172 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Juni 1921.
daarin geen aandeel. De directeur heeft uitdrukkelijk te
kennen gegeven dat de opslag geheel voor eigen reke
ning en risico van de firma moest geschieden.
De heer De Boer weet niet of hij hierop een antwoord
kan krijgen, maar wil vragen, of het door Gedeputeerde
Staten voorgeschreven systeem ook door hen zelf wordt
toegepast of dat daarvan door hen ook wel wordt af
geweken. Spreker vindt dat men toch niet een ander
een regel kan opdragen, die men zelf niet toepast. Hij
weet niet of er op zijn vraag antwoord kan worden
gegeven, maar zou dit wel van belang achten.
De heer Fransen begrijpt dat de gemeente er dus
geen schade bij kan hebben dat het materiaal daar ligt.
Maar in elk geval neemt dan toch iemand voor eigen
risico een groot deel van het openbaar terrein der ge
meente in beslag. Spreker vindt dat die dingen toch
niet moesten kunnen bestaan. Wie weet hoeveel maan
den dat materiaal daar zal liggen. Al dien tijd zal het
dan voor risico van een particulier liggen op het open
baar gemeenteterrein.
De Voorzitter zegt dat den heer De Boer waarschijn
lijk wel een antwoord kan worden gegeven op zijn
vraag, doch niet door spreker. Dan moet hij aan een
ander adres wezen.
Van den heer Fransen krijgt spreker het idee dat,
nu dezen de grond onder de voeten is weggezakt, hij
zich vastklampt aan iets anders. Hij komt nu op het
geweldig stuk gemeentegrond, waarop het materiaal is
opgeslagen. Dat stuk grond is echter toch zoo groot
niet en dat het materiaal daar nu in dien hoek bij de
Oude Waag zoo schrikbarend in den weg ligt, zou
spreker toch ook niet zeggen. Een andere kwestie is,
of het goed is geweest. Maar hoe is het gegaan. Er
komt een aanbieding tot een zeker bedrag bij den di
recteur. Deze kan er zich mede vereenigen en het blijkt
dat ook Burgemeester en Wethouders er mee accoord
gaan. Als het raadsbesluit is gevallen, wordt vermoed
dat ten slotte ook Gedeputeerde Staten geen bezwaar
zullen maken en zoo heeft de firma ondershands ge
hoord dat zij, behoudens goedkeuring van Gedeputeerde
Staten, op het werk kan rekenen. Nu kon de firma
misschien op een geschikte manier het materiaal hier
krijgen, zij heeft er waarschijnlijk ook eigen belang bij
dat er wordt voortgemaakt en vraagt daarom het mate
riaal hier voor eigen risico te mogen opslaan. De di
recteur heeft ook uitdrukkelijk gezegd het kan wel,
maar Gedeputeerde Staten moeten het nog goedkeuren;
het is dus geheel voor uw eigen risico. Het eenige,
wat men nu nog zou kunnen doen is, de firma Boese
winkel te vragen zooveel cent per M-. te betalen
voor het in gebruik hebben van gemeentegrond.
Maar spreker meent niet dat men kan zeggen
dat deze opslag het verkeer hindert. Hij geeft
volkomen toe, dat het niet mooi staat, maar dat is ook
grootendeels gekomen, doordat de keien door het hek
zijn heengevallen.
De heer Visser wil even een vraag stellen in verband
met wat terloops door den heer Fransen is gezegd,
dat men niet meer voor feiten moet komen te staan als
bij het abattoir, waar nu voor een halve ton ijzer ligt te
verroesten. Spreker gelooft niet dat dienaangaande
eenig verwijt tot Burgemeester en Wethouders kan
worden gericht. Is dat materiaal niet gekocht toen op
de eerste begrooting van het abattoir de sanctie van
Gedeputeerde Staten was verleend? Spreker gelooft
dat het college van Burgemeester en Wethouders in de
rechtmatige uitoefening van zijn taak was, toen het den
koop heeft gedaan. Er was sanctie van Gedeputeerde
Staten om het abattoir te bouwen, toen de materialen
zijn gekocht. Spreker gelooft daarom dat het verwijt
van den heer Fransen aan het adres van Burgemeester
en Wethouders hier niet op zijn plaats is.
De Voorzitter gelooft dat men nu wat buiten de orde
geraakt. De Raad gaat nu weer in de kwestie van het
abattoir verzeilen, terwijl hij zoonet nog in de keien zat.
Spreker is erg blij dat de heer Visser Burgemeester en
Wethouders gaat verdedigen, maar als dat noodig was
zou spreker het zelf wel hebben gedaan. Hij wil echter
niet buiten de orde gaan, maar gelooft, dat de heer
Visser volkomen gelijk heeft.
De beraadslagingen worden gesloten.
Punt 2c wordt voor kennisgeving aangenomen.
3. bericht van den heer M. Schaafsma dat hij we
gens vertrek uit de gemeente ontslag neemt als lid van
den Gemeenteraad.
4. rapporten omtrent de opneming van de kas en
de boeken van de gemeentelijke gasfabriek en het ge
meentelijk electriciteitbedrijf en de kas van het bedrijf
der gemeentewerken, het gemeentelijk grondbedrijf en
het gemeentelijk woningbedrijf.
5. dankbetuiging van H. Annema voor de benoeming
lot directeur der te openen H. B. S. met 3-jarigen cursus
en daarop aansluitende handelsschool met 2-jarigen
cursus, welke benoeming hij verklaart aan te nemen.
De punten sub 35 worden voor kennisgeving aan
genomen.
6. schrijven aan Burgemeester en Wethouders van
de commissie van toezicht op het lager onderwijs,
waarbij, naar aanleiding van het verzoek van Burge
meester en Wethouders, wordt geadviseerd omtrent de
openbaarheid van hare vergaderingen.
De meerderheid der commissie geeft in overweging,
hare vergaderingen niet in het openbaar te houden.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Zandstra vraagt of het niet wenschelijk zou
zijn dat Burgemeester en Wethouders op dit schrijven
prae-advies uitbrachten. Uit het schrijven blijkt dat de
minderheid der commissie geen bezwaar heeft om de
vergaderingen in het openbaar te houden. Waar hier
dus twee meeningen zijn, acht spreker het wel wen
schelijk de zaak eens van naderbij te bekijken.
De Voorzitter wil den loop van zaken nog even rele-
veeren voor hen, die 't niet weten. De Wethouder van
Onderwijs heeft toezegging gedaan dat aan de Com
missie van Toezicht zou worden gevraagd, hoe zij over
de openbaarheid harer vergaderingen dacht. Het oor
deel der commissie wordt nu eenvoudig door Burge
meester en Wethouders aan den Raad meegedeeld. Er
zijn geen bepaalde voorstellen; waren deze er, dan
hadden Burgemeester en Wethouders daarop prae-
advies gegeven. Maar dit is eenvoudig een mededeeling
als gevolg van een toezegging, die indertijd den Raad
is gedaan.
De heer Dijstra merkt op dat in de stukken aan de
orde komt de vraag of de gemeenteraad wel competent
is, de openbaarheid der vergaderingen aan de commissie
voor te schrijven. Is dat een regeling, die aan de com
missie zelf behoort, ja of neen? Spreker zou op deze
vraag eerst gaarne een bevredigend antwoord willen
hebben, omdat deze kwestie zijns inziens de geheele
verdere bespreking van dit punt beheerscht.
De Voorzitter antwoordt, dat zijns inziens de Raad
wel competent is, om in de verordening te zetten, dat
de vergaderingen der commissie in het openbaar moeten
worden gehouden. Als de Raad dit echter doet, is het
een tweede kwestie, wat de commissie zal gaan doen.
De Raad kan het wel in de verordening zetten, maar of
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Juni 1921. 173
de commissie dan wel van plan zal zijn om vergaderin
gen te houden en of zij dan niet in haar geheel weg zal
«aan, is een andere kwestie.
De heer De Boer weet het niet met zekerheid, maar
meent, dat er een voorstel was van den heer Zandstra
en spreker om de vergaderingen der commissie open
baar te doen zijn, en dat deze vraag aan de commissie
naar aanleiding van dat voorstel is gedaan. Dat voorstel
zou dan moeten zijn ingediend bij de begrooting van
1920.
De Voorzitter zegt dat Burgemeester en Wethouders
de zaak wel eens willen nakijken, maar dat zij meenden,
dat het is, zooals spreker heeft gezegd. Als er werkelijk
een voorstel is geweest, dan zal daar wel iets mee ge
beurd zijn, dan zal het wel om prae-advies in handen
van Burgemeester en Wethouders zijn gesteld. Spreker
weet het niet, maar hij gelooft dat de kwestie zoo is,
dat niet een voorstel is gedaan, maar alleen de wen-
schelijkheid is geuit, om de vergaderingen in het open
baar te doen houden.
De heer De Boer: Ik weet het ook niet zeker.
De Voorzitter: Mocht prae-advies noodig zijn, dan zal
door Burgemeester en Wethouders prae-advies worden
uitgebracht.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met deze toezegging van den Voorzitter wordt het
schrijven sub 6 voorloopig voor kennisgeving aange
nomen.
7. adres van de woningbouwvereniging van spoor-
en tramwegpersoneel ,,De Goede Woning" te Leeuwar
den om haar terreinen aan het stratenplan ten zuiden
van den Harlingerstraatweg in erfpacht af te staan,
haar een voorschot te verleenen van ten hoogste
382,000.en een jaarlijksche bijdrage a 5 in het
exploitatietekort, onder voorwaarde, dat het Rijk 75
van dat jaarlijksch tekort vergoedt.
Wordt in handen gesteld van Burgemeester en Wet
houders om prae-advies.
8. dat Burgemeester en Wethouders:
a. hebben aanvaard voor het Princessehof een
schoorsteenstuk, tafeltje, spiegel en tinnen borden, ge
schonken door mej. H. Lobry van Troostenburg de
Bruijn, aan wie daarvoor dank is betuigd;
b. bij openbare aanbesteding hebben gegund den
bouw van 65 woningen en een winkelhuis op een terrein
tusschen den Groningerstraatweg en het Cambuurster-
pad aan H. Brink Jr. te Muntendam voor 342,567.
c. aan de afdeeling Leeuwarden van de Nederland-
sche vereeniging voor Vreemdelingenverkeer in gebruik
hebben afgestaan het Beurslokaal op 28, 29 en 30 Juni
e.k. voor het houden van eene fotografietentoonstelling,
tegen vergoeding van de door de gemeente te maken
onkosten.
De mededeelingen sub 8ac worden voor kennis
geving aangenomen.
d. naast den opzichter, tevens waarnemend direc
teur der gemeentereiniging, hebben belast met de hoofd
leiding van dien tak van dienst W. C. A. Hofkamp, oud
directeur der gemeentewerken en reeds tijdelijk werk
zaam geweest als waarnemend directeur der gemeente
reiniging.
De Voorzitter formuleert deze mededeeling als volgt:
Burgemeester en Wethouders deelen den Raad mede
dat ook naar aanleiding van het ontslag nemen van den
betrokken wethouder tijdelijk aan het hoofd der Ge
meentereiniging is gesteld de heer W. C. A. Hofkamp,
die vroeger ook waarnemend Directeur van dat bedrijf
is geweest.
Mede in verband met in de stad loopende geruchten
omtrent fraude of diefstal deelen zij mede, dat dienaan
gaande hun niets is gebleken, en alleen door den be
trokken wethouder en den waarnemenden Directeur het
beheer van het bedrijf niet met de noodige zuinigheid
is gevoerd, zoodat zij daarom na de ontslagname van
den wethouder bovenbedoelden maatregel meenden te
moeten treffen.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Jansen meent, in aansluiting met de mede
deeling van Burgemeester en Wethouders, in dezen iets
naar voren te moeten brengen. Hij zal natuurlijk niet
ingaan op het financieel beheer van den wethouder der
Bedrijven. Maar er gaat een hardnekkig geruchtdat
spreker persoonlijk ernstig heeft onderzocht inzake
koop door den wethouder der Bedrijven van een polder
te Echten, waarheen, terwijl de gemeente zelf in het be
zit is van een polder, het waardeloos vuil der gemeente,
dat daartoe eerst opzettelijk werd opgehoopt, werd
vervoerd. Spreker is tot het besluit gekomen dat er
meer waardeloos vuil naar den polder, in eigendom bij
den heer Schaafsma en anderen, is vervoerd, dan ooit
het geval is geweest en dat dit is gebeurd met de toe
stemming van Burgemeester en Wethouders. De om
vang, dien het vervoer heeft aangenomen, is van dien
aard, dat spreker meent, dat dit punt hier ter sprake
moet worden gebracht; het is inderdaad een maand lang
geweest, n.l. van 15 Februari tot half Maart, dat het
waardeloos vuil van de gemeentereiniging in groote
massa's werd vervoerd naar de Echtener polder door
gemeentepersoneel, gemeentesleepboot en -voertuigen.
Dit heeft de gemeente minstens een twee a drieduizend
gulden gekost en dat enkel ten bate van één persoon,
den wethouder der Bedrijven. Spreker zou Burgemeester
en Wethouders ernstig willen verzoeken of zij deze
zaak willen onderzoeken en den Raad nadere inlichtin
gen verschaffen, opdat ook hierover eenig licht worde
ontstoken. Moge er dan zooals de Voorzitter heeft
gezegd al geen fraude zijn gepleegd, dan gelooft
spreker toch dat hier van een ernstige misvatting van
den wethouder der Bedrijven is te spreken. Spreker
gelooft dat de Raad en de gemeente het recht hebben,
te weten, hoe die zaak in elkaar zit.
De heer O. F. de Vries is intusschen ter vergadering
verschenen.
De heer Fransen zou een enkele vraag willen stellen
naar aanleiding van een artikel, dat voorkomt in het
blad ,,De Gemeenschap". Spreker gelooft dat dit blaadje
is van de communistische werklieden
De heer De Boer: Leest U dat?
De heer Fransen: Neen, ik lees het niet, maar het
wordt mij geregeld thuis gestuurd en nu viel mijn
oog op een artikel, waar met dikke letters in stond
,,de S. D. A. P." Van wat daar staat zou ik graag een
tegenspraak van Burgemeester en Wethouders hebben,
omdat het een ernstige zaak is. Er staat dat een lid van
net college van Burgemeester en Wethouders zoodanige
handelingen heeft gepleegd, dat het college dat lid
direct heeft geschorst in zijn functie als wethouder der
gemeente. Ik zou graag willen weten of dit waar is of
dat het een insinuatie is.
De heer Oosterhoff heeft de mededeeling gehoord dat
den heer W. C. A. Hofkamp is opgedragen toezicht te
houden op het beheer van de gemeentereiniging, omdat
het beheer van den wethouder en van den waarnemen-