering aan de raadsleden kunnen aanbieden. De beraadslagingen worden geopend. De heer De Boer acht dit heelemaal geen argument; hij heeft heelemaal niet verzocht om het voorstel met de amendementen in deze raadsvergadering te behan delen. Spreker stelt er zelfs zeer veel prijs op dat de raadsleden volkomen in de gelegenheid zullen zijn, doordat zij de amendementen in huis hebben, deze vol ledig te bestudeeren. Dat de amendementen nu zijn aangeboden is heelemaal geen argument om ze nu te behandelen. De heer Schoondermark (wethouder) begrijpt de redeneering van den heer De Boer niet. Deze verwijt den Voorzitter dat er heelemaal geen argument is om de zaak uit te stellen, maar spreker vindt dat niemand het voorstel tot aanhouding dikker onderstreept dan de heer De Boer zelf. De heer De Boer: Wat zegt U? De heer Schoondermark (wethouder)U is voor uitstel en U verwijt den Voorzitter dat hiervoor geen motief is. De heer De Boer: Neen. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders om hun voorstel (agenda sub 10) aan te houden. 10. (Agenda no. 11). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot overneming van de eigendommen der N. V. „Leeuwarder Waterleidingmaatschappijenz. (bijlage no. 19). De Voorzitter wil even een kleine mededeeling doen n.l. dat eigenlijk vergeten is in bijlage 19 op te nemen, dat daarmee vervallen is het voorstel van Burgemeester en Wethouders vervat in bijlage 61 van 1920. Spreker deelt dit even mede, opdat dit kan worden opgenomen in de officieele notulen dezer vergadering. Dan is bijlage 61 daarmee meteen van de baan. De beraadslagingen worden geopend. De heer Nijholt stelt voor om, alvorens met de be handeling van dit punt te beginnen, eerst in geheime vergadering enkele zaken te bespreken. De Voorzitter: Wordt dit voorstel ondersteund? Dit blijkt wel het geval te zijn. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel Nijholt. De openbare vergadering wordt geschorst om in geheime zitting over te gaan. Na heropening der openbare vergadering worden de beraadslagingen voortgezet. De heer Oosterhoff merkt op dat onder de bepalingen van overname ook deze voorkomt: „Bij overgang der exploitatie aan de Gemeente wordt het personeel, dat op 9 Februari 1921 aan de Vennootschap verbonden is, in tijdelijken dienst over genomen, totdat over een al of niet vaste aanstelling zal zijn beslist." Spreker wou nu vragen of Burgemeester en Wet houders dienaangaande ook nadere toezeggingen kun nen doen. Hij weet dat bij de maatschappij herhaalde malen pogingen zijn gedaan om te komen tot een pen sioenregeling voor het personeel. Deze pogingen zijn echter mislukt door de slechte financieele omstandig heden der maatschappij. Men is er jaren mee bezig geweest en al is aan enkele personen een zeker pensioen verleend, zoodat tot op zekere hoogte uitvoering is gegeven aan dat denkbeeld, tot een afdoende regeling is men niet gekomen. Nu verbindt de gemeente zich alle schulden en verplichtingen der maatschappij over te nemen. Dat slaat natuurlijk hoofdzakelijk op de materieele verplichtingen. Doch dit, wat spreker naar voren brengt, is een moreele verplichting. Als er nooit sprake was geweest van een pensioenregeling dan zou deze geen noodzaak zijn; nu kan men haar echter niet ter zijde stellen. Spreker begrijpt dat de Voorzitter hem zal toevoegen dat de menschen, die in vasten dienst

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1921 | | pagina 6