192 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Juni 1921.
plaats den heer Jansen nog antwoorden dat het totaal
van de noodzakelijke aanvragen tot 4.— huur 120
bedraagt, terwijl het aantal boven de 4.huur 230 is.
Ten opzichte van wat de heer Oosterhoff zegt om
trent de plannen van de woningvereeniging „Leeuwar
den" kan spreker meedeelen dat van een aanvraag om
voorschotten voor den bouw van 180 woningen door
die vereeniging aan het college nog niets bekend is.
De heer Oosterhoff heeft verder nog het getal van 200
betreffende ingeschrevenen bij andere woningvereeni-
gingen aangevochten. Spreker heeft ook direct gezegd,
dat omtrent dit getal nog eenige twijfel mogelijk is.
Maar zelfs al telt men die 180 woningen er bij op en
rekent men die 200 er af, dan zal nog maar de balans
precies zoo zijn de heer Oosterhoff mag dan zeggen
dat uit de cijfers, die de Raad krijgt, blijkt, dat men al
eenigszins opschiet dat er nog een tekort aan wo
ningen is, al bedraagt dit dan niet zooveel als het met
die 200 zou bedragen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Punt 2 van het voorstel van Burgemeester en Wet
houders wordt met 22 stemmen tegen 1 stem aange
nomen. Tegen stemt alleen de heer De Vos.
De Voorzitter zou, hoewel de andere voorstellen zijn
aangehouden, hiervan nog niet willen afstappen, maar
wil er de leden op wijzen deze voorstellen nog eens ern
stig te bekijken. Spreker meent uit de debatten te heb
ben opgemerkt, dat er verschillende leden zijn, die be
zwaar hebben, dat er een nieuw politie-bureau moet
komen, welk voorstel zij als uitgangspunt van al deze
voorstellen beschouwen. Doch het bouwen van een
nieuw politie-bureau is niet het punt van uitgang. Het
stadhuis is het uitgangspunt, omdat dit positief te klein
is. Als dan ook niet gebeurt wat Burgemeester en Wet
houders voorstellen, dan moeten de leden, die daar
tegen zijn, maar zeggen wat er dan wèl moet gebeuren.
Ter secretarie zijn thans tweemaal zooveel inenschen
als in 1914; het personeel groeit er absoluut uit. En
wat de ruimte op het politie-bureau betreft, laat men
daar maar eens een bezoek brengen. Als de heeren dan
cok tot de overtuiging komen dat dit niet kan, laten zij
dan in overleg treden met den secretaris hoe het dan
wèl moet.
Dan is zoo straks in de gauwigheid ook het voorstel,
dat onder punt 1 van de voorstellen van Burgemeester
en Wethouders is aangebracht, aangehouden. Dit voor
stel betreft het aanbrengen van een huistelefoon die
men ook reeds heeft, doch die moet worden uitgebreid,
verbeterd en aangesloten op het rijksnet het aan
brengen van electrische verlichting, die reeds bij stukjes
en brokjes aanwezig is, en het uitbreiden van de cen
trale verwarming, die ook reeds hier en daar bestaat I
n.l. in raadszaal, in het zoogenaamde „Blanke ruim"
en in het archiefvertrek. Burgemeester en Wethouders
zouden het zeer op prijs stellen, wanneer tot deze
voorstellen heden nog kon worden besloten. De tele
foon kan dan in orde worden gemaakt, waarmede aan
het personeel de verschillende loopen naar de boden
kamer en het wachten op elkaar wordt bespaard. Verder j
kan de electrische verlichting, die slechts hier en daar
wordt gevonden de Secretaris heeft b.v. op zijn
kamer nog gaslicht en op andere vertrekken is half
gas-half electrisch licht in orde worden gemaakt.
Ten slotte is de centrale verwarming zoo, dat deze
noodig moet worden uitgebreid. Burgemeester en Wet
houders wenschen met een dergelijke kachel als daar
staat, op hun vergaderkamer niet meer te vergaderen.
Ten opzichte van het stadhuis is nog niets over de balk
gegooid; Burgemeester en Wethouders zouden daarom
gaarne willen dat de Raad heden nog het vereischte
crediet wenscht te verleenen. Zij zouden daarom van
den Raad een crediet van 5000.willen vragen. Het
is niet zoozeer de kwestie van de telefoon, waar het op
aankomt, maar de directeur heeft spreker gewaar
schuwd dat, als niet zeer spoedig tot uitbreiding der
centrale verwarming werd overgegaan, er dan dezen
winter niets meer van kwam. Persoonlijk kan spreker
wel dit zeggen dat zijn kamer met een gewone kachel
niet warm is te stoken, terwijl op de afdeeling Financiën
en op andere afdeelingen van de secretarie de bestaande
gaskachels de vertrekken niet voldoende kunnen ver
warmen. Daar zou men dus toch een partieele centrale
verwarming moeten hebben.
Spreker vraagt of de Raad het nog wil goedvinden
alsnog punt 1 te behandelen. Men kan er op staan om
ook dat te blijven uitstellen, maar naar sprekers inzicht
heeft dit noch met de uitbreiding van het stadhuis,
noch met het bouwen van een nieuw politie-bureau,
noch met verbouw van het perceel Groot Schavernek,
noch met het bouwen der woningen iets te maken.
De heer Zandstra meent dat er niets geen bezwaar
tegen is om nog heden het voorstel tot verlichting en
verwarming van het stadhuis te behandelen. Wanneer
het zoo noodzakelijk is en behandeling toch gebeuren
moet, dan stelt spreker voor het punt heden wel te be
handelen.
De Voorzitter: Wordt dit voorstel ondersteund?
Dit blijkt wel het geval te zijn.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel-Zandstra.
Aan de orde is dus thans punt 1 van bijlage 32.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Fransen zal niet spreken over de telefoon of
over het aanbrengen van electrisch licht. Hij wil alleen
een enkel woord zeggen over de centrale verwarming.
Zooals hij uit de stukken heeft gezien is daaromtrent
prijsopgave gevraagd aan een 2-tal personen en nu
heeft het hem eenigszins bevreemd, dat hier weer de
persoon, die in Leeuwarden woont en die meermalen
blijk heeft gegeven een goede verwarmings-installatie
te kunnen leveren, is uitgesloten. Het is meermalen
gebeurd dat deze firma de door anderen geleverde in
stallaties later moest opknappen en advies daaromtrent
geven. Spreker zou nu willen vragen, waarom de firma
Kroes weer is uitgesloten.
Verder zou spreker willen vragen ten opzichte van
het uitbreidingsplan, zooals dit door Burgemeester en
Wethouders is voorgesteld, n.l. dat het tegenwoordige
politie-bureau zal worden ingericht voor secretarie,
als het plan doorgaat niet met sprekers stem, omdat
hij heel andere ideeën hieromtrent heeft of dan een
nieuwe centrale verwarming en ook een nieuwe instal
latie daarvoor zal moeten plaats hebben, of dat men die
verwarming dan wil plaatsen op de tegenwoordige
installatie, 't Is mogelijk dat er rekening mee is ge
houden dat er opnieuw een speciale verwarming zal
worden geïnstalleerd voor het bijgetrokken gebouw.
Op deze twee vragen zou spreker graag een enkel ant
woord willen hebben.
De Voorzitter kan den heer Fransen alleen dit ant
woorden Öat het eigenlijk niet bepaald de bedoeling
was om een van deze twee firma's het werk te gunnen,
maar meer de kwestie om van deskundige firma's te
weten te komen, hoeveel het werk moest kosten.
Wat betreft de kwestie dat de firma Kroes andere
installaties heeft moeten verbeteren, spreker gelooft dat
dit maar één keer is voorgekomen.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Juni 1921. 193
De heer Fransen: Neen, meermalen.
De Voorzitter: Maar één keer hier.
De heer Fransen: In andere plaatsen.
De Voorzitter: Wat verder de kwestie van het ver
warmen van het bij te trekken deel betreft zijn Burge
meester en Wethouders van plan 't staat ergens in
de stukken indien later die vleugel er bij kwam,
de centrale verwarming daar op de dan hestaande
installatie aan te sluiten. Daarop zal men dus moeten
rekenen, wanneer de uitbreiding ondanks Uw stem toch
tot stand komt.
De heer Fransen: Dat is een kwestie die we later nog
wel zullen zien.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi vindt het toch
onpractisch dat, voordat het besluit tot uitbreiding van
het stadhuis is gevallen, met de centrale verwarming
wordt begonnen. Het lijkt haar dan toch beter dat men
tot alles ineens besluit. Voor de centrale verwarming
van het andere gedeelte zal dan toch later weer een
aparte bouwerij en brekerij noodig zijn.
De heer O. F. de Vries (wethouder) zou niet weten
waarom een aparte bouwerij en brekerij noodig zou zijn.
Het buizennet ligt er en het andere gedeelte wordt dan
eenvoudig op het bestaande aangesloten. De verwar
mingskachel is een kachel die uit ringen bestaat, welke
naar behoefte kunnen worden aangezet en afgenomen,
zoodat, als er gedeelten worden aangesloten, de kachel
voldoende capaciteit zal bezitten om beide gebouwen
te verwarmen.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi Zal de be
staande kachel dan een grootere capaciteit hebben?
De heer O. F. de Vries (wethouder): Neen, het is
een kachel, die bestaat uit ringen. Zet men er ringen
bij, dan wordt de capaciteit natuurlijk grooter. Dat is
mijn bedoeling.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
onder punt 1 van bijlage 32.
18 Agenda no. 19). Voorstel van Burgemeester
en Wethouders naar aanleiding van het aangenomen
voorstel van den heer Dijkstra omtrent oprichting eener
zwem-, of zwem- en badinrichting, c. q. tot aanvulling
der commissie ad hoe, vacature Nijholt.
Dit voorstel luidt als volgt:
In Uwe vergadering van 10 dezer werd een voorstel
aangenomen, om ons college uit te noodigen een onder
zoek in te stellen, omtrent de oprichting van een zwem-
of zwem- en badinrichting en zoo spoedig mogelijk
den Raad gegevens aan te bieden. Die aanneming geeft
ons aanleiding in het kort de geschiedenis van deze
aangelegenheid aan U weer te geven.
Den 22en October 1912 werd door den Raad besloten
in beginsel de medewerking van de gemeente toe te
zeggen tot oprichting en exploitatie van een bad- en
zweminrichting en eene commisie uit de burgerij te
vormen, welke zich zou belasten met de voorbereiding
van de plannen der inrichting. Naar aanleiding van het
werk der commissie is ons college met een voorstel voor
een zweminrichting bij den Raad gekomen. Toen dat
voorstel aan de orde was, den 13en April 1915, werd
door den heer Berghuis voorgesteld Burgemeester en
Wethouders te verzoeken alsnog ten spoedigste bij den
Raad te komen met plannen waardoor de oprichting
van een badinrichting in de stad binnenkort wordt ge
waarborgd en om hun tegenwoordig plan in zake de
oprichting van een zweminrichting terug te nemen en
na den terugkeer van normale tijdsomstandigheden te
komen met plannen voor eene zweminrichting, zoo
mogelijk overdekt.
Na aanneming van deze motie was de zaak weer
terug gebracht naar het in 1912 liggende uitgangspunt.
De uit de burgerij gevormde commissie was niet ge
negen hare medewerking te verleenen voor uitvoering
van gemelde motie, waarom den 13en Juli 1915 op
voorstel van den heer Berghuis werd goedgevonden
eene raadscommissie te benoemen met opdracht de
motie uit te voeren. De benoeming heeft plaats gehad
den 27en Juli 1915. Aangewezen werden de heeren
Berghuis, Hiemstra en Van Weideren baron Rengers.
Aan deze commissie dankt de gemeente het hotel
Weidema, dat voor badinrichting is aangekocht. Met
voorstellen alleen omtrent aankoop van dit pand is de
taak der commissie niet afgeloopen. Het hotel zal voor
het doel ingericht moeten worden. Gedurende den oor
log is daaraan om verschillende redenen niet gewerkt.
Bij het optreden van den Raad in zijne tegenwoordige
samenstelling werden daarom de leden voor de boven
bedoelde commissie nader aangewezen, n.l. de heeren
Nijholt, Rengers en Fransen. Door het aftreden als
raadslid van den heer Nijholt is in haar midden een
vacature ontstaan. Blijkens het voorgaande heeft de
commissie dus nog steeds tot taak verder uitvoering te
geven aan de motie-Berghuis, dit is thans nog: in de
eerste plaats het ontwerpen van een plan om het hotel
Weidema geschikt te maken voor badgelegenheid en
vervolgens, om te komen met plannen voor een zwem
inrichting, zoo mogelijk overdekt.
Thans komt Uwe Vergadering op intiatief van den
heer Dijkstra met eene uitnoodiging aan ons college
om de zaak uit de handen der commissie te nemen en
zelf aan het werk te gaan. Wij meenen aan die uitnoo
diging niet te moeten voldoen, tenzij de Raad de be
staande commissie van hare taak ontheft. Mocht de
Raad, gelet op zijn besluit in de voorlaatste vergadering,
dit laatste wenschen, dan dient dit nog uitdrukkelijk
te worden uitgesproken. In het tegenovergestelde geval
kan tot aanvulling der commissie worden overgegaan
en moeten Burgemeester en Wethouders de uitnoodi
ging, den 10 Mei 1.1. in de motie-Dijkstra ontvangen,
naast zich neerleggen.
De uitspraak die voor het tegenwoordige dus van
den Raad wordt verlangd strekt alzoo tot al of niet-
ontheffing van de raadscommissie ad hoe voor de bad
en zweminrichting van hare taak, c.q. gevolgd door
eene aanvulling der commissie in de vacature-Nijholt.
De Voorzitter deelt mede dat van den heer Dijkstra
het volgende voorstel is ingekomen:
„Ondergeteekende stelt voor, de commissie ad hoe,
bedoeld bij punt 19 der agenda, van de haar opge
dragen taak, onderzoek zwem- en badinrichting, te
ontheffen".
De beraadslagingen worden geopend.
Den heer IJ. de Vries komt het voor dat de commissie
toch niet geheel overbodig is.
De heer Oosterhoff zal zijn stem nooit aan het voor-
stel-Dijkstra kunnen geven, zoolang niet de commissie
zelf haar mandaat neerlegt. Men kan de commissie nu
maar niet zonder meer naar huis sturen dat is geen