132 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 April 1921. Wethouders opdracht, om het plan zooveel mogelijk uit te werken en beneden die toegestane 550,000. te blijven. Dan komt het college met definieve voor stellen bij den Raad en dan kan de Raad beslissen of hij met de voorgestelde inrichting van het slachthuis en van het terrein al dan niet accoord kan gaan. De heer De Vos kan, ook na hetgeen door den ge- achten wethouder Schaafsma is gezegd, niets anders zeggen, dan dat hij voor een groot deel wil staan op het standpunt, dat door den heer Fransen is ontwik keld. Het is volkomen waar, dat het ten slotte zoo is gegaan, dat Gedeputeerde Staten een verhooging van het crediet met 110,000.hebben geweigerd, maar spreker gelooft, als men den geheelen gang van zaken nagaat en alles wat men er van gehoord heeft, dat, als Gedeputeerde Staten goed op hun qui vive waren ge weest, ook die 550,000.— nooit was toegestaan. Als men de uitwerking van de Kroon leest dan vloeit daar tusschen door dat het zoo beschouwd wordt, dat een abattoir voor Leeuwarden een overtollige weelde is. Spreker wil er niet zoo heel veel meer van zeggen. Maar voor jaren heeft hij reeds gezegd dat hier in Leeuwarden aan niets meer behoefte is dan aan een centrale slacht plaats. Spreker stemt den heer Fransen volkomen toe dat men hier a tout prix wil doorzetten dat er een abattoir moet komen, doch hij meent dat dit hier over bodig is. Als Burgemeester en Wethouders zeggen dat zij het schema nader zullen uitwerken en daarbij dan ook nog eens een schema wilden maken van een ge wone centrale slachtplaats, dan gelooft spreker dat men tot een betere conclusie zou komen. Doch men wil het bouwen van een abattoir doorzetten. Spreker gelooft ook zeker de heer Fransen heeft het ook al gezegd dat, zooals in den regel zal blijken, tegen dat het klaar is, er nog een heeleboel moet gebeuren, voordat de zaak in orde is en het dus weer vrij wat meer geld zal moeten kosten. Dat hebben we met de uitvoering van groote werken niet een keer, maar meermalen gezien. De heer Fransen zegt wel dat Gedeputeerde Staten en de Kroon dan ook die verhooging zullen moeten toe staan, maar dit zou voor spreker nog de vraag zijn. Het kan ook zijn dat dit niet het geval is en dan de zaak onafgewerkt blijft staan. Spreker kan niet meegaan met het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De heer Fransen kan den heer Schaafsma de verze kering geven dat hij het stuk goed gelezen heeft. De heer Schaafsma (wethouder)Maar ook goed begrepen? De heer Fransen vervolgt dat de heer Schaafsma zegt dat spreker dan de laatste clausule maar moet lezen, maar spreker geeft de verzekering, dat hij ook die zeer goed gelezen heeft. De Raad weet nu echter wel wat de uitdrukking beteekent, dat nadere voorstellen zullen worden ingediend. Het is nu al vier maal gebeurd dat men hier hetzelfde ontwerp heeft gehad, al vier maal is dit verhoogd en al vier maal is het door den Raad aangenomen. En altijd ging men daarbij iets verder en verder. De heer Schaafsma zei zooeven dat dit, wat nu wordt voorgesteld, niet het ideaal is, dat was het eerste plan. Nu komt men met een veel bescheidener plan dat zal kosten 450,000.een plan dat lang niet het ideaal is. Maar nu stelt spreker zich voor dat, als men eenmaal bezig is, men zal trachten dit ideaal te berei ken, dat men den Raad daartoe ook zal trachten over te halen en dat de Raad daarin zal moeten meegaan, als het eenmaal zoo ver is. Zoodra de aanbesteding is gehouden of het werk in eigen beheer zal worden uitgevoerd komt men dan wel weer om verbeteringen aan te brengen. Dat is sprekers hoofdbezwaar. Men kan eenvoudig geen verhoogingen ontwijken nu er een be grooting van f 450,000.is, wat op zichzelf al niet zoo heel bescheiden is voor een gewone centrale slacht hak Bij spreker staat het vast dat het gedrag veel hooger wordt. De heer Schaafsma zegt wel dat de Raad zelf zal beslissen, maar als men eenmaal aan het werk is, dan gaat men toch boven het crediet. Dat is reeds meermalen gebeurd, het is niet de eerste maal. Nu vindt spreker het zoo jammer, dat de Raad niet inziet, dat hij zekerheid moet hebben, dat men niet boven de begrooting komt. Later wordt dan gezegd dat, als de Raad het had geweten, hij het niet zou heb ben gedaan. Dat is hier het verderfelijke: men begint hier met een bescheiden opzet en tracht onderhands het ideaal te bereiken. Spreker hoopt dat de Raad het voorstel niet zal aannemen, ofschoon hij er niet zoo erg gerust over is. De heer Jansen: Mijn standpunt wordt beheerscht door twee dingen: allereerst door centraliseering van de slachtgelegenheid en in de tweede plaats door het feit, dat wij nog altijd wachten op de vleeschkeurings- wet. De heer Schaafsma heeft deze een jaar geleden al aangekondigd, maar ik heb er nog niets van gehoord. De heer O. F. de Vries (wethouder)Hij is geen minister! De heer Jansen: Maar hij komt er wel. Ik zou graag weten hoe het er mee staat. Is er al iets naders van bekend en weet men al of Leeuwarden dan ook voor een dergelijk feit als nu zal worden geplaatst? De heer De Boer begrijpt eigenlijk niets van de rede voering, die de heer Fransen heeft gehouden. Dat ligt misschien aan sommige omstandigheden, maar de kwestie is enkel deze dat men hier in Leeuwarden staat voor de uitvoering van de vleeschkeuringswet. Nu moet men een van beide nemen: öf een keuringsdienst op het vleesch öf een abattoir. Nu staat de Raad in groote meerderheid op het standpunt dat een abattoir veel beter is dan een keuringsdienst, en verder staat men voor het feit dat er, niet zoo maar voor de grap een crediet van 550,000.is toegestaan en door Gede puteerde Staten is goedgekeurd. Nu is het enkel de vraag om dit crediet, zooals het thans is, over te bren gen naar de nieuwe begrooting. De Raad staat daarmee op het standpunt, waarop hij altijd heeft gestaan. De heer Fransen heeft gesproken van een sympathiek of minder sympathiek zijn van dit voorstel, maar spreker meent dat de Raad door aanneming van dit voorstel enkel zijn oud standpunt handhaaft en dat dus hierbij van een meer of minder sympathiek zijn geen sprake is. De heer Schaafsma (wethouder) zal niet trachten èn den heer De Vos èn den heer Fransen te overtuigen. Spreker kan de verzekering geven dat Burgemeester en Wethouders niet van plan zijn te doen, zooals door die heeren wordt verondersteld. Als er inderdaad sprake was van handelingen door Burgemeester en Wethou ders als waarvan de heeren De Vos en Fransen spreken, dan zou spreker zeggen: dan moet de Raad daar maar eens een eind aan maken. Daarover zal spreker dan ook maar niet verder spreken. De heer Jansen vraagt in de tweede plaats: de heer Schaafsma heeft den vorigen keer de vleeschkeurings wet aangekondigd, wanneer komt die? Nu is er gezegd dat spreker geen minister is, maar spreker kan toch wel zeggen dat de wet er inderdaad al is; zij is al door de Kamer aangenomen en de uitvoering van de vleesch keuringswet wacht nog slechts op het verschijnen van een paar Koninklijke besluiten, die, naar spreker meent te weten, al klaar zijn. De wet zal met ingang van 1 Januari 1922 volledig in werking treden en dat is Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 Apiil 1921. 133 dan ook de reden waarom Burgemeester en Wethouders zoo'n spoed met de zaak hebben gemaakt. Burge meester en Wethouders zullen, als de wet in 't begin van 1922 moet worden toegepast, dan moeten weten op welke wijze zij moet worden toegepast. Zij staan nu op het standpunt dat de beste uitvoering van de vleeschkeuringswet is: centralisatie van de slachtingen in een centrale slachtplaats met een koelhuis er bij. Zoo'n inrichting noemt men nu met een mooie naam een abattoir, maar het is eenvoudig een centrale slacht plaats met een koelhuis er bij, anders niets. De heer Fransen wil nog op dit eene punt wijzen, dat de heer Schaafsma liever niet wil antwoorden op hetgeen door de heeren De Vos en Fransen is gezegd. Spreker zou er echter juist vee! prijs op stellen, wan neer de heer Schaafsma wel wat wou zeggen tegen wat door de heeren De Vos en Fransen is gezegd. Spreker neemt gaarne aan dat Burgemeester en Wethouders niet met opzet van plan zijn te doen, zooals het door spreker werd voorgesteld, hij vertrouwt zelfs dat Bur gemeester en Wethouders nooit het opzettelijke plan daartoe hebben gehad. Maar de practijk leert dat het veelvuldig voorkomt en dat is juist sprekers bezwaar. De heer De Boer hoort dat door den heer Fransen wordt gezegd, dat men hier telkens voor het feit heeft gestaan dat er begrootingen worden overschreden. Maar spreker wil dan wijzen op den uitgebreiden woningbouw en op het bouwen van een groote school, gevallen, waarbij men niets heeft gehoord van verhoo ging der credieten. Dit heeft zich slechts bij een paar gevallen voorgedaan, welke echter een zeer diepen in druk op den heer Fransen schijnen gemaakt te hebben. Maar bij den woningbouw is dit niet het geval geweest en bij vele andere gevallen ook niet. Die legende, dat men hier altijd de begrootingen overschrijdt, moet hier geen opgang maken. De heer De Vos kan heel kort zijn. Alleen nog dit. Wanneer onverhoopt het voorstel van Burgemeester en Wethouders mocht worden aangenomen, dan wil spre ker het college in ernstige overweging geven niet te beginnen, zooals het vroeger heeft gedaan, met nu al materiaal te bestellen voor het slachthuis. Daar heeft men nu genoeg van; er ligt al voor 50,000.zooals men zegt, maar spreker gelooft dat er voor veel meer ligt en datzelfde materiaal zou nu voor de helft kun nen worden gekocht. Daarom zou spreker Burgemeester en Wethouders in ernstige overweging willen geven niet te denken: nu het crediet door den Raad is toe gestaan, kunnen we wel doorgaan en bij vernieuwing gaan bestellen. Hij zou in ieder geval het college willen aanraden geen stukje te bestellen vóór het definitieve besluit is gevallen. De heer Schaafsma (wethouder) zegt dat het goed is dat op de laatste opmerking van den heer De Vos even wordt geantwoord. Het is inderdaad waar dat er indertijd door Burgemeester en Wethouders een inrich ting voor het abattoir is gekocht, n.l. een inrichting voor een hangbaan. Waar het crediet voor het abattoir, dat men toen wilde bouwen, door Gedeputeerde Staten was goedgekeurd, konden Burgemeester en Wethou ders dit gerust doen. Zij hebben die inrichting gekocht voor een zeer lagen prijs; de heer De Vos bevestigt dit zelf, al was hij dit misschien niet van plan; hij zegt toch: daar ligt voor 50,000.een bedrag dat ik veel hooger begroot. Inderdaad ,als dat materiaal nu gekocht moest worden, zou men veel hooger prijs moe ten besteden. Het is indertijd een zeer voordeelige koop geweest in verband met de valuta. De heer De Vos zegt gesproken te hebben van den lagen prijs van 50,000.in dit verband, dat er inder tijd is gezegd, dat er voor 50,000.is gekocht, maar dat hij voor zich oordeelt dat daar ligt voor een veel grooteren prijs, dat er voor veel meer is gekocht. Dat materiaal kost nu de helft van den prijs, dus is het duur gekocht; men zou het nu voor 50 minder kunnen koopen. Daarom wil spreker aanraden nu niet weer vooraf materiaal te koopen. Hij heeft niet gezegd dat het materiaal is gekocht voor een lagen prijs, doordat de valuta laag was, maar hij heeft gezegd dat er veel meer ligt dan voor 50,000.is gekocht. En daarom raadt hij ernstig aan niet weer vooraf te koopen. De heer Berghuis (wethouder) lijkt het goed hier de pertinente verklaring af te leggen dat, wat er ligt aan materiaal, voor 50,000.is gekocht. Dat is er ook voor betaald en niets meer. De heer De Vos moet dus de overtuiging hebben, dat Burgemeester en Wet houders een goedkoopen koop hebben gedaan. De heer De Vos: Neen, een slechten koop. U hebt gekocht in een tijd dat de prijs van het ijzer 100 duurder was dan nu. De heer Berghuis (wethouder)Ik wensch te consta- teeren dat de heer De Vos heeft verklaard, dat hij over tuigd is, dat er voor meer waarde ligt dan 50,000. De heer De Vos: Neen, neen! Ik heb gezegd, niet dat er voor 50,000.is gekocht, maar: ik schat dat er voor meer dan 50,000.is gekocht. Nu zegt de heer Berghuis: er is maar voor ƒ50,000.Maar mijn be doeling was dat, als het met 50,000.betaald was, er op het oogenblik voor ƒ25,000.ligt. Terwijl de waarde toen 50,000.was, kan men het nu krijgen voor 25,000. De heer Schaafsma (wethouder) zegt dat het eigen lijk achternapraterij is wat de heer De Vos doet. Inder tijd is het materiaal gekocht, toen men van plan was om te gaan bouwen en toen was de ijzerprijs, gezien naar wat er toen voor betaald is, absoluut laag. Als de heer De Vos er meer van wil weten, dan kan hij zich wenden tot den belasting-ambtenaar, waarmee men zelf kwestie heeft gehad over de invoerrechten van een wagon ijzerwaren. Toen werd overgelegd de rekening van het bewerkte ijzer dat door de gemeente was be taald met 26 cent per Kilo, terwij! het onbewerkte ijzer toen 34 cent per Kilo kostte, heeft de belasting-ambte naar het niet willen gelooven dat de gemeente het ma teriaal franco had gekocht. Pas tegen overlegging van den koopbrief heeft deze er genoegen mee genomen. Als de heer De Vos zegt dat men op 't oogenblik die ijzerwaren kan koopen tegen de helft van den prijs van den gedanen koop, dan zou spreker zeggen dat, als de heer De Vos kans ziet, zoo'n koop te doen, hij het dan vooral moet doen; dan heeft hij gelegenheid om wat te verdienen. De gemeente Enschede wil wel graag het materiaal van deze gemeente overnemen; de Bur- meester dier gemeente, de heer Edo Bergsma heeft persoonlijk verklaard het materiaal wel gaarne te willen overnemen voor denzelfden prijs, die deze gemeente er indertijd voor heeft betaald. Spreker zou dus, als de heer De Vos kans ziet, het materiaal goedkooper te krijgen, tot hem willen zeggen: Ga dan naar Enschede, daar is wat voor U te verdienen. De heer De Vos: Erkent de heer Schaafsma dan niet, dat van alle kanten bekend is dat, sedert dit ijzerwerk is gekocht, de prijs van het ijzer minstens met 50 naar beneden is gegaan? Als er dus niets was gekocht, erkent de heer Schaafsma dan niet, dat nu hetzefde materiaal voor een zeer geringen prijs had kunnen worden gekocht?

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1921 | | pagina 8