194 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Jnui 1921. houding tegenover zijn medeleden. Als de commissie zelf haar mandaat neerlegt, kan spreker in het voorstel meegaan, anders niet. De Voorzitter wil opmerken, dat de eenige manier, om deze commisie uit de wereld te krijgen, is, dat de Raad de commissie opheft. De leden zelf mogen niet bedanken en als zij bedanken dan moeten er nieuwe leden komen. De eenige manier, die mogelijk is om een commissie ad hoe te doen verdwijnen is dus deze. En wat het zoo naar huis sturen betreft, de heer IJ. de Vries kwam er tusschen, maar spreker had de heeren leden der commissie nog willen bedanken. De heer Oosterhoff is het niet met den Voorzitter eens. De leden der commissie kunnen bedanken en dan kan de Raad besluiten tot het niet weder instellen der com missie. De heer Dijstra vraagt of men in de eerstvolgende vergadering dit voorstel niet zou kunnen behandelen. Dan hebben de heeren gelegenheid en tijd om voor hun lidmaatschap te bedanken. De Voorzitter: Wou U aanhouden? De heer Dijstra: Ik voel er iets voor om de commissie niet zoo aan kant te zetten. Dat heeft geen doel. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel-Dijkstra wordt met algemeene stemmen aangenomen. De Voorzitter zegt dat, nu de commissie is opgeheven, hem als voorzitter dezer vergadering de taak rest om de commissie te bedanken voor wat zij voor de ge meente heeft gedaan. De commissie heeft het plan gehad om het voormalig hotel-Weidema, dat daartoe is aan gekocht, te maken tot zwem- en badinrichting. Ten slotte is het echter anders gekomen, vooral, nu op ver schillende punten van de stad kleinere badinrichingen worden gesticht. De commissie heeft echter met het bestudeeren van het vraagstuk een goed werk gedaan, zij heeft getracht, de taak, die haar was opgelegd, tot een oplossing te brengen, doch de oorlog is oorzaak geweest dat hare werkzaamheden niet zijn doorgegaan. Intusschen zij deze raadscommissie 's Raads dank gebracht voor de moeite, die zij in het belang der gemeente heeft gedaan. 19 Agenda no. 20). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging van de verordening tot heffing van leges bijlage no. 30). De beraadslagingen worden geopend. De heer De Vos vindt hier een voorstel om de huwe lijksvoltrekkingen le klas, waarvoor de kosten 75. bedragen, met 25.te verhoogen, wanneer een extra looper wordt gelegd. In de eerste plaats wil het hem nu voorkomen, dat met 75.al meer dan voldoende wordt betaald, maar ook heeft hij nog nooit ergens kunnen lezen hoever de looper moet worden uitgelegd. Dat staat in geen enkele verordening. Spreker gelooft dat de menschen, die le klas trouwen, het recht hebben om uit het rijtuig direct op een looper te stappen; dat kan men ten minste even goed zeggen. Spreker weet dan ook geen enkele reden waarom men hier een on derscheiding in le klas A en le klas B zal maken; de ambtenaar van den burgerlijken stand zal nu toch aan de menschen moeten vragen of zij le klas A of le klas B willen trouwen, voor 75. of voor 100. De Voorzitter zegt dat de bedoeling altijd was dat de looper tot de voordeur werd gelegd. Er waren echter enkelen, die het mooier vonden, wanneer zij ook op de stoep werd gelegd. Dit werd dan gevraagd en omdat Burgemeester en Wethouders nu hebben gemerkt dat sommigen daar erg op gesteld waren, hebben zij ge zegd: laat men daar dan ook maar iets voor betalen. De bedoeling was altijd dat de looper werd gelegd tot de voordeur. De heer De Vos: Dat staat nergens. De Voorzitter: Dat is nu bepaald dat de looper voor le klas huwelijksvoltrekkingen wordt gelegd tot de voordeur en dat voor een extra looper 25.moet worden betaald. Den heer De Vos wil het dan nog beter voorkomen dat men voor le klas trouwen 100.leges heft. Nu krijgt men twee le klassen en zal men iemand moeten vragen of hij le klas A of le klas B wenscht te trouwen. De heer De Boer: Bereken het per vierkante meter, dat is nog beter. De Voorzitter: De huwelijksvoltrekking le klas blijft 75.en wil men er een extratje nog bij dan betaalt men 25.meer. Maar sommige menschen meenden dat zij recht hadden op een looper op de stoep en dat was niet zoo. Daarom hebben Burgemeester en Wet houders gezegd: ze kunnen het krijgen, maar moeten het dan ook extra betalen. Wie niet wil, behoeft het niet te doen. De heer Oosterhoff merkt op, dat aan het eind van punt IV staat: „Het in dit artikel bedoelde recht wordt niet ge heven, indien het bouwen of verbouwen geschiedt door of voor rekening van de gemeente of indien de aanvrage om vergunning, ter beoordeeling van Bur gemeester en Wethouders, klaarblijkelijk geschiedt in het belang der volkshuisvesting of met het oog op den bouw van arbeiderswoningen". Spreker zou nu willen voorstellen deze laatste zin snede: „of met het oog op den bouw van arbeiders woningen" te laten vervallen. Deze toevoeging is toch absoluut overbodig zoolang de bouw van arbeiders woningen plaats heeft in het belang der volkshuisves ting, want dan kan immers vrijstelling gegeven worden. Maar spreker kan zich voorstellen dat er, al zal dit voor- loopig niet het geval zijn, weer een tijd zou kunnen komen dat het bouwen dezer woningen weer geschiedt uit winstbejag en dan ziet hij niet in dat er dan, alleen omdat het arbeiderswoningen betreft, vrijstelling moet worden gegeven van leges. Als het bouwen voor vrij stelling in aanmerking komt, dan kunnen Burgemeester en Wethouders ook die vrijstelling geven, maar zoodra dat niet het geval is, wanneer b.v. een eigenbouwer alleen die woningen gaat bouwen om ze te verhuren of te verkoopen, dan dient er geen vrijstelling van leges te worden gegeven. De Voorzitter wil opmerken dat deze zinsnede is over genomen uit de verordening op de bijdragen tot het voortdurend onderhoud der straten. Daar staat het ook precies zoo en daaruit is het letterlijk overgenomen. Spreker ziet ook niet in, wanneer het slot van de zin wordt weggelaten, dat Burgemeester en Wethouders de vrijheid zouden hebben om. wanneer hun dit goed toe dacht, vrijstelling te geven. Met die mogelijkheid is in de verordening rekening gehouden, maar als men deze zinsnede in het artikel schrapt, dan is het Burgemeester en Wethouders niet mogelijk vrijstelling te geven. Zij U Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Juni 1921. 196 hebben geen algemeene machtiging om vrijsteling te geven; als men dat wilde, dan zou men daartoe nog een artikel in de verordening moeten brengen. De heer Oosterhoff stelt zich de zaak zoo voor, dat al die bepalingen, ook het verleenen van vrijstelling in het voortdurend onderhoud van straten, in het leven zijn geroepen om daarmee den bouw van arbeiders woningen te bevorderen. Die bepaling is bedoeld te werken onder den druk van de tegenwoordige tijdsom standigheden, doch heeft geen zin meer, als de bouw van arbeiderswoningen weer een winstgevend bedrijf wordt. En wie zal zeggen dat dit binnen enkele jaren niet het geval zal zijn? De prijzen van de materialen zijn toch nu ook reeds gedaald. Daarom acht spreker de eerste zinsnede, die Burgemeester en Wethouders het recht geeft voor alle soorten van woningen, dus ook voor arbeiderswoningen, vrijstelling te verleenen, vol doende. Zoodra de toestand anders wordt, kunnen zij dan die vrijstelling inhouden. Zooals het hier staat zouden zij echter, omdat er bij staat „met het oog op den bouw van arbeiderswoningen" de vrijstelling steeds moeten geven en dat is toch de bedoeling niet. De Voorzitter: Dient U een amendement in? De heer Oosterhoff: Ja, ik zou de laatste zinsnede: „of met het oog op den bouw van arbeiderswoningen", willen laten vervallen. Spreker dient dit amendement in. De Voorzitter: Wordt dit amendement ondersteund? Dit blijkt wel het geval te zijn. De heer De Boer zou zeggen dat het bezwaar van den heer Oosterhoff niet gegrond is. Als de tijd mocht komen, dat weer zonder verlies kan worden gebouwd, dan is het altijd nog tijd om een streep door dit deel der verordening te halen, terwijl, als deze zinsnede er nu niet in voorkomt, dit misschien een belemmerende bepaling zal wezen. De heer Oosterhoff acht het zonder deze zinsnede absoluut geen belemmerende bepaling. Zoodra Burge meester en Wethouders oordeelen dat de bouw is in het belang der volkshuisvesting, kunnen zij de vrijstel ling verleenen. De Voorzitter deelt mede dat het amendement van den heer Oosterhoff door Burgemeester en Wethouders wordt overgenomen. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt, met inachtneming van de wijziging in punt IV door het amendement-Oosterhoff, met algemeene stemmen aan genomen. Niets meer te behandelen zijnde, wordt de vergade ring door den Voorzitter gesloten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1921 | | pagina 14