146 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Mei 1921.
hebben, wier gezinnen nog buiten wonen. Het aantal
aanvragen aan de woningbeurs is in enkele maanden
reeds bijna 800 geworden, terwijl het nog eiken dag
stijgt. Bij de begrooting voor 1920 heeft spreker reeds
enkele cijfers genoemd en ook in het verslag der Ge
zondheidscommissie is gezegd, dat sedert 6 jaren geen
enkele woning onbewoonbaar is verklaard, terwijl sedert
1910 enkele onbewoonbaar verklaarde woningen nog
altijd zijn bewoond. In 't voormalige hotel-Weidema
zitten nog een 12-tal nette gezinnen, die noodig een
woning moeten hebben en in de Philantroop al stemt
spreker toe dat de meeste gezinnen daarin behooren
tot de paria's der maatschappij wonen toch ook
menschen, waarvoor de ellendige woningnood oorzaak
is geweest, dat zij in zoo'n beestenstal wonen. Dan zijn
er nog verschillende woningen, die voor gemeentelijke
doeleinden dienen te worden ingericht of moeten wor
den afgebroken voor verbetering der verkeerswegen.
Dit aantal bedraagt thans ongeveer 30. Als men nu dat
alles bij elkaar optelt, krijgt men de cijfers van 1919.
Toen is door spreker een schatting gemaakt omtrent
het woningtekort en het blijkt thans dat die schatting
bijna volkomen juist is. Het direct tekort bedraagt ruim
700 woningen, zoodat, als men iets wil doen voor de
volkshuisvesting, men er de eerste 5 a 6 jaren minstens
225235 per jaar bij zal moeten bouwen. En hoe ver
zijn we daarmee? Er nog lang niet aan toe. Er zijn
thans plannen in bewerking, in vergevorderden staat
en in aanbesteding betreffende 80 woningen van de ge
meente, 19 van Patrimonium, 65 van Ons Belang, 70
van St. Joseph en 169 van Volkshuisvesting. Dat is in
't geheel nog maar 403. Verder zijn er nog plannen be
kend van de vereeniging Beter Wonen, welke vereeni-
ging reeds een grondvoorschot heeft ontvangen voor
bouwterrein van 137 woningen en van een vereeniging
van spoorwegpersoneel betreffende den bouw van 65
woningen. Dat maakt dus in totaal 605 woningen.
Men ziet dus dat men er nog lang niet is,
men komt nog ruim 100 woningen te kort. Spreker zegt
dat het door hem genoemde tekort werkelijk bestaat;
hij gelooft, dat de door hem gegeven cijfers juist zijn
en als men anders meent, dan moet men dat straks maar
bestrijden. Maar spreker geiooft dat het wel goed is,
dat deze cijfers hier in den Raad eens worden genoemd,
ook omdat er buiten den Raad klanken worden gehoord
als: Waarom wordt al dat geld weggegooid; het is te
gek dat er zooveel woningen worden gebouwd, want
er is geen woningnood. Dat wordt gezegd, omdat er
werkelijk eenige woningen leeg staan. Maar dit zijn
woningen, die een koopprijs van 9000.a 13000.
moeten opbrengen, die dus een huurprijs van 700.
tot 900.moeten doen, wat dus naar een huurbere-
kening naar i/6 of 1/7 van het inkomen hierop neer
komt, dat de menschen, die deze woningen zullen be
trekken of koopen, een inkomen zullen moeten hebben
van 6000.— a 7000.Spreker gelooft dat aan die
woningen geen groote behoefte bestaat, maar wel be
staat er altijd nog een zeer groote behoefte aan goede
arbeiderswoningen. En hoe eerder daarin wordt voor
zien, hoe beter het is. Dit is is 't belang van de stad en
ook in 't belang van de verbetering van de volkskracht.
De heer Jansen verklaart dat de wethouder hem in
zijn antwoord zeer onbevredigd heeft gelaten. Wat
de opinie van den wethouder over den woningnood be
treft, is spreker het roerend met hem eens, hij is over
tuigd dat de wethouder met de cijfers welke hij heeft
weergegeven ofschoon spreker gelooft dat zij in wer
kelijkheid nog veel schriller zullen zijn zuiver bij de
waarheid is gebleven. Op sprekers vraag heeft de wet
houder echter niet geantwoord; spreker heeft niet ge
vraagd hoe groot de woningnood is, maar waarin ere
woningnood bestaat. Bestaat zij in het tekort aan
woningen van 5, 6, 7 en 8 gulden en niet in het tekort
aan arbeiderswoningen van 3 en 4 gulden? Spreker
gelooft dit laatste. De wethouder kan nu wel zeggen
dat de menschen een mooie woning krijgen, dat zij het
genot krijgen van een kamer, waar de kinderen kunnen
studeeren, dat zij een huis krijgen, waarin enkele mooie
kamers zijn, maar spreker wil dan vragen, hoe de wet
houder bij een gemiddeld arbeidersinkomen van onge
veer 30.nog kan denken aan studie en het genot
van mooie kamers. Spreker gelooft dat dit alles veel te
mooi is voorgesteld. Daarom vraagt hij nog eens, waar
het door de woningbeurs bekend kan zijn voor welk
bedrag de meeste aanvragen binnen komen op de
aanvraagformulieren moet toch ook worden ingevuld
welke huren men wenscht te besteden, zoodat men dit
kan weten waar dringt de woningnood het meest?
Dit heeft spreker niet gehoord en de wethouder zou hem
dan ook zeer verplichten, door die getallen te noemen.
Dan komt men op zuiverder terrein en dan zal in de
eerste plaats wel blijken dat het niet noodig is, wonin
gen van 5, 6 en 7 gulden te bouwen. Er heerscht wel
woningnood, maar niet van huizen met een huurprijs,
waar het hier om gaat.
De heer Van Weideren baron Rengers kan in wat de
heer Jansen zegt voor een groot deel geheel meegaan.
De wethouder zegt dat de woningen niet kleiner kun
nen worden gemaakt, maar spreker zou er op willen
wijzen dat het niet strikt noodzakelijk is dat het alle
woningen worden met 3 slaapkamers. Enkele woningen
zouden wel kunnen worden veranderd; spreker gelooft
dat de ministerieele beschikking, waarbij het maken
van 3 slaapkamers is voorgeschreven, is ingetrokken.
De heer Jansen heeft gezegd dat het opschuifsysteem
toch van de baan is en dat is het, wat spreker nu juist
niet met den heer Jansen eens is. Daarom zal hij dan
ook voor dit plan stemmen. Hij weet dat er in de be
staande woningen van de verschillende vereenigingen
menschen zijn, die gemakkelijk den huurprijs van deze
woningen kunnen besteden en nu acht hij het juist
wenschelijk, dat er ook een blok wordt gebouwd, waar
heen die menschen kunnen worden gebracht, waardoor
dan weer een gelegenheid om goedkooper te wonen vrij
komt. Dat is dan ook een van de reden, waarom spre
ker zijn stem wel aan dit plan zal geven.
De heer Oosterhoff wil graag beginnen met den wet
houder dank te betuigen voor de nadere inlichtingen,
welke spreker heeft gekregen en die hem er thans toe
zullen brengen om vóór dit plan te stemmen. Het spijt
hem alleen dat die inlichtingen pas nu zijn gegeven,
terwijl spreker toch al een paar maal zijn vraag heeft
gedaan en dit te meer nog, omdat men wist, dat onder
de bevolking een zekere strooming is, die meent dat
het een beetje hard gaat met den woningbouw. Spreker
is nu wel gedeeltelijk overtuigd, maar toch niet geheel
en al. De wethouder heeft nog enkele mededeelingen
gedaan zonder nadere toelichting, o. a. dat er per jaar
225 woningen bijgebouwd moeten worden. Dit zal aan
getoond moeten worden. Is het nu niet mogelijk dat de
toestand eens heel nauwkeurig op papier wordt uiteen
gezet? Van den inspecteur van het woningtoezicht, den
heer Thorn Prikker, heeft men indertijd eens zoo'n over
zicht gehad. Dit is natuurlijk verouderd, maar zou er
nu in dien geest niet een overzicht zijn te maken?
Spreker gelooft en nu hij over gelooven spreekt
moet hij opmerken dat het de meeste menschen wel
zal gaan als den heer Jansen, die gelooft dat er een
ontzettende woningnood is dat, wanneer men hen
voor het bewijs plaatste, zij met het aantoonen van
hetgeen zij gelooven vrij wat moeite zouden hebben.
En daarom meent hij dat men niet mag doorgaan voor
men deze bewijzen heeft. Hij zou daarom graag van
Burgemeester en Wethouders zien, dat deze kwamen
met een volledig overzicht van den toestand, opdat
men, voor men er mee doorgaat, kan zien of bouwen
nog noodig is. Hoe dankbaar spreker ook is voor de
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Mei 1921.
gegeven inlichtingen, deze zijn toch eenigszins vaag;
een bloote mededeeling dat er per jaar nog 225 wo
ningen bij gebouwd moeten worden mag nog wel wat
toegelicht worden. Ofschoon spreker volkomen ver
trouwen heeft in het college van Burgemeester en Wet
houders meent hij toch dat het zijn mededeelingen moet
bewijzen. Zij kunnen dat door opgave van de toename
der bevolking, van de onbewoonbaar verklaringen en
van alle verdere factoren, die op den woningtoestand
van invloed zijn. Spreker zou er bijzonder veel prijs op
stellen, wanneer Burgemeester en Wethouders met
volledige mededeelingen wilden komen omtrent den
woningtoestand.
De heer IJ. de Vries zou gaarne een vraag doen om
trent deze zinsnede betreffende het badhuis: ,,De Ver
eeniging verzoekt voorts in haar adres om de exploitatie
der badinrichting voor rekening der gemeente te
nemen". Wat is nu de bedoeling van dezen zin, zal de
vereeniging het badhuis exploiteeren en de gemeente
staan voor de eventueele tekorten of komt het geheele
beheer aan de gemeente? Er staat verder: „Wij zijn
van meening dat dit de juiste oplossing is. Het badhuis
toch dient geheel ten gerieve van de gemeenschap, zoo
dat ook een eventueel tekort op de exploitatie "ten laste
van die gemeenschap behoort te komen' Als dat zoo
is, dan is het ook veel eerlijker om direct te zeggen:
De vereeniging bouwt 169 woningen, wij nemen een
stuk grond daarvan over en bouwen er een gemeen
telijk badhuis. Deze zaak is spreker niet helder en hij
had daarover dan ook liever nog nadere inlichtingen.
Als het badhuis van de gemeente wordt, dan zou spre
ker er voor zijn, dat ook direct de grond in eigendom
kwam van de gemeente, maar blijft het badhuis aan de
vereeniging en zal de gemeente alleen bij eventueele
tekorten bijpassen, dan zou men zoo kunnen doorgaan.
Spreker zou er zich echter tegen verklaren, zooals het
nu is.
De heer Postnia heeft een kleine vraag naar aanlei
ding van hetgeen hij meent gehoord te hebben van
wethouder De Vries, die verklaarde dat er een 70-tal
menschen zijn, die hier wel werk hebben, maar die hier
nog steeds verstoken zijn van een woning, waardoor
hun gezinnen buiten de stad wonen. Nu leest spreker
op bladzijde 241 van bijlage 25 onder voorwaarde g:
„De vereeniging zal zorg dragen dat personen, die
de hun in eigendom toebehoorende woning vrijwillig
hebben verkocht of verhuurd, eerst in de laatste plaats
voor een van de in dit besluit bedoelde woningen in
aanmerking komen en dan alleen, indien zij een huur
betalen, die den kostprijs der woning dekt".
Kan deze bepaling nu ook voor dergelijke personen,
die wel vrijwillig hun woning verkoopen, maar toch
ook weer eenigszins daartoe gedwongen worden, wijl
zij buiten de stad wonen, ook moeilijkheden opleveren?
De heer O. F. de Vries (wethouder) geeft door
hoofdschudden te kennen dat dit niet het geval is.
De heer- Jansen zal kort zijn. De heer Rengers heeft
gezegd dat spreker zou hebben gesproken over een
vervallen van het opschuifsysteem. Spreker heeft echter
niet gezegd dat dit absoluut vervalt, maar wel in de
eerste jaren. We leven in dagen van teruggang; van
boven af wordt getracht de loonen daar te brengen
waar zij, volgens spreker, niet mogen zijn. En nu zal
ieder, die begint te rekenen en die een woning heeft
van 3.b.v. zeggen: in de huidige situatie zou ik
4.wel kunnen betalen, maar ik blijf toch maar liever
zitten, want we weten niet, wat ons te wachten staat.
Er is nu kans dat er 25 %van de loonen af gaat en dit
was voor eenige jaren niet het geval.
De heer Oosterhoff vraagt een bewijs van het groote
tekort. Laat men dan de sloppen en stegen maar eens
nagaan hier in de stad en de aanvragen om woningen,
die reeds zijn binnen gekomen. Telkens en telkens ziet
spreker in die sloppen en stegen weer de krotten, waar
van de bewoners zelfs niet met een aanvraag bij de
woningbeurs durven komen, omdat zij weten, dat zij
minstens met een huurprijs van 4.a 5.moeten
aankomen en dat zij, bij een lagere aanvraag, toch nul
op 't request krijgen. De nood is dus grooter, dan offi
cieel aan Burgemeester en Wethouders bekend is en
daarom heeft spreker gezegd dat de nood ernstiger is
dan de wethouder naar voren heeft gebracht.
De heer O. F. de Vries (wethouder) heeft bij zijn
vorig antwoord nog vergeten mevrouw Buisman te ant
woorden op haar vraag betreffende den prijs van het
badhuis. Spreker heeft er ook met den directeur en met
den architect van de woningvereeniging over gesproken.
Het badhuis van de gemeente bij de 80 woningen heeft
echter een oppervlakte, die bijna \y2 maal zoo groot
is als van dit badhuis. Den architect Baart heeft spre
ker gevraagd of het badhuis ook te laag was geraamd,
maar deze heeft spreker absoluut verzekerd dat daar
voor gebouwd kan worden.
Verder is het in de eerste plaats de heer Jansen, die
er nog eens op aandringt om kleinere woningen te bou
wen. Spreker begrijpt het standpunt van den heer Jansen
niet. Deze vergeet, dat de minister heeft gezegd dat hij
wel voorschotten wil geven voor het bouwen van
woningen, doch dat deze dan zoo en zoo moeten zijn in
gericht. Bij Burgemeester en Wethouders is al eens
getracht om een plan te maken en zij zullen hiermee
ook wel bij den Raad komen voor het allerkleinste
type van woningen voor die menschen, die de huur der
andere woningen niet kunnen betalen, maar die aller
kleinste woningen zullen, als zij volgens de circulaire
van den minister worden gebouwd, ook nog een huur
prijs van boven de 4.moeten opbrengen. Die wonin
gen zullen dan bevatten: kamer, keuken en boven 2 of
3 slaapkamertjes. Het grootste verschil is dus dat men
nog woningen kan krijgen met een huurprijs van even
meer als 4.terwijl die wonigen dan lang zoo goed
niet zijn ingericht.
De heer IJ. de Vries heeft nog gevraagd naar de bad
inrichting. De bedoeling is dat de minister een voorschot
geeft aan Volkshuisvesting en dat, als het gebouw klaar
is, de exploitatie en het bezit aan de gemeente komen.
De gemeente exploiteert dus de badinrichting.
Den heer Oosterhoff kan spreker nog antwoorden dat
de cijfers, welke hij heeft genoemd, positief juist zijn;
daar is niets aan te veranderen. Om precies een over
zicht op enkele tientallen nauwkeurig te geven gaat
zeer moeilijk; men heeft in groote steden getracht, dit
met uitgebreide bureaux te doen, doch daarbij komen
zooveel factoren in aanmerking, dat het voor een stad
als Leeuwarden niet is vast te stellen. Spreker is wel
bezig een overzicht samen te stellen, maar om dit pre
cies op 1 of 2 nauwkeurig te krijgen is niet doenlijk.
Binnenkort zullen echter wel de cijfers voor Leeuwarden
aan den Raad worden overgelegd, doch gunstiger dan
spreker ze heeft voorgesteld zijn ze niet. De woning
beurs geeft ook om de 14 dagen hare inlichtingen aan
de pers en daaruit kan men het ook wel zien.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi verklaart dat het
antwoord van den wethouder haar niet heeft bevredigd,
maar haar heeft versterkt in de overtuiging, dat we hier
een duren directeur van gemeentewerken hebben. Waar
hier evenveel water zal worden gebruikt als bij de
badinrichting van de gemeente en het aantal baden ge
lijk wordt geraamd, waarom moet dan het terrein van
de gemeente U/2 maal zoo groot zijn? Spreekster ge
voelt veel voor een badhuis, maar door het feit dat dit